STARTEN EN RIJDEN
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbrenging en as) van uw
auto vereisen geen lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de eerste 100 km kunt
u het beste een snelheid tot 80 à 90 km/u aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, vormt nu en dan
kort accelereren met plankgas, binnen de grenzen van
de geldende verkeersregels, een goede bijdrage tot het
inrijden. Accelereren met plankgas in een lage versnel-
ling kan schadelijk zijn en moet worden vermeden.
De transmissieolie die de fabriek in de motor heeft
aangebracht, is een energiebesparend smeermiddel van
een hoge kwaliteit. Houd bij het verversen van de olie
rekening met de het te verwachten klimaat waarin de
auto wordt gebruikt. Raadpleeg de paragraaf "Onder-
houdsprocedures" in het hoofdstuk "Onderhoud van
uw auto" voor de aanbevolen viscositeit en kwaliteits-
klassen. GEBRUIK NOOIT NIET-REINIGENDE OF
ONVERMENGDE MINERALE OLIËN.
Een nieuwe motor verbruikt tijdens de eerste paar
duizend kilometers mogelijk iets meer olie. Dat is bij
het inrijden normaal en duidt niet op een probleem. STARTPROCEDURES
Doe het volgende voordat u uw auto start: stel uw
stoel in, stel de binnen- en buitenspiegels in, doe uw
veiligheidsgordel om en verzoek eventuele passagiers
ook hun veiligheidsgordel om te doen.
WAARSCHUWING!
Z
et , voordat u de auto verlaat , altijd
de versnellingshendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de sleutelhouder
uit het contact . Sluit altijd de auto af wanneer u
de auto verlaat .
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter
of in de buurt van een auto die niet is afgesloten.
Het achterlaten van kinderen zonder toezicht
in een auto is om verschillende redenen gevaar-
lijk. Kinderen of derden lopen dan het risico op
ernstig of zelfs dodelijk letsel.Waarschuw kinde-
ren dat ze niet aan de handrem, het rempedaal of
de schakelhendel mogen komen.
(Vervolgd)
223
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet in of nabij de auto
achter en laat Keyless Enter-N-Go™ niet in de
stand ACC of ON/RUN staan. Een kind zou de
knoppen van de elektrische raambediening of
andere schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
Laat nooit kinderen of dieren achter in een in
de zon geparkeerde afgesloten auto, de hitte kan
ernstig of dodelijk letsel toebrengen.
KEYLESS ENTERNGO™
Met deze functie kan de bestuurder
de contactschakelaar bedienen door
op een knop te drukken, zolang de
afstandsbediening zich in het passa-
gierscompartiment bevindt.
NORMAAL STARTEN – BENZINEMOTOR
Gebruik van de knop ENGINE START/STOP
(motor aan/uit)
1. De schakelhendel moet in de stand PARK of NEU- TRAL staan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl u één keer op de knop ENGINE START/STOP drukt. 3. Het systeem neemt het dan over en probeert de
auto te starten. Als de auto niet start, wordt de
startmotor automatisch na 10 seconden uitgescha-
keld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken voordat de motor aanslaat, druk dan nogmaals op de knop.
OPMERKING: Bij normaal starten van een koude of
warme motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
Motor uitschakelen met de knop ENGINE
START/STOP (motor aan/uit)
1. Zet de schakelhendel in de stand PARK en druk vervolgens kort op de knop ENGINE START/STOP.
2. De contactschakelaar keert terug naar de stand OFF.
3. Als de schakelhendel niet in de stand PARK staat en de rijsnelheid hoger is dan 8 km/u, moet de knop
ENGINE START/STOP twee seconden lang worden
ingedrukt voordat de motor wordt uitgeschakeld.
De contactschakelaar blijft in de stand ACC, totdat
de schakelhendel in de stand PARK staat en de knop
twee keer wordt ingedrukt naar de stand OFF (uit).
Als de schakelhendel niet in de stand PARK staat en
de knop ENGINE START/STOP één keer wordt
ingedrukt, verschijnt op het scherm van het EVIC
het bericht “Vehicle Not In Park” (auto niet in
224UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
PARK) en blijft de motor draaien. Verlaat een auto
nooit als deze niet in de stand PARK staat, omdat de
auto dan kan wegrollen.
OPMERKING: Wanneer de contactschakelaar in de
stand ACC of RUN (motor draait niet) blijft staan
terwijl de schakelhendel in de stand PARK staat, wordt
het systeem, nadat het 30 minuten niet actief is ge-
weest, automatisch uitgeschakeld en wordt de contact-
schakelaar in de stand OFF gezet.
Functies van knop ENGINE START/STOP –
rempedaal NIET ingetrapt (in de stand PARK
of NEUTRAL)
De ENGINE START/STOP knop werkt hetzelfde als
een contactslot. Er zijn vier standen: OFF, ACC, RUN
en START. Om de contactschakelaar in een andere
stand te zetten zonder de auto te starten en om de
accessoires te kunnen gebruiken, volgt u de onder-
staande stappen.
Starten met de contactschakelaar in de stand OFF:
Druk op de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in de stand ACC te zetten.
Druk nogmaals op de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in de stand RUN te zetten. Druk een derde keer op de knop ENGINE START/
STOP om de contactschakelaar in de stand OFF te
zetten.
EXTREEM LAGE TEMPERATUREN (LAGER
DAN 29°C)
Om te zorgen voor betrouwbaar starten bij deze
temperaturen wordt het gebruik van een van buitenaf
gevoede elektrische motorblokverwarming aanbevo-
len.
ALS DE MOTOR NIET START
WAARSCHUWING!
Gi
et nooit brandstof of andere brand-
bare vloeistoffen in de luchtinlaat van
het gasklephuis om de auto te starten. Hierdoor
kunnen steekvlammen ontstaan die ernstig letsel
kunnen veroorzaken.
(Vervolgd)
225
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
(Vervolgd)
Probeer niet de auto te starten door middel
van aanduwen of slepen. Onverbrande brandstof
kan de katalysator binnendringen, na het starten
ontbranden en zo de katalysator en de auto
beschadigen. Wanneer de accu van de auto leeg
is, kunt u startkabels gebruiken en de auto star-
ten met een hulpaccu of de accu van een andere
auto. Deze manier van starten kan gevaarlijk zijn
als dit niet op de juiste manier wordt gedaan.
Raadpleeg voor meer informatie "Starten met
startkabels" in "Noodgevallen".
'Verzopen' motor starten (met de knop
ENGINE START/STOP)
Als de motor niet start nadat u de procedures voor
"Normaal starten" of "Extreem lage temperaturen"
hebt gevolgd, is het mogelijk dat de motor is 'verzopen'.
Afvoeren van overtollige brandstof:
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Houd het gaspedaal helemaal tot aan de vloer inge- trapt.
3. Druk kort op de knop ENGINE START/STOP.
De startmotor wordt automatisch ingeschakeld, draait
gedurende 10 seconden, en wordt dan uitgeschakeld.
Als dit gebeurt, laat dan het gas- en rempedaal los, wacht 10 tot 15 seconden, en herhaal dan de proce-
dure voor "Normaal starten".
NA HET STARTEN
Het stationaire toerental wordt automatisch geregeld
en neemt af naarmate de motor warmer wordt.
NORMAAL STARTEN — DIESELMOTOR
Gebruik van de knop ENGINE START/STOP
(motor aan/uit)
1. Zet de contactschakelaar in de stand ON door
tweemaal op de knop ENGINE START/STOP (Mo-
tor aan/uit) te drukken.
2. Kijk naar het controlelampje "Wachten met star- ten" in de instrumentengroep. Raadpleeg "Instru-
mentengroep" in “Waarschuwingslampjes en mel-
dingen” voor meer informatie. Dit zal twee tot tien
seconden branden, afhankelijk van de motortempe-
ratuur. Wanneer het controlelampje "Wachten met
starten" uitgaat, is de motor gereed om te worden
gestart.
3. DRUK NIET op het gaspedaal. Om de motor te starten, moet de schakelhendel in de stand PARK of
NEUTRAL staan. Trap op het rempedaal (alleen
automatische versnellingsbak) of houd het
koppelingspedaal ingetrapt (alleen handgeschakelde
226
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
versnellingsbak) terwijl u tegelijkertijd de knop EN-
GINE START/STOP (Motor aan/uit) ingedrukt
houdt. Laat de knop los als de motor start.
OPMERKING: Onder zeer koude omstandigheden
kan het nodig zijn om de startmotor tot 30 seconden
te laten draaien om de motor te starten. Laat de knop
los als de motor niet start. Wacht 25-30 seconden en
probeer dan opnieuw te starten.
4. Laat de motor na het starten nog ca. 30 seconden stationair draaien voordat u gaat rijden. Dit zorgt
ervoor dat de olie circuleert en de turbocompres-
sor wordt gesmeerd.
Motor uitschakelen met de knop ENGINE
START/STOP (motor aan/uit)
1. Plaats nadat de auto tot stilstand is gekomen de schakelhendel in de stand NEUTRAL/PARK en druk
daarna kort op de knop ENGINE START/STOP.
2. De contactschakelaar keert terug naar de stand OFF.
OPMERKING:
Als de contactschakelaar in de stand ACC blijft staan, zal het systeem na 30 minuten van inactiviteit auto-
matisch worden uitgeschakeld en de contactschake-
laar in de stand OFF worden gezet. Als de contactschakelaar in de stand RUN blijft staan,
zal het systeem na 30 minuten van inactiviteit auto-
matisch worden uitgeschakeld, mits de auto stilstaat
en de motor is uitgezet.
Als de schakelhendel niet in de stand PARK staat en de rijsnelheid hoger is dan 8 km/u, moet de knop
ENGINE START/STOP twee seconden lang worden
ingedrukt voordat de motor wordt uitgeschakeld.
De contactschakelaar blijft in de stand ACC totdat
het voertuig stilstaat en de knop twee keer wordt
ingedrukt naar de stand OFF.
Turbocompressor "afkoelen"
OPMERKING: Door de motor stationair te laten
lopen na een lange rit krijgt de turbine-unit de kans om
af te koelen tot een normale bedrijfstemperatuur.
Hanteer het volgende schema om te bepalen hoeveel
stationaire draaitijd nodig is om de turbocompressor
voldoende te koelen voordat u de motor afzet, afhan-
kelijk van de rijwijze en de belading van de auto.
227
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Afkoelschema turbocompressor
Rijomstandigheden Lading Temperatuur van de tur
-
bocompressor Stationaire draaitijd (in
minuten) voor het afzet- ten van de motor
Stop & Go LeegKoud Minder dan 1
Stop & Go Gemiddeld Warm 1
Snelwegen Gemiddeld Warm 2
Stadsverkeer Maximaal toelaat-
baar totaalge-wicht van het
voertuig en de aanhangwagen
samen Warm
3
Snelwegen Maximaal toelaat-
baar totaalge-wicht van het
voertuig en de aanhangwagen samen Warm
4
Hellingen Maximaal toelaat-
baar totaalge-
wicht van het
voertuig en de aanhangwagen samen Heet
5
228
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
HANDREM
Voordat u het voertuig verlaat, moet u er zeker van zijn
dat de handrem goed is aangetrokken. Zorg ook dat u
de hendel bij een automatische versnellingsbak in de
stand PARK (parkeren) zet en bij een handmatige
versnellingsbak in REVERSE (achteruit) of in de 1e
versnelling.
Handgeschakelde versnellingsbak
De handrem zit in de middenconsole. Zet de auto op
de handrem door de handgreep stevig omhoog te
trekken. Om de handrem te lossen wordt de hendel
iets omhoog getrokken, de vergrendelknop ingedrukt
en dan de hendel helemaal omlaag gedrukt. (afb. 137)Automatische versnellingsbak
Het handrempedaal bevindt zich in de hoek links onder
het instrumentenpaneel. Om de handrem aan te trek-
ken, moet u het handrempedaal volledig intrappen. Om
de handrem vrij te zetten, trapt u nogmaals het hand-
rempedaal in en laat u het pedaal langzaam opkomen,
waarbij u voelt dat de rem wordt vrijgegeven.
(afb. 138)
Als de handrem wordt aangetrokken terwijl de con-
tactschakelaar in de stand ON staat, gaat het waar-
schuwingslampje voor het remsysteem in de instru-
mentengroep branden.(afb. 137)
Handrem
(afb. 138)Handrem
229
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
OPMERKING:
Als de parkeerrem is ingeschakeld en de automati-sche versnellingsbak in een versnelling staat, gaat het
"Waarschuwingslampje remsysteem" knipperen. Als
beweging van de auto wordt gedetecteerd, klinkt er
een geluidssignaal om de bestuurder hierop te wij-
zen. Zet de handrem volledig vrij voordat u met de
auto gaat rijden.
Dit lampje geeft dan alleen aan dat de handrem is aangetrokken. Het geeft niet aan hoe krachtig de
handrem is aangetrokken.
Wanneer u op een helling parkeert is het belangrijk dat
u op een afdaling de voorwielen naar de stoeprand toe
draait en op een helling van de stoeprand af. Trek bij
voertuigen met een automatische versnellingsbak de
handrem aan voordat u de versnellingspook in de stand
PARK zet. Anders kan het door de belasting die op het
vergrendelmechanisme van de versnellingsbak werkt
moeilijk zijn om de versnellingspook uit de PARK-stand
te verwijderen. De handrem moet altijd aangetrokken
zijn als de bestuurder niet in de auto zit.
WAARSCHUWING!
G
ebruik de stand PARK van de auto-
matische versnellingsbak nooit als ver-
vanging van de parkeerrem. Trek de parkeerrem
altijd volledig aan als u de auto parkeert , om te
voorkomen dat de auto gaat rollen en mogelijk
letsel of schade veroorzaakt .
Trek voordat u de auto verlaat altijd de hand-
rem aan en zet de automatische versnellingsbak
in de stand PARK en 1e versnelling of bij de
handgeschakelde versnellingsbak in REVERSE en
neem de sleutelhouder uit het contact . Sluit altijd
de auto af wanneer u de auto verlaat .
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter
of in de buurt van een auto die niet is afgesloten.
Het achterlaten van kinderen zonder toezicht
in een auto is om verschillende redenen gevaar-
lijk. Kinderen of derden lopen dan het risico op
ernstig of zelfs dodelijk letsel.Waarschuw kinde-
ren dat ze niet aan de handrem, het rempedaal of
de schakelhendel mogen komen.
(Vervolgd)
230
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD