Page 9 of 364
IN
E
7
OPENEN
Achterklep
Panoramadak
1.
Zonnescherm openen.
1.
Ontgrendelen van de auto.
2.
Openen van de achterklep.
85
107
2.
Zonnescherm sluiten.
Page 10 of 364

IN
E
8
INTERIEUR
Elektrische parkeerrem
Dit systeem trekt
de parkeerrem auto-
matisch aan
bij het afzetten van de mo-
tor en zet
deze weer automatisch vrij
bij
het wegrijden.
De parkeerrem kan ook handmatig wor-
den aangetrokken en vrijgezet.
141
Audio- en communicatiesystemen
Deze systemen kunnen zijn voorzien
van de nieuwste technologie: Peugeot
Connect Sound de MP3-compatible, de
Peugeot Connect USB, Peugeot Connect
Bluetooth, de Peugeot Connect Com 3D
of Peugeot Connect Nav+ met wegklap-
baar kleurendisplay 16x9, het JBL audio-
systeem, de AUX-aansluitingen.
275
Head-up display
Dit systeem projecteert in het gezichts-
veld van de bestuurder een aantal ge-
gevens over: de wagensnelheid, de
snelheidsregelaar/-begrenzer en de
"Distance alert".
149
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
Met dit systeem kunnen de bestuurder en de voor-
passagier naar eigen wens een comfortniveau instel-
len. Het systeem zorgt ervoor dat dit niveau vervol-
gens automatisch wordt gehandhaafd, onafhankelijk
van de weersomstandigheden.
60
Peugeot Connect
Sound 329 Peugeot Connect
Nav+ Peugeot Connect
USB 254,
310,
336
Peugeot Connect
Bluetooth 259,
297,
339
Peugeot
Assistance 228
Peugeot Connect
Com 3D 231
Page 11 of 364
IN
E
9
COCKPIT
1.
Schakelaar snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer.
2.
Hendel stuurwielverstelling.
3.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
4.
Instrumentenpaneel.
5.
Airbag bestuurder.
Claxon.
6.
Versnellingshendel.
7.
Elektrische parkeerrem.
8.
12V-aansluiting.
9.
Bediening panoramadak.
10.
Opbergvak bestuurderszijde
(Instructieboekje).
11 .
Hendel motorkapontgrendeling.
12.
Schakelaars buitenspiegels.
Schakelaars ruitbediening.
Kinderbeveiliging.
13.
Handmatig verstellen van de
koplampen.
14.
Schakelaar alarm.
Schakelaar parkeerhulp.
Schakelaar dynamische
stabiliteitscontrole (ESC/ASR).
Schakelaar uitschakelen Stop &
Start-systeem.
15.
Zijruitontwaseming.
16.
Voorruitontwaseming.
Page 12 of 364
IN
E
10
COCKPIT
1.
Contact-/stuurslot.
2.
Stuurkolomschakelaar audio- en
telematicasysteem.
3.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Head-up display.
6.
Multifunctioneel display.
7.
Uitschakelen passagiersairbag.
8.
Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
9.
Dashboardkastje - Aansluitingen
audio/video.
10.
Middenconsole.
11 .
12V-aansluiting.
12.
Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
13.
Audio- en telematicasysteem.
14.
Tuimelschakelaars:
- head-up display,
- alarmknipperlichten,
- "Distance alert",
- centrale vergrendeling.
Page 13 of 364
IN
E
11
COMFORT
Bestuurdersstoel
In lengterichting
In hoogte
Handmatig verstellen
63
Elektrisch verstellen
64
Rugleuningverstelling
Page 14 of 364
IN
E
12
COMFORT
Voorstoelen
Hoogte- en hoekverstelling van de
hoofdsteun
Lendensteun
65
Stuurwiel verstellen
1.
Ontgrendelen van het stuurwiel met
de hendel.
2.
Verstellen in hoogte en diepte.
3.
Vergrendelen van het stuurwiel met
de hendel.
Voer deze handelingen om veiligheids-
redenen uitsluitend uit bij stilstaande
auto.
73
Middenconsole
De middenconsole bevat veel opberg-
ruimte (plaats voor 2 fl essen, ...) voor
de bestuurder en voorpassagier, en een
multimediasysteem voor de achterpas-
sagiers (volgens uitvoering).
103,
106
Page 15 of 364
13
COMFORT
Buitenspie
gels
Verstellen
A.
Selecteren van de te verstellen bui-
tenspiegel.
B.
Verstellen van de buitenspiegel in
vier richtingen.
72
Binnenspiegel
Handmatig verstellen
1.
Selecteren van de dagstand van de
spiegel.
2.
Verstellen van de binnenspiegel.
73
Automatische binnenspiegel
1.
Verstellen van de binnenspiegel.
73
Veiligheidsgordels vóór
1.
Vastmaken van de gesp.
133
2.
In hoogte verstellen.
En verder...
C.
Inklappen
Uitklappen.
Page 16 of 364
IN
E
14
ZICHT
Verlichting
Ring A
Uit.
Ring B Parkeerlicht.
Dimlicht/grootlicht.
Mistachterlicht.
of
Mistlampen vóór en mistach-
terlicht. Automatisch inschakelen ver-
lichting.
90
Richtingaanwijzer
Beweeg de verlichtingshendel omhoog
of omlaag tot voorbij het zware punt. De
richtingaanwijzers aan de desbetreffen-
de zijde functioneren totdat ze worden
uitgeschakeld.
Functie "autosnelweg"
Beweeg de verlichtingshendel kort om-
hoog of omlaag tot aan het zware punt.
De richtingaanwijzers aan de desbetref-
fende zijde knipperen drie keer.
Deze functie is bij elke snelheid be-
schikbaar, maar is in het bijzonder ge-
schikt voor het wisselen van rijstrook op
snelwegen.
129
Ruitenwissers
Hendel A: ruitenwissers vóór
Inschakelen van de stand "AUTO"
)
Beweeg de hendel omlaag en laat
deze los.
Uitschakelen van de stand "AUTO"
)
Beweeg de hendel omhoog en zet
deze vervolgens in de stand "0"
.
97
Ring B: ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Ruitensproeier.
96
89