(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de
buurt van de auto en laat Keyless Enter-N-Go™
niet in de stand ACC of ON/RUN staan. Een kind
zou de knoppen van de elektrische raambedie-
ning of andere schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zetten.
Controleer of de handrem volledig vrij staat
voor u gaat rijden. Als u dit niet doet , kan dit
leiden tot een defect aan de remmen en tot een
ongeval.
De handrem moet altijd goed worden aange-
trokken wanneer u de auto verlaat . Anders kan
de auto wegrollen en schade of letsel veroorza-
ken. Zorg ook dat u de hendel bij een automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK (parkeren)
zet en bij een handmatige versnellingsbak in
REVERSE (achteruit) of in de 1e versnelling. Als
dit wordt nagelaten kan de auto gaan rollen en
zo schade of letsel veroorzaken.
Als het waarschuwingslampje voor het
remsysteem blijft branden nadat de
handrem is vrijgezet , duidt dit op een
storing in het remsysteem. Laat het remsysteem
onmiddellijk controleren door een erkende dea-
ler. HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
WAARSCHUWING!
U of andere passagiers kunnen letsel
o
plopen als u het voertuig onbewaakt
achterlaat en de parkeerrem niet goed heeft
aangetrokken. De parkeerrem moet altijd wor-
den aangetrokken als de bestuurder zich niet in
het voertuig bevindt , vooral op een helling.
Trap voordat u schakelt het koppelingspedaal volledig
in. Trap terwijl u het koppelingspedaal op laat komen
het gaspedaal iets in. (afb. 139)
(afb. 139) Schakelpatroon (zes versnellingen)
231
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Schakel in numerieke volgorde door de versnellingen
heen – sla er geen over. Zorg dat de eerste versnelling
is ingeschakeld (niet de derde), wanneer u uit stilstand
wegrijdt. De koppeling kan beschadigd raken als u
vanuit de derde versnelling wegrijdt.
Bij de meeste stadsritten is het gemakkelijker om alleen
de lage versnellingen te gebruiken. Voor rijden met een
constante rijsnelheid op snelwegen, met af en toe iets
accelereren, wordt de zesde versnelling aanbevolen.
Laat nooit tijdens het rijden uw voet op het koppelings-
pedaal rusten en probeer nooit de auto op een helling
in bedwang te houden door de koppeling te laten
slippen. Hierdoor ontstaat abnormaal grote koppe-
lingsslijtage.
Om achteruit (REVERSE) te schakelen trekt u de ring
net onder de schakelhendel naar boven en schakelt u
naar de stand REVERSE (R).
Schakel alleen naar de achteruitversnelling vanuit stil-
stand.
OPMERKING:Onder koude weersomstandighe-
den als de olie van de transmissie nog niet op bedrijfs-
temperatuur is, kan het schakelen wat zwaarder gaan.
Dit is normaal en niet schadelijk voor de transmissie. TERUGSCHAKELEN
Op juiste wijze terugschakelen bespaart brandstof en
verlengt de levensduur van de motor.
Als u bij terugschakelen een versnelling
overslaat of terugschakelt bij een te hoge
rijsnelheid, kunt u schade toebrengen
aan de motor, de versnellingsbak of de koppeling.
Schakel bij steile afdalingen terug naar de tweede of
eerste versnelling voor een veilige snelheid en een
langere levensduur van de remmen.
Schakel bij bochten en steile hellingen tijdig terug,
zodat de motor niet overbelast raakt.
232
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatrege-
len niet in acht genomen worden:
Schakel alleen naar PARK als de auto volledig
stilstaat .
Schakel alleen naar of uit REVERSE, als de auto
volledig stilstaat en de motor stationair draait .
Schakel niet tussen PARK, REVERSE, NEU-
TRAL of DRIVE bij een hoger motortoerental dan
stationair.
Als u naar een versnelling schakelt , moet u het
rempedaal stevig ingetrapt houden.
OPMERKING: U moet het rempedaal ingetrapt
houden wanneer u uit PARK schakelt.
WAARSCHUWING!
H
et is gevaarlijk de schakelhendel uit
de stand PARK of NEUTRAL te zetten
wanneer het motortoerental hoger is dan statio-
nair. Als u het rempedaal niet stevig ingetrapt
houdt , kan de auto snel naar voren of achteren
schieten. U loopt in dat geval het risico de con-
trole over de auto te verliezen en een aanrijding
te veroorzaken. Schakel uitsluitend naar een ver-
snelling als de motor normaal stationair draait
terwijl u het rempedaal stevig intrapt .
Ongewenste beweging van de auto kan licha-
melijk letsel tot gevolg hebben van mensen in en
bij de auto. Net als bij alle andere voertuigen,
mag u een auto nooit verlaten als de motor
draait . Voordat u uitstapt moet u de handrem
aantrekken, de schakelhendel in de stand PARK
zetten en de motor uitschakelen. Wanneer de
contactschakelaar in de stand OFF staat , wordt
de schakelhendel in de stand PARK vergrendeld,
waardoor de auto niet ongewenst in beweging
kan komen.
(Vervolgd)
233
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
(Vervolgd)
Sluit altijd de auto af wanneer u de auto
verlaat .
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter
of in de buurt van een auto die niet is afgesloten.
Het achterlaten van kinderen zonder toezicht
in een auto is om verschillende redenen gevaar-
lijk. Kinderen of derden lopen dan het risico op
ernstig of zelfs dodelijk letsel.Waarschuw kinde-
ren dat ze niet aan de handrem, het rempedaal of
de schakelhendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de
buurt van de auto en laat Keyless Enter-N-Go™
niet in de stand ACC of ON/RUN staan. Een kind
zou de knoppen van de elektrische raambedie-
ning of andere schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zetten.
SLEUTELBLOKKERING
Deze auto is uitgerust met sleutelblokkering waardoor
de schakelhendel in de stand PARK moet worden gezet
voordat de motor kan worden uitgeschakeld. Hiermee
wordt voorkomen dat de bestuurder per ongeluk uit
de auto stapt zonder de schakelhendel in de stand
PARK te zetten.
Daarnaast vergrendelt het systeem ook de schakelhen-
del in de stand PARK wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF staat. BLOKKEERSYSTEEM REM/TRANSMISSIE
Deze auto is voorzien van rem-/schakelblokkering
(BTSI) die ervoor zorgt dat de schakelhendel in de
stand PARK blijft tenzij het rempedaal wordt ingetrapt.
Om de schakelhendel uit de stand PARK te kunnen
bewegen, moet de contactschakelaar in de stand ON/
RUN worden gezet (met draaiende motor of niet) en
moet het rempedaal zijn ingetrapt.
VERSNELLINGEN
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen draaien
wanneer u vanuit de standen PARK of NEUTRAL naar
een andere versnelling schakelt.
OPMERKING:
Na het selecteren van een versnel-
ling moet u even wachten tot de gekozen versnelling is
geactiveerd voordat u gas geeft. Dit is met name
belangrijk wanneer de motor koud is.
PARK
Deze stand vormt een aanvulling op de parkeerrem en
blokkeert de versnellingsbak. In deze stand kunt u de
motor starten. Gebruik de stand PARK nooit wanneer
de auto in beweging is. Trek de handrem aan wanneer u
de auto in deze stand achterlaat.
Wanneer u op een vlakke ondergrond parkeert, kunt u
de schakelhendel eerst in PARK zetten en vervolgens
de handrem aantrekken.
234
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Als u op een helling parkeert, moet u eerst de handrem
aantrekken voordat u de schakelhendel in de stand
PARK zet. Anders kan het door de belasting van het
schakelblokkeersysteem veel moeite kosten om de
schakelhendel uit de stand PARK te bewegen. Als extra
voorzorgsmaatregel kunt u op een afdaling de voorwie-
len naar de stoeprand toe draaien en op een helling van
de stoeprand af.
WAARSCHUWING!
G
ebruik de stand PARK nooit als ver-
vanging voor de handrem. Trek de par-
keerrem altijd volledig aan als u de auto par-
keert , om te voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade veroorzaakt .
Uw auto kan zich in beweging zetten en u en
anderen verwonden wanneer hij niet volledig in
de stand PARK staat . Controleer dit door te
proberen de versnellingspook naar achteren te
bewegen (rempedaal los) nadat u hem in de
stand PARK hebt gezet . Zorg ervoor dat de scha-
kelhendel in de stand PARK staat voordat u de
auto verlaat .
(Vervolgd)(Vervolgd)
Het is gevaarlijk om de schakelhendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te zetten wanneer het
motortoerental hoger is dan stationair. Als u het
rempedaal niet stevig ingetrapt houdt , kan de
auto snel naar voren of achteren schieten. U
loopt in dat geval het risico de controle over de
auto te verliezen en een aanrijding te veroorza-
ken. Schakel pas naar een versnelling wanneer de
motor normaal stationair draait en u met uw
voet krachtig het rempedaal ingetrapt houdt .
Ongewenste beweging van de auto kan licha-
melijk letsel tot gevolg hebben van mensen in en
bij de auto. Net als bij alle andere voertuigen,
mag u een auto nooit verlaten als de motor
draait . Voordat u uitstapt moet u de handrem
aantrekken, de schakelhendel in de stand PARK
zetten en de motor uitschakelen. Wanneer de
contactschakelaar in de stand OFF staat , wordt
de schakelhendel in de stand PARK vergrendeld,
waardoor de auto niet ongewenst in beweging
kan komen. Bovendien mag u nooit kinderen
zonder toezicht in de auto achterlaten.
(Vervolgd)
235
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
(Vervolgd)
Laat nooit kinderen in de auto achter. Het
achterlaten van kinderen zonder toezicht in een
auto is om verschillende redenen gevaarlijk. Kin-
deren of derden lopen dan het risico op ernstig of
zelfs dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de scha-
kelhendel mogen komen. Laat de sleutelhouder
niet in of bij de auto achter en laat de contact-
schakelaar niet in de stand ACC of RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de elektrische
raambediening of andere schakelaars kunnen
bedienen of de auto in beweging kunnen zetten.
Voordat u de schakelhendel uit de
stand PARK beweegt , moet u de contact-
schakelaar van de stand LOCK/OFF in de
stand ON/RUN zetten en tevens het rempedaal
ingetrapt houden. Anders kan de schakelhendel
beschadigd raken.
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen
draaien als u vanuit de standen PARK of NEU-
TRAL naar een andere versnelling schakelt . An-
ders kan schade aan de aandrijflijn ontstaan. U kunt aan de hand van de volgende indicatoren con-
troleren of u de schakelhendel in de stand PARK hebt
gezet:
Wanneer u naar de stand PARK schakelt, beweeg de
versnellingspook dan krachtig helemaal naar voren
en naar links totdat de pook stopt en volledig op zijn
plaats zit.
Controleer de versnellingsindicator en kijk of de stand PARK wordt aangegeven.
Controleer of de schakelhendel niet uit de stand PARK kan worden bewogen wanneer u het rempe-
daal niet bedient.
REVERSE
Deze stand is bedoeld om achteruit te rijden. Schakel
alleen naar REVERSE als de auto volledig stilstaat.
NEUTRAL
Gebruik deze stand wanneer de auto langere tijd stil-
staat met draaiende motor. In deze stand kunt u de
motor starten. Trek de handrem aan en schakel naar
PARK wanneer u wilt uitstappen.
236
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Laat de auto niet uitrollen in de stand
NEUTR
AL en schakel nooit het contact
uit om in vrijloop een helling af te dalen. Dit zijn
onveilige handelingen waarbij u minder snel kunt
reageren op veranderingen van het verkeer of
wegomstandigheden. U zou de macht over het
stuur kunnen verliezen en een aanrijding kunnen
veroorzaken.De auto laten slepen, laten uitrollen en
om andere redenen rijden terwijl de ver-
snellingsbak in de neutraalstand staat ,
kan ernstige schade aan de versnellingsbak tot
gevolg hebben. Raadpleeg voor meer informatie
de paragraaf "De auto slepen achter een cam-
per" in het hoofdstuk "Starten en rijden" en de
paragraaf "Slepen van een auto met pech" in het
hoofdstuk "Noodgevallen".
DRIVE
Deze stand is bedoeld voor het rijden in de stad en op
de grote weg. In deze stand schakelt de versnellingsbak
het soepelst en rijdt u het zuinigst. De versnellingsbak
schakelt automatisch op naar alle versnellingen. De
stand DRIVE zorgt voor optimale rijeigenschappen
onder alle normale omstandigheden. Bij veel schakelen (bijvoorbeeld wanneer de auto zwaar
beladen is, in heuvelachtig terrein of bij sterke tegen-
wind wordt gereden, of een zware aanhangwagen
wordt getrokken), kunt u het AutoStick
®schakelsys-
teem gebruiken om naar een lagere versnelling te
schakelen (raadpleeg de paragraaf "AutoStick
®" in dit
hoofdstuk voor meer informatie hierover). Onder
deze omstandigheden presteert de auto beter in een
lagere versnelling en wordt de levensduur van de ver-
snellingsbak verlengd omdat het schakelen wordt be-
perkt en minder hitte wordt gegenereerd.
Als de temperatuur in de versnellingsbak de limieten
van de normale bedrijfstemperatuur overschrijdt, wij-
zigt de controller van de aandrijflijn het schakelpatroon
en wordt het bereik voor het aangrijpen van de kop-
pelomvormerkoppeling vergroot. Hiermee voorkomt u
schade aan de versnellingsbak vanwege oververhitting.
Bij lage temperaturen kan de werking van de transmis-
sie veranderen afhankelijk van de temperatuur van de
motor en de transmissie alsmede van de rijsnelheid. Dit
zorgt ervoor dat de motor en de versnellingsbak sneller
opwarmen zodat maximale efficiëntie wordt bereikt.
Het aangrijpen van de koppelomvormerkoppeling
wordt tegengehouden totdat de transmissievloeistof
op bedrijfstemperatuur is (raadpleeg “Opmerking” on-
der “Koppelomvormerkoppeling” in dit hoofdstuk). Bij
extreem lage temperaturen (27°C of lager) kan de
237UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
werking kortstondig tot alleen de tweede versnelling
beperkt blijven. De normale werking wordt hersteld
zodra de versnellingsbaktemperatuur voldoende is ge-
stegen.Noodloopmodus van de versnellingsbakDe werking van de versnellingsbak wordt elektronisch
gecontroleerd op abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de versnellingsbak
kan veroorzaken, wordt de noodloopmodus van de
versnellingsbak geactiveerd. In deze modus blijft de
transmissie in de tweede versnelling, ongeacht welke
vooruitversnelling is gekozen. PARK, REVERSE en NEU-
TRAAL blijven wel werken. Het is mogelijk dat het
storingslampje brandt. Dankzij de noodloopmodus kan
de auto voor reparatie naar een erkende dealer worden
gereden zonder dat de versnellingsbak beschadigd raakt.In het geval van een kortstondig probleem kan de
versnellingsbak, door de volgende stappen uit te voe-
ren, worden gereset om weer alle vooruitversnellingen
te kunnen gebruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel naar PARK.
3. Zet de motor af.
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.6. Schakel naar de gewenste versnelling. Als het pro-
bleem niet langer wordt gedetecteerd, werkt de
versnellingsbak weer op de normale manier.
OPMERKING: Ook al kan de versnellingsbak wor-
den gereset, we raden u toch aan zo spoedig mogelijk
een bezoek te brengen aan uw erkende dealer. Uw
erkende dealer kan met speciale diagnoseapparatuur
vaststellen of het probleem zich nogmaals kan voor-
doen.
Als geen reset van de versnellingsbak mogelijk is, is
service door de erkende dealer noodzakelijk.
Overdrive-functie
De automatische transmissie is voorzien van een elek-
tronisch geregelde overdrive (vierde versnelling). De
versnellingsbak schakelt automatisch naar de
overdrive-versnelling als aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
de schakelhendel staat in de stand DRIVE,
de transmissievloeistof is heeft de juiste temperatuur bereikt,
de koelvloeistof heeft de juiste temperatuur bereikt, en
de rijsnelheid is voldoende hoog en
de bestuurder trapt het gaspedaal niet diep in.
238
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD