WAARSCHUWING!
Het verstellen van een stoel tij-dens het rijden kan gevaarlijk
zijn. Het verstellen van een stoel
tijdens het rijden kan ertoe leiden
dat u de macht over het stuur
verliest en een aanrijding met
ernstig of zelfs dodelijk letsel ver-
oorzaakt.
Het verstellen van de stoelen moet plaatsvinden voordat de
veiligheidsgordels zijn vastge-
gespt en terwijl de auto is gepar-
keerd. Een slecht afgestelde vei-
ligheidsgordel kan ernstig of
dodelijk letsel tot gevolg hebben.
HANDMATIG
VERSTELBARE
RUGLEUNINGEN
Bij uitvoeringen met handmatig ver-
stelbare rugleuningen bevindt de ver-
stelhendel zich aan de portierzijde
van de stoel. Om de rugleuning schuiner te stellen
leunt u iets naar voren en licht u de
hendel op. Leun dan achterover om
de rugleuning in de gewenste stand te
drukken en laat de hendel los. Om de
rugleuning in zijn normale stand te
zetten, leunt u naar voren en licht u de
hendel op. Gebruik uw lichaamsge-
wicht en leun naar voren en naar ach-
teren om te controleren of de rugleu-
ning vergrendeld is.
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met de rugleuning zo
schuin ingesteld dat de schouder-
gordel niet meer tegen uw borstkas
rust. Tijdens een botsing bestaat
het gevaar dat u onder de veilig-
heidsgordel door schuift, waardoor
ernstig of zelfs dodelijk letsel kan
ontstaan.
HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteunen zijn ontworpen om het
risico van letsel te verlagen door de
bewegingsvrijheid van het hoofd te
beperken tijdens aanrijdingen van
achteren. De hoofdsteunen moeten
zodanig worden afgesteld, dat de bo-
venkant van uw oor zich onder de
bovenkant van de hoofdsteun be-
vindt.
Hendel voor handmatig verstelbare rugleuning
122
WAARSCHUWING!
Het verstellen van een stoel tij-dens het rijden kan gevaarlijk
zijn. Het verstellen van een stoel
tijdens het rijden kan ertoe leiden
dat u de macht over het stuur
verliest en een aanrijding met
ernstig of zelfs dodelijk letsel ver-
oorzaakt.
Het verstellen van de stoelen moet plaatsvinden voordat de
veiligheidsgordels zijn vastge-
gespt en terwijl de auto is gepar-
keerd. Een slecht afgestelde vei-
ligheidsgordel kan ernstig of
dodelijk letsel tot gevolg hebben.
Handmatig verstellen
Om de rugleuning schuiner te stellen
leunt u iets naar voren en licht u de
hendel op. Leun dan achterover om
de rugleuning in de gewenste stand te
drukken en laat de hendel los. Om de
rugleuning in zijn normale stand te
zetten, leunt u naar voren en licht u de hendel op. Gebruik uw lichaamsge-
wicht en leun naar voren en naar ach-
teren om te controleren of de rugleu-
ning vergrendeld is.
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met de rugleuning zo
schuin ingesteld dat de schouder-
gordel niet meer tegen uw borstkas
rust. Tijdens een botsing bestaat
het gevaar dat u onder de veilig-
heidsgordel door schuift, waardoor
ernstig of zelfs dodelijk letsel kan
ontstaan.
Neerklappen
Als u de stoel wilt neerklappen, trekt u
de hendel van de rugleuning volledig
omhoog en drukt u de rugleuning
naar voren tot deze op de zitting rust. Gemakkelijk in- en uitstappen
De Quad-stoelen kunnen naar voren
worden geklapt om de derde zitrij ge-
makkelijk toegankelijk te maken.
Wanneer de Quad-stoel is neerge-
klapt, trekt u de hendel voor gemak-
kelijk in- en uitstappen aan de onder-
kant van de stoel omhoog en klapt u
de stoel naar voren.
Hendel rugleuning
Neergeklapte Quad-stoel
Hendel voor gemakkelijk in- en
uitstappen
128
Voor passagiers op de derde zitrij is
aan de portierzijde van de stoel bij de
onderkant van de rugleuning een
treklus aangebracht. Wanneer passa-
giers op de derde zitrij aan deze lus
trekken en de Quad-stoel naar voren
duwen, klapt de rugleuning neer en
kan de hendel voor gemakkelijk in- en
uitstappen gemakkelijk worden be-
reikt.
De stoelen kunnen naar voren worden
geklapt om extra ruimte achter de
stoelen op de tweede zitrij vrij te ma-
ken.
Wanneer de stoelen zijn neergeklapt,
trekt u ontgrendelhendel van de neer-
geklapte stoel omhoog en klapt u de
stoel naar de gewenste stand.Trek de bevestigingsriem uit het opge-
stikte vak onder aan de zitting.
Haal de riem door de handgreep op de
B-stijl. Schuif de gesp naar de juiste
positie, alvorens de riem vast te zet-
ten.
Maak de bevestigingsriem vast aan de
handgreep op de B-stijl. Als de riem
niet in gebruik is, bewaart u deze in
het opgestikte vak onder aan de zit-
ting.Treklus voor passagiers op de derde
zitrij
Ontgrendelhendel van neergeklaptestoel
Houderriem
Handgreep op de B-stijl
Houderriem
129
Met de rij schakelaars achterin kun-
nen de zitplaatsen op de derde rij in
verschillende standen worden op en
neergeklapt.
De linker- en rechterstoel van de
derde zitrij kunnen apart of samen
worden neergeklapt. De neerklapbare
stoelen op de derde zitrij kunnen wor-
den afgesteld in de volgende standen
met behulp van de rij schakelaars op
het bekledingspaneel linksachter:OPMERKING:
Maak de middelste schouder-
gordel los van de kleine gesp en
breng de hoofdsteunen omlaag,
voordat u de elektrisch neer-
klapbare stoelen op de derde
zitrij neerklapt of opbergt.
Om het verplaatsen van de stoel te stoppen tijdens het bewegen,
drukt u op een andere keuze-
schakelaar zitpositie waardoor de stoel stopt. Als de stoel stopt,
kunt u de gewenste positie
selecteren.
Het elektrisch systeem van de derde zitrij omvat obstakelde-
tectie voor de veiligheid. Als het
systeem een obstakel detecteert,
stoppen de motoren en draaien
zij even in de omgekeerde rich-
ting om de stoel uit de buurt van
het obstakel te bewegen. Als dit
gebeurt, moet u het obstakel ver-
wijderen en de knop nogmaals
indrukken om de gewenste
stand te realiseren.
HANDMATIG
NEERKLAPBARE
STOELEN OP DE DERDE
ZITRIJ (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
1. Breng de middelste hoofdsteun
omlaag tot op de rugleuning door de
knop op de geleidestang in te drukken
en de hoofdsteun omlaag te duwen.Met één knop neerklapbare derde zitrij
Rij elektrische schakelaarsachterpaneel
1 — Open naar
Normaal 2 — Wegbergen
3 — Achterklep/
neerklappen 4 — Rechter-/
linkerstoel /
beide stoelen
131
DIMLICHT/
GROOTLICHTSCHAKE-
LAAR
Als de koplampen zijn ingeschakeld,
kunt u van dimlicht naar grootlicht
schakelen door de multifunctionele
hendel naar het instrumentenpaneel
te drukken. Door de hendel terug te
trekken in de neutraalstand, keert hij
terug in de stand voor dimlicht.
LICHTSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een licht-
signaal geven aan een ander voertuig
door de multifunctionele hendel kort
naar u toe te trekken. Hierdoor wordt
het grootlicht ingeschakeld tot u de
hendel weer loslaat.
SMARTBEAM™ (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Het SmartBeam™ systeem zorgt voor
meer licht van de koplampen in het
donker door automatische regeling
van het grootlicht met behulp van een
op de achteruitkijkspiegel gemon-
teerde digitale camera. Deze cameradetecteert de verlichting van andere
voertuigen en zorgt ervoor dat auto-
matisch van grootlicht naar dimlicht
wordt geschakeld totdat naderende
voertuigen uit het zicht van de camera
zijn verdwenen.
OPMERKING: Als de koplampen
en achterlichten van voertuigen in
het camerablikveld defect zijn,
met modder zijn bespat of gedeel-
telijk aan het zicht worden ont-
trokken, zal uw grootlicht langer
blijven branden (dichter bij het
andere voertuig). Bovendien zal
het systeem niet correct werken als
de voorruit of de cameralens vuil,
vet of andere obstakels bevat.
Activeren
1. Selecteer "Automatisch groot licht
— ON" via het EVIC. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)/Door de
klant te programmeren functies" in
het hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel" voor meer informatie hierover.
2. Draai de koplampschakelaar
linksom naar de stand AUTO (A).
3. Druk de multifunctionele hendel
van u af om het grootlicht in te scha-
kelen. Raadpleeg "Multifunctionele
hendel" in dit hoofdstuk voor meer
informatie.
OPMERKING: Dit systeem wordt
niet geactiveerd voordat de auto
ten minste 40 km/u rijdt.
HOOGTEVERSTELLING
KOPLAMPEN (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Uw auto is mogelijk uitge-
rust met een koplampver-
stellingssysteem. Met dit
systeem zijn de koplampen
altijd correct afgesteld, ongeacht de
belading van de auto. De schakelaar
bevindt zich op het instumentenpa-
neel, naast de dimmerknop.
Draai de schakelaar tot het cijfer over-
eenkomstig de in de volgende tabel
weergegeven belading tegenover het
controlelampje op de schakelaar
staat.
141
gekalibreerd voor de beste ruitenwis-
sergevoeligheid over de gehele linie.
Als de bestuurder een hogere gevoe-
ligheid wenst, kan hij/zij gevoelig-
heidsstand 4 of 5 kiezen. Als de be-
stuurder een lagere gevoeligheid
wenst, kan hij/zij gevoeligheidsstand
2 of 1 kiezen. Zet de multifunctionele
hendel in stand OFF als u het systeem
niet wenst te gebruiken.
OPMERKING:
De regensensor werkt niet wan-neer de ruitenwisserschakelaar
in de lage of hoge stand staat.
Als er ijs of opgedroogd zout wa- ter op de voorruit aanwezig is,
werkt de regensensor mogelijk
niet goed.
Het gebruik van was- of silico- nenhoudende producten kan de
prestaties van de regensensor
beïnvloeden.
De regensensor kan worden in- en uitgeschakeld via het EVIC
(voor bepaalde uitvoeringen/ landen). Raadpleeg de para-
graaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)/
Persoonlijke instellingen (door
de klant te programmeren func-
ties)" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
Het regensensorsysteem is voorzien
van beschermfuncties voor de wisser-
bladen en -armen. Het systeem werkt
niet onder de volgende omstandighe-
den:
Ruitenwissers uitgeschakeld la-
ten bij lage temperaturen — De
regendetectiefunctie werkt niet als
het contact voor het eerst is inge-
schakeld, de motor stationair draait
en de buitentemperatuur lager is
dan 0 °C, tenzij de ruitenwisser-
schakelaar op de multifunctionele
hendel wordt bewogen, de rijsnel-
heid hoger wordt dan 0 km/u of de
buitentemperatuur stijgt tot boven
het vriespunt.
Wisblokkering Neutraalstand —
De regensensor werkt niet als het
contact is ingeschakeld met de schakelhendel in stand N (Neu-
traal) en de rijsnelheid lager is dan
8 km/u, tenzij de multifunctionele
hendel wordt bediend of de scha-
kelhendel in een andere stand dan
stand N (Neutraal) wordt gescha-
keld.
VERSTELBARE
STUURKOLOM
Met deze functie kunt u de stuurko-
lom in de hoogte verstellen. U kunt de
stuurkolom ook in de lengte verstel-
len. De hendel voor de lengte- en
hoogteverstelling bevindt zich onder
het stuur aan het einde van de stuur-
kolom.
Hendel voor lengte- en hoogteverstelling
144
(-). Laat het gaspedaal los. De auto
zal nu automatisch de gekozen snel-
heid handhaven.
OPMERKING: U mag pas op de
knop SET drukken als de auto met
een gelijkmatige snelheid op een
vlakke weg rijdt.
UITSCHAKELEN
Als u het rempedaal licht indrukt, op
de knop CANCEL (annuleren) drukt
of normale remdruk uitoefent tijdens
het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de inge-
stelde snelheid uit het geheugen wordt
gewist. Wanneer u op de knop ON/
OFF drukt of de contactschakelaar in
de stand OFF zet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.
SNELHEID HERVATTEN
Als u een eerder ingestelde snelheid
opnieuw wilt aanhouden, drukt u kort
op de knop RES (+). Dit is alleen
mogelijk als u met een snelheid boven
32 km/u rijdt.INGESTELDE SNELHEID
AANPASSEN
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld,
kunt u de snelheid verhogen door op
de knop RES (+) te drukken. Als u de
knop ingedrukt houdt, wordt de inge-
stelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snel-
heid wordt dan ingesteld.
Als u eenmaal op de knop RES (+)
drukt, wordt de ingestelde snelheid
verhoogd met 2 km/u. Telkens wan-
neer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 2 km/u
verhoogd.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl
de cruisecontrol is ingesteld, drukt u
op de knop SET (-). Als u de knop
SET (-) ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd
totdat u de knop loslaat. Laat de knop
los zodra de gewenste snelheid is be-
reikt. De nieuwe snelheid zal vervol-
gens worden ingesteld.
Als u eenmaal op de knop SET (-)
drukt, wordt de ingestelde snelheidverhoogd met 2 km/u. Met ieder vol-
gend tikje op de toets verlaagt u de
snelheid met 2 km/u.
ACCELEREREN OM IN TE
HALEN
Trap het gaspedaal in op dezelfde
wijze als u normaal gesproken zou
doen. Wanneer u het pedaal loslaat,
keert de auto terug naar de ingestelde
rijsnelheid.
Gebruik van de cruisecontrol op
hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellin-
gen mogelijk terug om de ingestelde
snelheid van de auto te handhaven.
OPMERKING: De cruisecontrol
houdt de snelheid op hellingen en
bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte
hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snel-
heid veel hoger of lager worden, waar-
door het in die gevallen beter is om
zonder cruisecontrol te rijden.
147
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voor-
zichtig achteruit rijden, ook wan-
neer gebruik wordt gemaakt van de
ParkView® achteruitrijcamera.
Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar
achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen,
obstakels en dode hoeken, voordat
u achteruitrijdt. U bent verant-
woordelijk voor de veiligheid van
uw omgeving en moet blijven oplet-
ten als u achteruitrijdt. Anders be-
staat er een risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel.LET OP!
Om voertuigschade te voorkomenmag ParkView® alleen worden
gebruikt als parkeerhulp. De ca-
mera is niet in staat is om elk
obstakel of voorwerp op uw rij-
baan te detecteren.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Om voertuigschade te voorkomen
moet u langzaam rijden bij ge-
bruik van ParkView®, zodat u tij-
dig kunt stoppen als wanneer een
obstakel wordt waargenomen.
Het is raadzaam om tijdens het
achteruitrijden over uw schouder
te kijken, ook wanneer u gebruik
maakt van ParkView®.
OPMERKING: Wanneer de came-
ralens bedekt is met sneeuw, ijs,
modder of ander vuil, moet de lens
worden gereinigd, met water wor-
den gespoeld en met een zachte
doek worden gedroogd. U mag de
lens niet afdekken.
PARKVIEW® IN- OF
UITSCHAKELEN — MET
NAVIGATIE-/
MULTIMEDIA-RADIO
1. Druk op de toets “menu”.
2. Kies de schermtoets "system set
up" (systeeminstellingen). 3. Druk op de schermtoets "camera
setup" (camera-instellingen).
4. Schakel de functie achteruitrijca-
mera in of uit door de schermtoets
"enable rear camera in reverse" (ca-
mera inschakelen bij achteruitrijden)
te kiezen.
5. Druk op de schermtoets "save"
(opslaan).
PARKVIEW® IN- OF
UITSCHAKELEN —
ZONDER NAVIGATIE-/
MULTIMEDIA-RADIO
1. Druk op de toets “menu”.
2. Kies de schermtoets "system set
up" (systeeminstellingen).
3. Schakel de functie achteruitrijca-
mera in of uit door de schermtoets
"enable rear camera in reverse" (ca-
mera inschakelen bij achteruitrijden)
te kiezen.
155