OMHOOG-knopDruk op de toets UP en laat
deze weer los om omhoog te
bladeren door de hoofdme-
nu's (brandstofverbruik,
voertuiginformatie, bandenspanning,
cruisecontrol, berichten, eenheden,
systeeminstellingen) en de
submenu's.
OMLAAG-knop
Druk kort op de OMLAAG-
knop om omlaag te blade-
ren door de hoofdmenu's en
de submenu's.
Selectieknop
Met de selectieknop hebt u
toegang tot de informatie in
de EVIC-submenu's, kunt
u een aantal functie-
instellingen selecteren en een aantal
EVIC-functies resetten. Het EVIC
duidt met behulp van een pijl naar
rechts aan dat de selectieknop kan
worden gebruikt. Knop BACK (terug)
Druk op knop BACK (te-
rug) om terug te gaan naar
een voorgaand menu of
submenu.
SCHERM VAN ELEKTRO-
NISCH VOERTUIGINFOR-
MATIECENTRUM (EVIC)
Het EVIC-scherm bestaat uit drie ge-
deelten:
1. De bovenste regel, waarin de kom-
pasrichting, de kilometerteller en de
buitentemperatuur worden weergege-
ven.
2. Het hoofdscherm waarin de me-
nu's en de berichten worden getoond.
3. Het gedeelte met instelbare indica-
toren onder de kilometerteller.
In het hoofdscherm worden normaal
gesproken het hoofdmenu of de scher-
men van een gekozen functie uit het hoofdmenu weergegeven. Het hoofd-
scherm toont ook ongeveer 60 moge-
lijke waarschuwings- of informatie-
berichten. Deze berichten zijn
onderverdeeld in verschillende cate-
gorieën:
Opgeslagen berichten met vijf-
seconden-weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden
deze berichten gedurende vijf secon-
den in het hoofdscherm weergegeven,
waarna opnieuw het vorige scherm
wordt getoond. De meeste berichten
van dit type worden vervolgens opge-
slagen (zolang de oorzaak waardoor
ze zijn geactiveerd blijft bestaan) en
kunnen opnieuw worden bekeken via
de optie "Messages" (berichten) in het
hoofdmenu. Zolang een opgeslagen
bericht aanwezig is, wordt de letter
"i" getoond in de kompas-/
buitentemperatuurregel van het
EVIC. Voorbeelden van dit type be-
richt zijn "Right Front Turn Signal
Lamp Out" (rechter richtingaanwij-
zer vóór defect) en "Low Tire Pres-
sure" (bandenspanning laag).198
Left Front Turn Signal Lamp Out(richtingaanwijzer linksvoor
defect)
Left Rear Turn Signal Lamp Out (richtingaanwijzer linksachter
defect)
Right Front Turn Signal Lamp Out (richtingaanwijzer rechtsvoor
defect)
Right Rear Turn Signal Lamp Out (richtingaanwijzer rechtsachter
defect)
Park Assist Disabled (parkeerhulp uitgeschakeld)
Service Park Assist System (laat parkeersensoren repareren)
Personal Settings Not Available — Vehicle Not in Park (persoonlijke
instellingen niet beschikbaar —
auto staat niet in de stand P)
Blind Spot System Off (Dodehoek- systeem uit) — Dit bericht wordt
getoond als de contactschakelaar in
de stand ON wordt gezet en duidt
aan dat het dodehoeksysteem is
uitgeschakeld. Blind Spot System Off (Dodehoek-
systeem niet beschikbaar) — Dit
bericht wordt getoond als het sys-
teem voor dodehoekbewaking
(BSM) tijdelijk niet beschikbaar is
wegens een geblokkeerde sensor,
elektromagnetische storing of an-
dere 'tijdelijke' omstandigheid. Als
dit bericht wordt getoond, gaan de
pictogrammen in de beide buiten-
spiegels branden. Als er sprake is
van een elektromagnetische sto-
ring, gaat alleen het pictogram aan
de kant van de storing branden tot-
dat de storing voorbij is.
Service Blind Spot System (Onder- houd dodehoeksysteem) — Dit be-
richt wordt getoond als het systeem
voor dodehoekbewaking (BSM)
permanent niet beschikbaar is. De
bestuurder ontvangt in dat geval
een bericht van het EVIC en de
BSM-waarschuwing gaat perma-
nent branden in beide buitenspie-
gels. Neem contact op met een er-
kende dealer als u dit bericht
ontvangt. Obstacle Detected (Obstakel
gedetecteerd)
Driver Seatbelt Unbuckled (Be- stuurdersgordel niet vastgegespt)
Uitlaatsysteem — regeneratie nu vereist. In omstandigheden waarbij
alleen zeer korte ritten met lage
snelheid worden gemaakt, of ritten
waarbij alleen met lage snelheid
wordt gereden, bereiken de motor
en het uitlaatgasnabehandelings-
systeem nooit de vereiste omstan-
digheden om de opgevangen roet-
deeltjes te verwijderen. Als dit zich
voordoet, wordt het bericht "Ex-
haust System Regeneration Re-
quired Now" (regeneratie van het
uitlaatsysteem nu vereist) weerge-
geven in het EVIC. Door met uw
auto op snelweg te rijden gedu-
rende tenminste 30 minuten ver-
helpt u het probleem in het roetfil-
tersysteem doordat de opgevangen
roetdeeltjes nu worden verwijderd,
zodat de normale bedrijfsstand van
het systeem wordt hersteld.
200
DOOR DE KLANT TE
PROGRAMMEREN
FUNCTIES
(SYSTEEMINSTELLINGEN)
Via Personal Settings (persoonlijke
instellingen) kunt u functies instellen
en weer oproepen wanneer de versnel-
lingsbak in de stand PARK is gezet.
Als de keuzehendel niet in de stand
PARK staat of de auto begint te rijden,
wordt het waarschuwingsbericht
SYSTEM SETUP NOT AVAILABLE
VEHICLE NOT IN PARK(Systeem-
instellingen niet beschikbaar, auto
staat niet in PARK) getoond wanneer
u probeert in het hoofdmenu de optie
"System Setup" (Systeeminstellin-
gen) te selecteren.
Druk kort op de toets OMHOOG of
OMLAAG totdat de melding "System
Setup" (Systeeminstellingen) wordt
gemarkeerd in het hoofdmenu van het
EVIC. Druk vervolgens op de selectie-
knop om het submenu Systeeminstel-
lingen te openen. Druk kort op de
toets OMHOOG of OMLAAG om een
van de volgende functies te selecteren: Taal
In dit scherm kunt u een van de vijf
talen voor de schermweergave selecte-
ren, met inbegrip van de ritfuncties en
het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen). Gebruik in dit
scherm de toetsen OMHOOG of OM-
LAAG om door de beschikbare talen
te bladeren. Druk op de selectieknop
om English (Engels), Spaans (Es-
pañol) of Frans (Français) te kiezen.
Alle verdere informatie wordt getoond
in de taal van uw keuze.
Nav–Turn By Turn (navigatie van
afslag naar afslag) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Wanneer u deze functie gekozen heeft,
zal het navigatiesysteem u, door mid-
del van gesproken aanwijzingen, kilo-
meter na kilometer en afslag na afslag
langs de gekozen route begeleiden tot-
dat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u
herhaald kort op de selectieknop, tot-
dat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt
dat het systeem geactiveerd is, of tot-
dat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Enable/Disable the Rear Park
Assist System (Parkeersensoren
achter in-/uitschakelen) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de schakelhendel in de achter-
uitversnelling staat en de snelheid la-
ger is dan 18 km/u. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display (ge-
luid en beeld) of worden uitgescha-
keld (OFF) via het EVIC. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Raadpleeg "Rear Park Assist System"
(parkeersensoren achter) in "Functies
van uw auto begrijpen" voor meer
informatie over de werking en bedie-
ning.
210
De iPod® of het externe
USB-apparaat aansluiten
Gebruik de verbindingskabel om een
iPod® of extern USB-apparaat aan te
sluiten op de USB-poort van de auto
in het handschoenenkastje.
OPMERKING: Het handschoe-
nenkastje heeft een uitsparing
waardoor de kabel van de iPod®
of het elektronisch audio-
apparaat kan worden geleid zon-
der de kabel te beschadigen wan-
neer het handschoenenkastje
wordt gesloten. Hierdoor is het
mogelijk de kabel te geleiden zon-
der de kabel te beschadigen wan-
neer het handschoenenkastje
wordt gesloten. Als geen uitsparingin het handschoenenkastje aanwe-
zig is, geleidt u de kabel weg van
het slot van het handschoenen-
kastje naar een plaats waar het
mogelijk is het handschoenen-
kastje te sluiten zonder de kabel te
beschadigen.
Nadat het audio-apparaat is aange-
sloten en synchronisatie met het
iPod®/USB/MP3systeem van de
auto heeft plaatsgevonden (de iPod®
of het externe USB-apparaat heeft
mogelijk enkele seconden nodig om
de verbinding tot stand te brengen),
begint het audio-apparaat met opla-
den en is het apparaat gereed voor
gebruik via het indrukken van de ra-
dioknoppen, zoals hierna wordt be-
schreven.
OPMERKING: Wanneer de batte-
rij van het audio-apparaat volle-
dig leeg is, bestaat de kans dat er
geen communicatie met het
iPod®/USB/MP3systeem moge-
lijk is voordat de batterij een mi-
nimum laadniveau heeft bereikt.
Als het audio-apparaat aangeslo-
ten laat op het iPod®/USB/MP3
systeem in stand laat, kan de bat-
terij worden opgeladen tot het
vereiste minimum laadniveau.
Gebruik van deze functie
Bij gebruik van een iPod-kabel of ex-
tern USB-apparaat voor aansluiting
op USB-poort:
De audio van het apparaat kan
worden afgespeeld via het audio-
systeem van de auto, terwijl de me-
tagegevens (artiest, titel, album,
enzovoort) worden weergegeven op
het radiodisplay.
Het audio-apparaat kan worden bediend door de radioknoppen te
gebruiken voor afspelen, bladeren
en een overzicht van de inhoud van
de iPod®.
USB-aansluitpoort
216
De batterij van het audio-apparaatwordt opgeladen wanneer het is
aangesloten op de USB/AUX-
connector (indien ondersteund
door het specifieke audio-
apparaat).
De iPod® of het externe
USB-apparaat bedienen met
de radioknoppen
Om de iPod®/USB/MP3modus te
activeren en toegang te krijgen tot een
aangesloten audio-apparaat, drukt u
op de knop “AUX” op het front van de
radio. U kunt ook op de knop VR
drukken en dan "USB" of "Switch to
USB" (Schakel naar USB) zeggen.
Eenmaal in de iPod®/USB/MP3
modus, worden audionummers (in-
dien aanwezig op het audio-apparaat)
afgespeeld via het audiosysteem van
de auto.
Afspeelmodus
Als de iPod®/USB/MP3modus is in-
geschakeld, wordt de afspeelmodus
automatisch geactiveerd door de
iPod® of het externe USB-apparaat. In de afspeelmodus kunnen de vol-
gende knoppen op het radiofront wor-
den gebruikt om de iPod® of het ex-
terne USB-apparaat te bedienen en
gegevens weer te geven:
Gebruik de TUNE-knop om naar
het volgende of vorige nummer te
gaan.
Als u de knop één klik rechtsom (vooruit) draait tijdens het afspe-
len van een nummer, gaat u naar
het volgende nummer. U kunt
ook op de knop VR drukken en
dan "Next Track" (Volgende
nummer) zeggen.
Als u de knop één klik linksom (terug) draait, gaat u naar het
vorige nummer in de lijst. U kunt
ook op de knop VR drukken en
dan "Previous Track" (Vorige
nummer) zeggen.
Spoel terug in het huidige num- mer door de knop << RWinge-
drukt te houden. Door de knop
<< RW lang genoeg ingedrukt te
houden, gaat u terug naar het
begin van het huidige nummer. U kunt in het huidige nummer
vooruitspoelen door de knop FF>>
ingedrukt te houden.
Als u eenmaal drukt op de knop << RW ofFF>>, gaat u vijf seconden
terug of vooruit in het huidige num-
mer.
Gebruik de knoppen << SEEKen
SEEK>> om naar het vorige of vol-
gende nummer te gaan. Als tijdens
het afspelen op de knop SEEK>>
(zoeken) drukt, gaat u naar het vol-
gende nummer in de lijst. U kunt
ook op de knop VR drukken en dan
"Next or Previous Track" (Vol-
gende of Vorige nummer) zeggen.
Tijdens het afspelen van een num- mer kunt u op de INFO-knop druk-
ken om de metagegevens (artiest,
titel, album, enzovoort) van het
nummer te bekijken. Als u nog-
maals op de INFO-knop drukt,
gaat u naar het volgende scherm
met gegevens over het nummer. Na-
dat alle schermen zijn bekeken,
komt u met een laatste druk op de
217
INFO-knop weer terug in het
scherm met de afspeelmodus op de
radio.
Als u op de knop REPEATdrukt,
wordt de modus van het audioap-
paraat veranderd om het nummer
dat op dat moment wordt afge-
speeld te herhalen. U kunt ook op
de knop VR drukken en dan "Re-
peat ON" (Herhalen AAN) of "Reat
Off" (Herhalen UIT) zeggen.
Druk op de SCAN-knop om de
scanmodus van het iPod®/USB/
MP3-apparaat te gebruiken. In
deze modus worden van elk num-
mer alleen de eerste 10 seconden
afgespeeld, waarna het volgende
nummer wordt geladen. Als u de
scanmodus wilt beëindigen om het
nummer van uw keuze volledig af
te spelen, drukt u tijdens de eerste
vijf seconden van het gewenste
nummer nogmaals op de SCAN-
knop. Tijdens de scanmodus kunt u
ook drukken op de knoppen <<
SEEK enSEEK>> om het vorige of
volgende nummer te selecteren. De
RND-knop (uitsluitend be-
schikbaar op de radio met verkoop-
code RES): als u op deze knop
drukt, schakelt de iPod® of het ex-
terne USB-apparaat tussen de modi
Shuffle ON en Shuffle OFF. U kunt
ook op de knop VR drukken en dan
"Shuffle ON" (Shuffle AAN) of
"Shuffle OFF" (Shuffle UIT) zeg-
gen. Als het pictogram RNDwordt
weergegeven op het radiodisplay, is
de modus Shuffle geactiveerd.
De List- of Browse-modus
Wanneer u in de afspeelmodus op een
van de hierna genoemde knoppen
drukt, activeert u de List-modus op.
In de List-modus kunt u bladeren in
de lijst met menu's en nummers op het
audio-apparaat.
Draaiknop TUNE: de draaiknop
TUNE werkt op dezelfde wijze als
de afstemknop op het audio-
apparaat of extern USB-apparaat.
Door de knop rechtsom (vooruit) of linksom (achteruit) te draaien,
kunt u in de lijsten bladeren ter-
wijl de gegevens van de nummers worden weergegeven op het ra-
diodisplay. Nadat u het nummer
van uw keuze heeft gemarkeerd
op het radiodisplay, drukt u op
de
TUNE-regelknop om het
nummer te selecteren en af te
spelen. Als u snel aan de TUNE-
regelknop draait, bladert u snel-
ler door de lijst. Wanneer u snel
bladert, wordt de informatie op
het radiodisplay mogelijk met
een kleine vertraging bijgewerkt.
In de List-modi geeft de iPod® alle lijsten weer in doorlopende
vorm. Draai als het nummer on-
deraan de lijst staat, de knop te-
rug (linksom) om eerder bij het
nummer te komen.
In de List-modus worden de PRESET-knoppen gebruikt als
sneltoetsen om naar de volgende
lijsten op de iPod® of het externe
USB-apparaat te gaan.
Preset 1 – Afspeellijsten
Preset 2 – Artiesten
Preset 3 – Albums
Preset 4 – Genres
Preset 5 – Luisterboeken
218
op het apparaat eerst worden geïniti
aliseerd, waarna deze wordt ge-
streamd naar het Uconnect™ tele-
foonsysteem. Er kunnen zeven
apparaten worden gekoppeld aan het
Uconnect™ Phone systeem, maar er
kan slechts één apparaat tegelijk wor-
den geselecteerd en gebruikt.
Ander audio-apparaat selecteren
1. Druk op de knop PHONE om te
beginnen.
2. Na de prompt "Ready" (Gereed)
en de daaropvolgende pieptoon zegt u
"Setup" (Instellen) en dan "Select
Audio Devices" (Audio-apparaten se-
lecteren).
3. Zeg de naam van het audio-
apparaat of vraag het Uconnect™
Phone systeem om de lijst met audio-
apparaten weer te geven.
Volgende nummer
Gebruik de knop SEEK UP of druk op
de knop VR op de radio en zeg "Next
Track" (Volgende nummer) om naar
het volgende nummer op uw mobiele
telefoon te gaan.Vorige nummer
Gebruik de knop SEEK DOWN of
druk op de knop VR op de radio en
zeg "Previous Track" (Vorige num-
mer) om naar het vorige nummer op
uw mobiele telefoon te gaan.
Bladeren
Bladeren is niet mogelijk op een
BTSA-apparaat. Alleen bij het hui-
dige nummer dat wordt afgespeeld
wordt informatie weergegeven.
UCONNECT™
MULTIMEDIA VIDEO
ENTERTAINMENT
SYSTEM (VES)™ (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Beginnen
Scherm(en) in de dakconsole:
klap het/de LCD-scherm(en) uit
door te drukken op de knop die zich
achter het/de scherm(en) op de
dakconsole bevindt. Zet het contactschakelaar in de
stand ON of ACC.
Schakel de VES™speler in (voor bepaalde uitvoeringen/landen met
dual video screen-systeem (systeem
met twee beeldschermen)) door te
drukken op de Aan/uit-knop ui-
terst links, of door te drukken op de
toets van de afstandsbediening.
Als het/de beeldscherm(en) zijn opengeklapt en de VES™speler
een dvd bevat, worden het/de
scherm(en) automatisch ingescha-
keld, waarna de hoofdtelefoons
worden ingeschakeld en het afspe-
len begint.
Bij het dual video screen-systeem heeft kanaal 1 op de afstandsbedie-
ning en hoofdtelefoons betrekking
op scherm 1 (tweede zitrij), terwijl220
kanaal 2 op de afstandsbediening
en hoofdtelefoons betrekking op
scherm 2 (derde zitrij). Raadpleeg
het hoofdstuk over het dual video
screen-systeem voor meer informa-
tie.
Videospelletjes spelen
Sluit de console voor videospelletjes
aan op de RCA-aansluitingen (AUX-
aansluitingen) (1 of 2 sets, afhanke-
lijk van de autoconfiguratie), die zich
aan de achterzijde van de middencon-
sole of links achter de tweede zitrij
bevinden. Als een extern apparaat op de AUX-
ingang wordt aangesloten, dient u re-
kening te houden met de standaard
kleurencode voor de aansluitingen
van VES™:
Controleer of de schakelaars van de
afstandsbediening en hoofdtelefoon
zijn ingesteld op kanaal 1.
De afstandsbediening gebruiken
1. Druk op de modustoets van de af-
standsbediening.
2. Kijk naar het videoscherm en mar-
keer VES AUX 1 of 2 (afhankelijk van
de AUX-aansluiting waarop de spel-
console is aangesloten) door op de
toetsen Omhoog/Omlaag/Links/
Rechts te drukken, of door meerdere
keren op de modustoets en vervolgens
op de ENTER-toets van de afstands-
bediening te drukken.
De regelknoppen van het
aanraakscherm van de radio
gebruiken
1. Druk op de toets MENU op de
frontplaat van de radio.2. Kies de schermtoets Rear VES
(VES achterin) om de bedieningsele-
menten van VES™ achterin weer te
geven. Druk als een kanaal wordt
weergegeven, op de schermtoets
HIDE LIST (LIJST VERBERGEN)
om het scherm met de regelknoppen
van het VES achterin weer te geven.
3. Raak de schermtoets 1 aan en raak
vervolgens AUX 1 of AUX 2 in de
VES-kolom aan (afhankelijk van de
gebruikte AUX-aansluiting). Druk
boven in het scherm op de scherm-
toets met de pijl naar links om het
scherm te sluiten.
Een audiobron op kanaal 2
beluisteren terwijl op
kanaal 1 een video wordt
afgespeeld
Controleer of de schakelaars van de
afstandsbediening en hoofdtelefoon
zijn ingesteld op kanaal 2.1. Video ingang – geel
2. Linker audio ingang – wit
3. Rechter audio ingang – rood
4. 2 AUX-aansluitingen (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
5. Voedingsuitgang
221