DAKCONSOLES
DAKCONSOLE VOORIN
Er zijn twee soorten dakconsoles be-
schikbaar. Het basismodel dakcon-
sole voorin heeft vaste instap-/
leeslampjes, een neerklapbaar
zonnebrilopbergvakje en een gesprek-
spiegel. Het premium-model dakcon-
sole voorin is voorzien van een LED-
spot die de bekerhouders op het
instrumentenpaneel verlicht, twee
draaibare LED-lampen, een neer-
klapbaar opbergvak voor zonnebril-
len, een conversatiespiegel, schake-
laars voor de optionele elektrische
schuifdeuren en een schakelaar voor
de optionele elektrisch bediende ach-
terklep.
OPMERKING: Moddelen met
premium zonnedakconsole om-
vatten alle bovengenoemde onder-
delen, behalve het zonnebrilop-
bergvakje.INSTAP- EN
INTERIEURVERLICHTING
Aan de voorkant van de console zijn
twee lampjes aangebracht (de nor-
male plafondlamp heeft twee knop-
pen). De verlichting gaat aan wanneer
u een voorportier, een schuifdeur of de
achterklep opent. Als uw auto is uit-
gerust met een afstandsbediening,
gaat de verlichting ook aan wanneer u
de ontgrendelknop op de afstandsbe-
diening indrukt.
De interieurverlichting fungeert ook
als leeslamp. Druk op de lens om deze
lampen aan te zetten als u in de auto
zit. Druk nogmaals om het lampje uit
te schakelen. U kunt de schijnrichting
van deze lampjes veranderen door debuitenring in de richting van een van
de vier pijltjes te drukken (alleen
LED-lampjes).
Ook de omgeving direct rondom de
bekerhouders op het instrumentenpa-
neel wordt verlicht door een lampje in
de dakconsole (alleen luxe console).
Dit lampje gaat branden wanneer de
koplampschakelaar aan is; de helder-
heid ervan stelt u in door de dimmer
omhoog of omlaag te draaien.
OPBERGVAKJE
ZONNEBRIL (ALLEEN
ZONDER SCHUIFDAK)
Aan de voorzijde van de dakconsole is
een vak aangebracht waarin twee
zonnebrillen kunnen worden be-
waard.
U opent dit vak door op de vergrende-
ling te drukken.
Dakconsole
156
De klep draait langzaam tot hij volle-
dig is geopend.
Vanuit deze stand kan de klep volle-
dig worden gesloten of, door hem on-
geveer driekwart te sluiten en los te
laten, in de stand worden gezet voor
gebruik van de gesprekspiegel.OPMERKING: In de conversatie-
spiegelstand kan de klep alleen
worden gesloten.
Om de klep weer volledig te openen,
moet hij eerst worden gesloten en ver-
volgens opnieuw worden geopend
door nogmaals de vergrendeling in te
drukken.
INTERIEURVERLICHTING/
LEESLAMPEN ACHTERIN
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De dakconsole heeft twee sets interi-
eurverlichting. De verlichting gaat
aan wanneer u een voorportier, een
schuifdeur of de achterklep opent. Alsuw auto is uitgerust met een afstands-
bediening, gaat de verlichting ook aan
wanneer u de ontgrendelknop op de
afstandsbediening indrukt.
De interieurverlichting fungeert ook
als leeslamp. Druk op de lens om deze
lampen aan te zetten als u in de auto
zit. Om een lamp weer uit te schake-
len, drukt u opnieuw op de lens van de
lamp. U kunt de richting van deze
lampen veranderen door de op bui-
tenring met vier pijlen te drukken.
DAKCONSOLES ACHTERIN
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het dakopbergsysteem achterin is in
twee uitvoeringen verkrijgbaar: met
of zonder zonnedak.Vergrendeling van vak in dakconsole
Volledig geopend
Conversatiespiegel-stand
Leeslampen
157
Een audiobron op kanaal 2 beluisteren terwijlop kanaal 1 een video wordt afgespeeld . . . . . .221
Dual Video Screen (systeem met twee videoschermen) . . . . . . . . . .222
Een dvd afspelen door het aanraakscherm van de radio te gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . .222
Een dvd afspelen door de VES™speler te gebruiken (voor bepaalde uitvoeringen/
landen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .224
Een audiobron beluisteren terwijl een video wordt afgespeeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .225
Draaibaar scherm op de derde zitrij (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .226
Belangrijke opmerkingen over het Dual Video Screen-systeem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .226
Afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .226
Opbergen van afstandsbediening . . . . . . . . . . .228
De afstandsbediening vergrendelen . . . . . . . . .228
Batterijen van de afstandsbediening vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .229
Gebruik van hoofdtelefoons . . . . . . . . . . . . . . .229
Bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .229
Batterijen van de hoofdtelefoon vervangen . . . .230
Levenslange standaardgarantie Unwired® stereohoofdtelefoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .230
Systeeminformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .231
STUURBEDIENING VOOR AUDIO . . . . . . . . . . . .239
Bediening van de radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . .240
Cd-speler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .240
181
9. StoringslampjeHet storingslampje maakt
deel uit van het boorddiagno-
sesysteem (OBD) dat de elek-
tronische regelingen van de motor en
de automatische versnellingsbak con-
troleert. Het lampje gaat branden als
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN wordt gezet, voordat de motor
start. Als het lampje niet gaat branden
wanneer u de contactschakelaar van
OFF naar ON/RUN draait, laat uw
auto dan direct controleren op storin-
gen.
Door sommige omstandigheden, zoals
een losse of afwezige brandstofvul-
dop, slechte brandstofkwaliteit e.d.,
kan na het aanslaan van de motor het
storingslampje gaan branden. Als het
lampje blijft branden tijdens enkele
normale ritten, is onderhoud van uw
auto noodzakelijk. In de meeste ge-
vallen kan dan normaal met de auto
worden gereden en is slepen niet
noodzakelijk.
LET OP!
Langdurig rijden met een brandend
lampje kan schade aan het motor-
regelsysteem veroorzaken. Het kan
ook van invloed zijn op het brand-
stofverbruik en het rijgedrag. Als
het lampje knippert, zal de kataly-
sator vrij snel ernstig defect raken
en zal het motorvermogen afne-
men. Raadpleeg dan onmiddellijk
uw dealer.WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysa-
tor, zoals hierboven beschreven,
kan warmer worden dan een kata-
lysator die wel goed werkt. Hier-
door kan brand ontstaan als u lang-
zaam rijdt of de auto op brandbaar
materiaal parkeert, zoals droge
planten, hout, karton enz. Dit ern-
stig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben voor de bestuurder, de pas-
sagiers of anderen. 10. Controle-/storingslampje ESP
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Het controle-/storingslampje
van het elektronisch stabili-
teitsregelsysteem (ESP) in de
instrumentengroep gaat
branden wanneer de contactschakelaar
in de stand ON/RUN wordt gezet. Als de
motor draait, behoort dit lampje uit te
gaan. Wanneer controle-/storingslampje
ESP continu blijft branden terwijl de
motor draait, is een storing gedetecteerd
in het ESP-systeem. Als het lampje blijft
branden nadat er verschillende keren is
gestart en u meerdere kilometers hebt
gereden met een snelheid hoger dan
48 km/u, dient u zo snel mogelijk con-
tact op te nemen met uw erkende dealer
om het probleem te laten opsporen en
verhelpen.
OPMERKING:
Het controlelampje ESP uitge- schakeld en het controle-/
storingslampje ESP gaan kort
branden wanneer de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet.
190
Telkens wanneer de contact-schakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet, wordt het ESP-
systeem ingeschakeld, ook wan-
neer dit eerder werd
uitgeschakeld.
Het ESP-systeem maakt zoe- mende of klikkende geluiden
wanneer het actief is. Dit is nor-
maal. De geluiden houden op
wanneer ESP inactief wordt na
de manoeuvre die de activering
van het ESP-systeem heeft ver-
oorzaakt.
11. Controlelampje ESP uitgescha-
keld (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Dit lampje geeft aan dat het
elektronisch stabiliteitsre-
gelsysteem (ESP) is
uitgeschakeld.
12. Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid van de auto aan. 13. Vulklepindicatie
De pijl in dit pictogram
geeft aan dat de brandstof-
vulklep zich aan de linker-
zijde van de auto bevindt.
14. Brandstofmeter
Wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN staat, toont de meter-
naald het brandstofpeil in de tank.
15. Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Het lampje gaat ter controle
vier tot acht seconden bran-
den nadat u de contactscha-
kelaar de eerste keer in de
stand ON/RUN hebt gezet. Wanneer
het lampje niet brandt tijdens het
starten, blijft branden of gaat bran-
den tijdens het rijden, moet het sys-
teem zo snel mogelijk door een er-
kende dealer worden nagekeken.
Raadpleeg de paragraaf "Beveili-
gingssystemen voor inzittenden" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor infor-
matie hierover. 16. Schakelstandindicatie
De schakelstand wordt apart weerge-
geven op de instrumentengroep. Hier-
mee wordt de gekozen versnelling van
de automatische versnellingsbak
weergegeven.
OPMERKING:
U moet het rempedaal intrappen
voordat u uit de stand PARK
schakelt.
De hoogste beschikbare versnel- ling wordt linksonder in het
elektronische voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) aangegeven
als de functie Electronic Range
Select (ERS) actief is. Gebruik
de +/- keuzeschakelaar op de
schakelhendel om ERS te active-
ren. Raadpleeg de paragraaf
"Automatische versnellingsbak"
in het hoofdstuk "Starten en rij-
den" voor meer informatie hier-
over.
191
17. Controlelampje beveiligings-
systeem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)Dit lampje knippert snel ge-
durende circa 15 seconden,
wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld, en
knippert vervolgens langzaam totdat
het alarmsysteem wordt
uitgeschakeld.
18. Waarschuwingslampje voor het
remsysteem
Dit lampje geeft verschillende
functies van het remsysteem
aan, zoals het remvloeistofpeil en het
aantrekken van de handrem. Als het
waarschuwingslampje voor het rem-
systeem gaat branden, is het mogelijk
dat de handrem is aangetrokken, het
vloeistofpeil in het remvloeistofreser-
voir te laag is of dat zich een probleem
voordoet in het reservoir van het ABS-
systeem.
Als het lampje blijft branden wanneer
de handrem niet is aangetrokken en
het remvloeistofpeil in het reservoir
van de hoofdremcilinder zich ter hoogte van het Full-merkteken be-
vindt, kan er sprake zijn van een sto-
ring in het hydraulische remcircuit of
is er een probleem met de rembe-
krachtiging gedetecteerd door het
ABS-systeem / elektronisch stabili-
teitsregelsysteem (ESP). In dat geval
blijft het lampje branden tot de oor-
zaak is verholpen. Als het probleem
verband houdt met de rembekrachti-
ging, zal de ABS-pomp actief zijn tij-
dens het remmen en voelt u mogelijk
een trilling in het rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits
zorgen voor reserve-remvermogen als
ergens een storing optreedt in het hy-
draulisch systeem. Als er in één helft
van het dubbele remsysteem sprake is
van lekkage, geeft het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem dit
aan; het lampje gaat branden wan-
neer het remvloeistofpeil in de hoofd-
remcilinder is gedaald tot onder een
bepaald niveau.
Het lampje blijft branden tot de oor-
zaak is verholpen.
OPMERKING: Het lampje kan
bij het nemen van een scherpe
bocht even knipperen, doordat
dan het vloeistofpeil verandert.
Breng de auto naar de dealer voor
onderhoud en laat het remvloei-
stofpeil controleren.
Als een storing van het remsysteem
wordt aangegeven, laat de auto dan
onmiddellijk repareren.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode
waarschuwingslampje voor het
remsysteem brandt, is gevaarlijk.
Een deel van het remsysteem is mo-
gelijk defect. De remweg wordt dan
langer. U kunt een aanrijding ver-
oorzaken. Laat de auto onmiddel-
lijk controleren.
Auto’s die met een ABS-systeem zijn
uitgerust, beschikken ook over elek-
tronische remkrachtverdeling (EBD).
Bij een storing van EBD, gaat het
waarschuwingslampje voor het rem-
systeem branden, samen met het
192
ABS-lampje. Het ABS-systeem moet
dan onmiddellijk worden gerepa-
reerd.
U kunt de werking van het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem
controleren door de contactschake-
laar van de stand OFF in de stand
ON/RUN te zetten. Het lampje moet
dan gedurende ongeveer twee secon-
den branden. Het lampje moet vervol-
gens doven, tenzij de handrem is aan-
getrokken of een storing van het
remsysteem is gedetecteerd. Als het
lampje niet gaat branden, moet u het
lampje door een erkende dealer laten
controleren.
Het lampje gaat ook branden als de
handrem wordt aangetrokken wan-
neer de contactschakelaar in de stand
ON/RUN staat.
OPMERKING: Dit lampje geeft
dan alleen aan dat de handrem is
aangetrokken. Het geeft niet aan
hoe krachtig de handrem is
aangetrokken.19. Waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels
Dit lampje gaat ter controle
vier tot acht seconden branden
nadat u de contactschakelaar
de eerste keer in de stand ON/RUN
hebt gezet. Wanneer tijdens deze test
de autogordel voor de bestuurders-
stoel of de bijrijderstoel wordt losge-
gespt, hoort u een geluidssignaal. Als
na de gloeilampcontrole of tijdens het
rijden de veiligheidsgordel van de be-
stuurder niet is vastgegespt, gaat het
waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden en klinkt er een
geluidssignaal. Raadpleeg de para-
graaf "Beveiligingssystemen voor in-
zittenden" in het hoofdstuk "Uw
auto" voor informatie hierover.
20. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de tempe-
ratuur van de koelvloeistof aan. Als de
meternaald het normale aanwijst,
werkt het koelsysteem naar behoren.
De meternaald geeft vaak een hogere
temperatuur aan tijdens het rijden bij warm weer, op hellingen, of met aan-
hanger. De bovenlimiet van het nor-
male temperatuurbereik mag niet
wordt overschreden.
LET OP!
Als u blijft rijden met een overver-
hit koelsysteem, kan schade aan de
auto ontstaan. Wanneer de tempe-
ratuurmeter in de "H"-zone staat,
zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair
draaien tot de meternaald weer in
het normale bereik staat. Als de
meternaald op "H" blijft staan en u
ononderbroken geluidssignalen
hoort, zet de motor dan direct af en
neem contact op met de werkplaats
van een erkende dealer voor ser-
vice.
193
AVG. . . . . . . . . . . . Gemiddelde
brandstofverbruik(V.S. of metrisch)
DTE . . . . . Afstand tot lege tank
P . . . . . . . . Parkeerhulp aan/uit
Als naast deze sleutel de let-
terPwordt weergegeven,
moet er onderhoud van het
parkeerhulpsysteem plaats-
vinden (voor bepaalde uitvoeringen/
landen). Neem contact op met een
erkende dealer.
Dagteller (ODO) / ECO (indicator
brandstofbesparing) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Geeft de afgelegde afstand aan sinds
deze functie het laatst op nul is terug-
gesteld. Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A
die werd afgelegd sinds de laatste re-
set.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die
werd afgelegd sinds de laatste reset.
KOMPAS-/
TEMPERATUURWEERGAVEKompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil
tussen het magnetische noorden en
het geografische noorden. Om de pre-
cisie van het kompas te garanderen,
moet de kompasafwijking goed wor-
den ingesteld aan de hand van de
kaart met afwijkingen voor de zone
waarin de auto zich bevindt. Wanneer
het kompas goed is ingesteld, wordt
automatisch rekening gehouden met
dit verschil.OPMERKING:
Voor juiste ijking is een vlak
wegdek en een omgeving zonder
grote metalen voorwerpen zoals
gebouwen, bruggen, onder-
grondse kabels, spoorrails enz.
vereist.
Magnetische apparatuur op bat- terijen (zoals mobiele telefoons,
iPod's, radardetectors, PDA's en
laptops) moeten uit de buurt van
de bovenkant van het instru-
mentenpaneel worden gehou-
den. Dat is de plaats waar de
kompasmodule zich bevindt en
dergelijke apparaten kunnen
storing veroorzaken en foutieve
kompasuitlezingen tot gevolg
hebben.
195