Page 57 of 364

M
U
55
Boordcomputer, enkeledefinities
Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, verschijnen streepjes op het
display. Na het tanken van minimaal
5 liter brandstof wordt de actieradius
opnieuw berekend en weergegeven als
deze meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceer-
de werkplaats als tijdens het
rijden de streepjes continu
worden weergegeven.
Deze functie wordt alleen
weergegeven bij snelheden
vanaf 30 km/h.
Deze waarde kan variëren
door een gewijzigde rijstijl
of het rijden op een helling,
waardoor het momentele brandstof-
verbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Actieradius
(km of miles)
Aantal kilometers dat u nog
met de resterende hoeveel-
heid brandstof kunt rijden, berekend op
basis van het gemiddelde verbruik over
de laatste afgelegde kilometers.
Momenteel verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend over de laatste ver-
streken seconden.
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend sinds de laatste
nulstelling van de trajectge-
gevens.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Berekend sinds de laatste
nulstelling van de trajectge-
gevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste nul-
stelling van de trajectgege-
vens.
Stop & Start-teller
(minuten/seconden of uren/mi-
nuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop &
Start, registreert een teller hoelang de
STOP-stand tijdens een traject is geac-
tiveerd.
De teller wordt, elke keer als u het con-
tact met de sleutel aanzet, weer op nul
gezet.
Nog af te leggen afstand
(km of miles)
Dit is de nog af te leggen af-
stand tot de eindbestemming.
Deze afstand wordt op elk moment tij-
dens het navigeren berekend of wordt
ingevoerd door de gebruiker.
Bij het ontbreken van de afstand verschij-
nen er streepjes in plaats van cijfers.
Page 58 of 364

CO
56
VERWARMING EN VENTILATIE
De ventilatie zorgt voor een optimaal
comfort en zicht in het interieur.
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellin-
gen van de bestuurder, voorpassagier
of achterpassagiers (afhankelijk van het
uitrustingsniveau) via verschillende cir-
cuits worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht
van de verschillende circuits wordt ge-
mengd om het gewenste comfortniveau
te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbe-
treffende (combinatie van) toetsen: de
lucht wordt via de gewenste uitstroom-
openingen verdeeld. Stel de luchtopbrengst in: de aanjagers-
nelheid wordt verhoogd of verlaagd.
De bedieningsschakelaars bevinden
zich op het paneel A van de midden-
console.
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefi lterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via
het luchtrooster onder de voorruit, of in
het interieur gerecirculeerd.
Luchtverdeling
1. Uitstroomopeningen voor het ont-
dooien of ontwasemen van de voor-
ruit.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de zijruiten.
3. Afsluitbare en verstelbare zijventila-
tieroosters.
4. Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6. Afsluitbare en verstelbare ventilatie-
roosters voor de achterpassagiers.
7. Uitstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Page 59 of 364

CO
57
Het airconditioningssysteem
is chloorvrij en is niet schade-
lijk voor de ozonlaag.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie enairconditioning
REGELING VENTILATIEACHTER
Draai, na het indrukken van de toets
"REAR", aan de draaiknop voor de zij-
ventilatieroosters achter om de lucht-
hoeveelheid te verhogen of te verlagen.
Let erop dat de zijventilatieroosters en
de uitstroomopeningen in de vloer niet
afgedekt worden.
De luchttoevoer kan worden gestopt
door de ventilatieroosters te sluiten en
de draaiknop op 0 te zetten. Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:
)
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft
gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ver-
verst wordt.
)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur
de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ven-
tilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de
bagageruimte vrij blijven.
)
Kies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht;
bij langdurig gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voor-
ruit en de zijruiten beslaan.
)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.
)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
)
Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterelemen-
ten periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het speciale toe-
gevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de in-
zittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).
)
Als de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorver-
mogen. Dit heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
)
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte
staat te houden.
)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 60 of 364