naar het eerste drukpunt en laat u de
schakelaar los wanneer u het raam
wilt laten stoppen.
OPMERKING:
Als het raam tijdens het automa-tisch sluiten op een obstakel
stuit, wordt de bewegingsrich-
ting omgekeerd en wordt het
raam weer volledig geopend.
Verwijder in dat geval het obsta-
kel en trek nogmaals aan de
schakelaar om het raam te slui-
ten.
Tijdens het automatisch sluiten kunnen schokken vanwege een
slecht wegdek de automatische
omkeringsfunctie tijdens het
sluiten onverwachts activeren.
Als dat gebeurt, trekt u de scha-
kelaar iets omhoog tot aan het
eerste drukpunt en houdt u de
schakelaar vast om het raam
handmatig te sluiten.
WAARSCHUWING!
De obstakeldetectie wordt uitge-
schakeld wanneer het raam bijna
gesloten is. Om persoonlijk letsel te
voorkomen, moet u zorgen dat er
geen armen, handen, vingers en
voorwerpen zich in het pad van het
naar boven bewegende raam bevin-
den voordat het gesloten wordt.
Automatische sluitfunctie resetten
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Als u de automatische sluitfunctie op-
nieuw wilt activeren, gaat u als volgt
te werk nadat de stroomvoorziening
van de auto is hersteld:
1. Trek de raambedieningschakelaar
omhoog tot het raam volledig gesloten
is en houd de schakelaar vervolgens
nog twee seconden langer vast.
2. Duw de raambedieningschakelaar
helemaal omlaag tot het raam volle-
dig geopend is en houd de schakelaar
vervolgens nog twee seconden langer
vast. Schakelaar voor elektrische
raambediening schuifdeur opzij
Passagiers op de tweede zitrij kunnen
het elektrisch bediende raam in de
schuifdeur openen en sluiten met één
schakelaar op de portierhandgreep.
De schakelaars werken uitsluitend als
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN of ACC staat en tijdens het ver-
traagd uitschakelen van de accessoi-
res.
OPMERKING: De schakelaars
werken niet als de bestuurder de
raamblokkering heeft ingescha-
keld.
Schakelaar voor elektrische
raambediening schuifdeur
29
De portieren automatisch ontgren-delen.
Om de functies van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem na een in-
cident te resetten, moet u de contact-
schakelaar van de stand IGN ON in de
stand IGN OFF zetten.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen.
OPMERKING: De front- en/of
zijairbags worden niet bij alle bot-
singen opgeblazen. Dit houdt ech-
ter niet in dat het airbagsysteem
niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags
worden opgeblazen, kan zich het vol-
gende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms schaafwonden en/of een rode huid
veroorzaken bij de bestuurder en de
voorpassagier tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden
lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de vloerbedekking of op de vloer van
een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt
door contact met chemische stof-
fen. De schaafwonden zijn niet blij-
vend en genezen normaal gespro-
ken snel. Als uw schaafwonden
echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van bla-
ren, raadpleeg dan onmiddellijk
een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u mogelijk zwevende stofdeeltjes die
op rook lijken. Dit stof is een nor-
maal bijproduct van het active-
ringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze zwevende
stofdeeltjes kunnen de huid, ogen,
neus of keel irriteren. Spoel met
koud water als u last hebt van geïr-
riteerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirrita-
ties. Raadpleeg uw huisarts als de
irritatie blijvend is. Als deze deel-
tjes op uw kleding terechtkomen,
volg dan de gebruikelijke wasvoor-
schriften van de kledingfabrikant
om de kleding te reinigen. Rijd niet in uw auto nadat de airbags
zijn geactiveerd. Als u dan opnieuw
bij een aanrijding betrokken raakt,
zullen de airbags geen enkele bescher-
ming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en
gordelspanners hebben geen enkel
effect bij een volgende aanrijding.
Laat de airbags, gordelspanners en
het oprolmechanisme van de veilig-
heidsgordels voorin onmiddellijk
vervangen door een erkende dealer.
U dient ook de controller van het
veiligheidssysteem voor inzittenden
te laten nakijken.
58
Onderhoud van het airbagsysteemWAARSCHUWING!
Wijzigingen aan onderdelen vanhet airbagsysteem kunnen tot ge-
volg hebben dat het systeem bij
een aanrijding niet functioneert.
U kunt letsel oplopen doordat de
airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen
aan de onderdelen of bedrading
aan en plak nooit badges of stic-
kers op het afdekpaneel op het
stuur of aan de rechterbovenzijde
van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de
voorbumper of de carrosserie-
structuur en monteer geen treden
of treeplanken.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het airbagsysteem te repare-
ren. Waarschuw iedereen die aan
uw auto werkt dat de auto is uit-
gerust met een airbagsysteem.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Probeer geen onderdelen van het airbagsysteem te wijzigen. De air-
bag kan per ongeluk worden op-
geblazen of werkt mogelijk niet
goed meer als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende
dealer voor onderhoud aan het
airbagsysteem. Breng de auto
naar een erkende dealer als on-
derhoud nodig is aan de auto-
stoel, waaronder het afdekpaneel
en het kussen (ook voor het ver-
wijderen of losdraaien/
aantrekken van stoelbouten). Er
mogen uitsluitend door de fabri-
kant goedgekeurde stoelaccessoi-
res worden gebruikt. Neem con-
tact op met een erkende dealer als
het airbagsysteem moet worden
aangepast aan personen met een
handicap.
Uitgebreid
ongelukkenresponssysteemBij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en
afhankelijk van de aard van de bot-
sing, bepalen of het uitgebreide onge-
lukkenresponssysteem de volgende
functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu werkt
of totdat het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgren- delen.
Om de functies van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem na een in-
cident te resetten, moet u de contact-
schakelaar van de stand IGN ON in de
stand IGN OFF zetten.
59
auto is geparkeerd, de motor draait,
alle ramen zijn gesloten en de aanja-
ger is uitgeschakeld.
Deze procedure kan herhaald worden
met een nieuwe gebruiker. Het sys-
teem past zich alleen aan aan de laatst
getrainde stem.
Om de fabrieksinstellingen van het
spraakbedieningssysteem te herstel-
len, activeert u de stemtrainingssessie
via de bovenstaande procedure en
volgt u de aanwijzingen.
Resetten
Druk op de toets
.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
"Setup" (Instellen) en vervolgens
"Reset".
Hiermee verwijdert u alle telefoon-
koppelingen, telefoonboekvermeldin-
gen en overige instellingen in alle ta-
len. Het systeem zal u om een
bevestiging vragen voordat de fa-
brieksinstellingen worden hersteld. Gesproken opdrachten
Voor de beste prestatie stelt u de
achteruitkijkspiegel zo in dat er ten
minste 1 cm afstand is tussen het
dakpaneel (indien aanwezig) en de
spiegel.
Wacht altijd op de pieptoon voor u begint spreken.
Spreek gewoon zonder te pauzeren, net alsof u een gesprek voert met
iemand die een meter of twee van u
vandaan zit.
Zorg ervoor dat u de enige bent die spreekt tijdens de
spraakherkenningstraining.
De spraakherkenning werkt het best:
als de aanjager op een lage of normale stand staat,
bij lage tot matige voertuigsnel- heid,
bij weinig weglawaai,
bij een gelijkmatig wegdek,
bij volledig gesloten ramen,
bij droge weersomstandigheden. Ofschoon het systeem ontworpen is
voor sprekers van het Brits Engels,
Nederlands, Frans, Duits, Italiaans
of Spaans, is het mogelijk dat het
systeem bij sommige personen niet
altijd werkt.
Tijdens het navigeren door een ge- automatiseerd systeem, zoals voice-
mail, of wanneer u een pieper op-
roept, moet u erop letten dat u aan
het einde van de gesproken reeks
het woord "Send" (verzenden)
zegt.
Het wordt afgeraden namen in het telefoonboek op te slaan tijdens het
rijden.
Het is niet raadzaam om namen die hetzelfde klinken op te slaan in het
Uconnect™ telefoonboek.
De herkenning van de namen in het (Uconnect™) telefoonboek is opti-
maal wanneer de namen niet op
elkaar lijken.
Nummers moeten als losse cijfers worden ingesproken. "800" moet
uitgesproken worden als "acht-nul-
nul", niet als "achthonderd".
107
Druk nogmaals op de schakelaar om
de voedingsuitgang uit te schakelen.
Deze aansluiting kan mobiele tele-
foons, elektronische apparaten en an-
dere laagspanningsapparaten tot 150
Watt van spanning voorzien. Be-
paalde game consoles, zoals Playsta-
tion3 en XBox360 overschrijden deze
limiet, evenals de meeste elektrische
gereedschappen.
De spanningsomvormer is uitgerust
met een ingebouwde beveiliging tegen
overbelasting. Als het maximum ver-
mogen van 150 Watt wordt over-
schreden, schakelt de spanningom-
vormer automatisch uit. Zodra het
elektrische apparaat is losgekoppeld
van de aansluiting, schakelt de span-
ningomvormer automatisch weer in.
Als het vermogen hoger is geworden
dan ca. 170 Watt, is het mogelijk dat
de spanningsomvormer handmatig
moet worden gereset. Druk op de
knop OFF en ON om de spannings-
omvormer handmatig te resetten.Controleer om overbelasting te voor-
komen het vermogen op de elektri-
sche apparaten voordat u deze op de
omvormer aansluit.
BEKERHOUDERS
Op diverse plaatsen in het interieur
zijn bekerhouders aangebracht. Alle
voeringen kunnen worden verwijderd
voor reiniging. Trek de rubberen voe-
ring uit de la met de bekerhouders; de
voering kan makkelijk verwijderd
worden als u bij één rand begint.
Raadpleeg "Bekerhouders op het in-
strumentenpaneel reinigen" in "On-
derhoud van uw auto" voor meer in-
formatie.
BEKERHOUDERS
INSTRUMENTENPANEEL
De bekerhouders in het instrumenten-
paneel bevinden zich in een schuif-
lade net boven het onderste opberg-
vak.
Trek de lade krachtig uit tot hij niet
verder kan en zet de beker of fles in
één van de bekerhouders. De beker-
houders kunnen een groot aantal ver-
schillende bekers, flesjes en blikjes
bevatten. Duw het blikje naar bene-
den zodat de klemmetjes in de beker-
houder worden geactiveerd.
SUPERCONSOLE (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Bij de uitvoeringen met de supercon-
sole bevinden zich twee bekerhouders
in het midden van de console.
Bekerhouders voorin
164
4
HET INSTRUMENTENPANEEL
FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . .183
INSTRUMENTENGROEP — BENZINE . . . . . . . . .184
INSTRUMENTENGROEP — DIESEL . . . . . . . . . .185
BESCHRIJVINGEN INSTRUMENTENGROEP . . .186
MINI-BOORDCOMPUTER MET KOMPAS (CMTC) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .194
RESETKNOPPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .194
KOMPAS-/TEMPERATUURWEERGAVE . . . . . .195
ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .197
SCHERM VAN ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . .198
WITTE VERKLIKKERLAMPJES EVIC . . . . . . .201
ORANJE VERKLIKKERLAMPJES EVIC . . . . . .202
RODE VERKLIKKERLAMPJES EVIC . . . . . . . .202
OLIEVERVERSING VEREIST . . . . . . . . . . . . .204
BRANDSTOFVERBRUIK . . . . . . . . . . . . . . . . .204
VOERTUIGSNELHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . .205
RITINFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .205
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .206
179
stand aangeeft wanneer de kilometer-
teller op nul gezet moet worden.
De kilometerteller geeft ook informa-
tie over Trip A en Trip B, DTE, MPG
of L/100km, OAT (Buitentempera-
tuur) informatie aan de basisgroep.
Gebruik de STEP- en RESET-knop
(op stuurwiel) om toegang te krijgen
tot het scherm of om deze terug te
stellen op 0.
Schermberichten
Onder de juiste omstandigheden ver-
schijnen de volgende berichten op de
kilometerteller:
door. . . . . . . . . . . . . Portier open
gATE . . . . . . . . . . . . Liftgate Ajar
(achterklep open)
LoW tirE . . . Lage bandenspanning
gASCAP . . . . . . . . . Storing vuldop
noFUSE . . . . . . . . . . . . Fuse Fault
(zekeringstoring)
CHAngE OIL . . . . . . Olieverversing
vereist
LoCOOL . . . Laag koelvloeistofpeil OPMERKING: Enkele van de
bovenstaande waarschuwingen
verschijnen op het scherm van het
elektronische voertuiginformatie-
centrum dat zich in de instrumen-
tengroep bevindt.
Raadpleeg het hoofdstuk "Scherm
elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC) — indien aanwezig"
voor meer informatie.
LoW tirE
Wanneer de betreffende omstandig-
heden van kracht zijn, geeft de kilo-
meterteller wisselend de berichten
LoW en tirE driemaal weer.
gASCAP
Wanneer het diagnosesysteem detec-
teert dat de brandstofvuldop los zit,
onjuist aangebracht of beschadigd is,
verschijnt het bericht "gASCAP"
(brandstofvuldop) op het scherm van
de kilometerteller. Draai de brand-
stofvuldop stevig aan en druk op de
STEP-knop op het stuurwiel om het
bericht te verwijderen. Als het pro-
bleem zich opnieuw voordoet, ver-
schijnt de melding de volgende keer
dat de auto wordt gestart opnieuw.
noFUSE
Wanneer het diagnosesysteem detec-
teert dat de IOD-zekering (spanning
bij uitgeschakeld contact) verkeerd
gemonteerd of beschadigd is, ver-
schijnt het bericht "noFUSE" op het
scherm van de kilometerteller. Raad-
pleeg de paragraaf "Zekeringen" in
het hoofdstuk "Onderhoud van uw
auto" voor meer informatie over zeke-
ringen en zekeringlocaties.
CHAngE OIL
Uw auto is uitgerust met een indicator
voor olieverversing. Het bericht
CHAngE OIL
(olie verversen) knip-
pert ongeveer 12 seconden op het
scherm van de kilometerteller na een
geluidssignaal, om de volgende ge-
plande olieverversingsbeurt aan te ge-
ven. De indicator voor olieverversing
is gebaseerd op de belasting van de
motor, wat betekent dat de periodieke
oliebeurten afhankelijk zijn van uw
persoonlijke rijstijl.
187
Als dit bericht niet wordt gereset, ver-
schijnt dit bericht telkens wanneer u
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN zet. Druk op de STEP-knop van
het stuurwiel om dit bericht tijdelijk
uit te schakelen Om de indicator voor
olieverversing (na periodiek onder-
houd) te resetten, volgt u de volgende
stappen.
1. Zet de contactschakelaar in de
stand ON/RUN (maar start de motor
niet).
2. Trap binnen 10 seconden drie keer
langzaam het gaspedaal volledig in.
3. Draai de contactsschakelaar in de
stand OFF/LOCK.
OPMERKING: Als het indicatie-
bericht wordt weergegeven wan-
neer u de motor start, is de indica-
tor voor olieverversing niet
gereset. Herhaal deze stappen, in-
dien nodig.
Scherm elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) — indien
aanwezig
Het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) heeft een interactiefscherm dat zich in de instrumenten-
groep bevindt. Raadpleeg het hoofd-
stuk "Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC)" voor meer
informatie hierover.
7. Controlelampje antiblokkeer-
systeem (ABS)
Dit lampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het
lampje gaat branden wan-
neer u de contactschakelaar
in de stand ON/RUN zet en kan
daarna nog vier seconden blijven
branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden
blijft of gaat branden, wijst dit erop
dat het ABS-gedeelte van het remsys-
teem niet functioneert en dat onder-
houd noodzakelijk is. Het conventio-
nele remsysteem zal echter normaal
functioneren, zolang het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem niet
brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt,
moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren de werking
van het ABS-systeem te herstellen.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden als de contactschakelaar in
de stand ON/RUN wordt gezet, moet
het lampje worden gecontroleerd door
een erkende dealer.
8. Bandenspanningslampje (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Alle banden, ook de reser-
veband (indien aanwezig)
moeten elke maand worden
gecontroleerd wanneer ze
koud zijn en opgepompt tot de ban-
denspanning die door de fabrikant
wordt aanbevolen op de bandenspan-
ningssticker. (Als uw voertuig banden
heeft met een andere maat dan wordt
aangegeven op de bandenspannings-
sticker, moet u de juiste bandenspan-
ning voor die banden achterhalen.)
Als extra veiligheidsvoorziening is uw
auto uitgerust met een bandenspan-
ningscontrolesysteem, dat ervoor
zorgt dat het bandenspanningslampje
gaat branden wanneer de spanning
van een of meer banden veel te laag is.
Als het bandenspanningslampje gaat
branden, moet u zo snel mogelijk
stoppen en uw banden controleren en188