AIRBAGSYSTEEM
Deze auto is ter aanvulling op de veiligheidsgordels
voorzien van geavanceerde frontairbags voor zowel de
bestuurder als de voorpassagier. De geavanceerde
frontairbag voor de bestuurder bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De geavanceerde frontair-
bag voor de passagier bevindt zich in het instrumenten-
paneel, boven het handschoenenkastje. De airbagpane-
len zijn voorzien van het opschrift SRS/AIRBAG.
(afb. 134)OPMERKING:
De geavanceerde frontairbags voor
bestuurder en voorpassagier voldoen aan de nieuwe
richtlijnen voor geavanceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de geavanceerde frontair-
bags heeft verschillende stadia. De airbag kan zo meer
of minder krachtig worden opgeblazen, afhankelijk van
factoren zoals de soort aanrijding en de ernst ervan.
Deze auto is mogelijk uitgerust met een gespsluitings-
schakelaar voor de veiligheidsgordel voor de bestuur-
dersstoel en/of de voorpassagiersstoel die registreert
of de gordel is vastgeklikt. Met deze gespsluitingscha-
kelaar kan het niveau worden aangepast waarmee de
geavanceerde frontairbags worden opgeblazen.
Deze auto is uitgerust met aanvullende gordijn-
zijairbags (SABIC), ter bescherming van de bestuurder
en passagiers die naast een raam zitten. De gordijn-
zijairbags bevinden zich boven de zijramen. De airbag-
panelen zijn voorzien van het opschrift SRS AIRBAG.
Deze auto is voorzien van aanvullende zijairbags in de
stoelen (SAB). De airbags zijn gemarkeerd met een
airbaglabel aan de buitenzijde van de voorstoelen.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekleding nau- welijks zichtbaar, maar springen open tijdens het
opblazen van de airbag.(afb. 134) Locaties van de geavanceerde frontairbags en kniebescherming1 — Geavanceerde frontairbags voor bestuurder en passa-
gier
2 — Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
207
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar eenerkende dealer te worden gebracht.
Componenten van het airbagsysteem
Uw auto is mogelijk uitgerust met de volgende compo-
nenten van het airbagsysteem:
Controller van het beveiligingssysteem voor inzitten- den
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming
Geavanceerde frontairbag aan bestuurderszijde
Geavanceerde frontairbag aan passagierszijde
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB)
Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC)
Sensoren voor frontale en zijdelingse botsingen
Gordelspanners voorin
Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgordels KENMERKEN GEAVANCEERDE
FRONTAIRBAGS
Het geavanceerde frontairbagsysteem bestaat uit air-
bags aan de bestuurderszijde en aan de passagierszijde
die in meerdere stadia worden geactiveerd. Dit sys-
teem reageert overeenkomstig de kracht en de aard
van de botsing die worden vastgesteld door de control-
ler van het beveiligingssysteem voor inzittenden. Deze
controller ontvangt informatie van de sensoren voor
frontale botsingen.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmiddellijk geac-
tiveerd bij een botsing waarbij gebruik van de airbags
noodzakelijk is. Deze geringe opblazing wordt toegepast
voor minder zware botsingen. Bij zwaardere botsingen
wordt een krachtiger opblazing toegepast.
208UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Er
mogen geen voorwerpen op of
nabij het airbagpaneel op het instru-
mentenpaneel worden geplaatst , omdat deze let-
sel kunnen veroorzaken bij botsingen waarbij de
airbag wordt opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbagpanelen en
probeer deze nooit handmatig te openen. Anders
is het mogelijk dat u de airbags beschadigt . Bo-
vendien kunt u letsel oplopen doordat de airbags
mogelijk niet meer functioneren. De bescherm-
panelen van de airbagkussens gaan alleen open
als de airbags worden opgeblazen.
U mag nooit in de kniebescherming boren of
snijden of deze op een andere manier bewerken.
Monteer geen accessoires op de kniebescher-
ming zoals alarmverlichting, audio-installaties,
27 MC-apparatuur, enz.
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB)
SAB biedt de inzittenden betere bescherming tegen
zijdelingse botsingen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met een opschrift dat in de buitenzijde van
de voorstoelen is gestikt. (afb. 135)
Als de airbag wordt geactiveerd, gaat de naad tussen de
voor- en zijkant van de stoelbekleding open. Elke airbag
wordt afzonderlijk geactiveerd, zodat bij een botsing aan de linkerzijde alleen de linkerairbag wordt geacti-
veerd, en bij een botsing aan de rechterzijde alleen de
rechterairbag.
Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC)
Ter aanvulling op de bescherming die de carrosserie
biedt, bieden de gordijn-zijairbags de inzittenden op de
voor- en achterstoelen die naast een raam zitten be-
scherming bij zijdelingse botsingen. Elke airbag heeft
opblaasruimten die zich naast het hoofd van de passa-
giers bij het raam bevinden en zo de kans op hoofdlet-
sel bij zijdelingse botsingen beperken. De gordijnen
worden naar beneden geactiveerd en bedekken beide
ramen aan de zijde van de botsing. (afb. 136)
(afb. 135)
Label in de stoel aangebrachte zijairbag
209
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
OPMERKING:
Wanneer de auto over de kop slaat, kunnen degordelspanners en/of de aanvullende zijairbags in de
stoelen en de gordijn-zijairbags worden geactiveerd.
De airbagpanelen zijn in de interieurbekleding nau- welijks zichtbaar, maar springen open tijdens het
opblazen van de airbag.
Als u zich tijdens het activeren te dicht bij aanvul- lende zijairbags in de stoel of gordijn-zijairbags be-
vindt, kunt u ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Het systeem bevat sensoren voor zijdelingse botsingen
die zijn gekalibreerd om de zij- en gordijnairbags te
activeren bij botsingen die bescherming van de inzitten-
den door airbags noodzakelijk maken.
WAARSCHUWING!
Uw
auto is voorzien van gordijn-
zijairbags (SABIC). Installeer geen acces-
soires die het dak wijzigen, zoals bijvoorbeeld een
het aanbrengen van een zonnedak. Monteer
geen daktransportsystemen waarbij permanente
bevestigingen nodig zijn (bouten of schroeven)
voor montage op het autodak. Boor nooit in het
autodak, om welke reden dan ook.
Uw auto is uitgerust met gordijn-zijairbags
aan de linker- en rechterzijde. Stapel bagage of
andere lading niet dermate hoog op dat de af-
dekpanelen van de gordijn-zijairbags worden ge-
blokkeerd. In de omgeving van de gordijn-
zijairbags mogen zich geen obstakels bevinden.
Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de zijair-
bags. De werking van de airbags kan zo verslech-
teren en/of voorwerpen kunnen met kracht tegen
u aan slaan en zo ernstig letsel veroorzaken.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de bestuurder
en de voorpassagier te beschermen en hen correct te
laten zitten bij het eventueel opblazen van de geavan-
ceerde frontairbags.
(afb. 136) Extra gordijn-zijairbags
210
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Geavanceerde frontairbags bieden samen met de knie-
bescherming extra bescherming aan de bestuurder en
voorpassagier. Ook de zijairbags zorgen in combinatie
met de veiligheidsgordels voor een betere bescherming
van de inzittenden.
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om het risico
op letsel door een geactiveerde airbag te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd goed
vastgegespt op de achterbank zitten.
WAARSCHUWING!
Kinderen mogen nooit in achterwaarts
g
eplaatste kinderzitjes worden vervoerd
op de voorstoel van auto's met een geavanceerde
frontairbag aan passagierszijde. Bij het opblazen
kan de airbag ernstig of zelfs dodelijk letsel aan
kinderen in die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn om de veiligheids-
gordel op de juiste wijze te dragen (zie het hoofdstuk
over kinderzitjes) moeten veilig op de achterbank wor-
den vervoerd in een kinderzitje of op een zitverhoger.
Oudere kinderen die geen kinderzitje of zitverhoger
gebruiken, horen op de achterbank te zitten en de
veiligheidsgordel te dragen. Sta nooit toe dat kinderen
de schoudergordel onder de arm door dragen of ach-
ter de rug langs laten lopen. Lees de instructies bij het kinderzitje, om er zeker van
te zijn dat u het zitje op de juiste manier gebruikt.
Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsvei-
ligheidsgordel op de juiste wijze dragen.
Schuif de stoelen van bestuurder en voorpassagier zo
ver naar achteren als praktisch mogelijk is, zodat de
geavanceerde frontairbags ruimte hebben om te kun-
nen worden opgeblazen.
Leun niet tegen het portier of het raam. Als de auto is
uitgerust met zijairbags, worden die tijdens een aanrij-
ding krachtig opgeblazen in de ruimte tussen uzelf en
het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto aangepast moet
worden aan een invalide, neem dan contact op met
klantenservice. De telefoonnummers worden vermeld
in het hoofdstuk "Als u gebruik wilt maken van klan-
tenservice".
211
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags vertrouwt ,
kan dit bij een aanrijding leiden tot ern-
stig letsel. De airbags werken in combinatie met
uw veiligheidsgordel om u op de juiste wijze te
beschermen. Bij sommige aanrijdingen worden de
airbags niet opgeblazen. Draag uw veiligheidsgor-
dels altijd, ook als uw auto is uitgerust met airbags.
Als u tijdens het activeren van de geavan-
ceerde frontairbag te dicht op het stuur of bij het
instrumentenpaneel zit , kunt u ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Airbags hebben ruimte
nodig om te worden opgeblazen. Ga achterover
zitten en strek uw armen zodanig dat u comfor-
tabel het stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
Ook zijairbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Leun niet tegen het portier
of het raam. Zit rechtop op het midden van de
stoel.
Sensoren en regeleenheden voor airbags
Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
De controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden maakt deel uit van het voorgeschreven veilig-
heidssysteem van deze auto. Het controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden bepaalt of het nodig is de front- en/of zijairbags
op te blazen bij een frontale of zijdelingse botsing. Op
basis van de signalen van de botsingssensoren activeert
een centrale controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden indien nodig de geavanceerde fron-
tairbags, gordijn-zijairbags, aanvullende zijairbags in de
stoelen, aanvullende knieairbag voor de bestuurder en
de gordelspanners vóór, afhankelijk van uiteenlopende
factoren waaronder de aard en de ernst van de botsing.
De geavanceerde frontairbags en de knieairbag aan
bestuurderszijde zijn ontworpen om naast de veilig-
heidsgordels bij bepaalde frontale aanrijdingen, afhan-
kelijk van verschillende factoren zoals de ernst en de
aard van de botsing, extra bescherming te bieden.
Geavanceerde frontairbags zijn niet bedoeld voor het
verminderen van het risico op letsel bij botsingen van
achteren, botsingen van opzij of over de kop slaan.
De geavanceerde frontairbags en de knieairbag aan
bestuurderszijde worden niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor sommige frontale bot-
singen die ernstige schade aan het voertuig tot gevolg
hebben, zoals bepaalde aanrijdingen tegen palen, aan-
rijdingen waarbij de auto onder een vrachtwagen te-
rechtkomt en aanrijdingen onder een hoek. Daarente-
gen kunnen de geavanceerde frontairbags, afhankelijk
van de aard van de botsing en de plaats waar de auto
212
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
wordt geraakt, opgeblazen worden bij aanrijdingen die
geringe schade aan de voorkant van het voertuig tot
gevolg hebben, maar die aanvankelijk een grote afname
van de snelheid veroorzaken.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse botsingen
opgeblazen. Het opblazen van de zijairbags is afhanke-
lijk van de ernst en aard van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig
in de loop van de tijd meten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade op zichzelf geen goede indicato-
ren voor de noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen noodzakelijk
voor uw bescherming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een airbag die wordt
opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
bewaakt de gereedheid van de elektronische onderde-
len van het airbagsysteem wanneer het contactslot in
de stand ON/RUN staat. Als het contactslot in de
stand OFF of ACC staat, is het airbagsysteem niet
ingeschakeld en zullen de airbags niet worden opgebla-
zen.De controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden beschikt over een reservevoeding, waardoor de
airbags ook geactiveerd kunnen worden wanneer de
accu leeg is of is losgekoppeld.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt ook het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem op het
instrumentenpaneel in voor een zelftest gedurende
vier tot acht seconden, wanneer het contact voor het
eerst wordt ingeschakeld. Na de zelftest gaat het waar-
schuwingslampje voor het airbagsysteem uit. Als de
controller van het beveiligingssysteem voor inzitten-
den een storing in het systeem detecteert, gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem knippe-
ren of continu branden. Een enkel geluidssignaal klinkt
als het lampje gaat branden na de eerste keer starten.
De module bevat ook diagnosefuncties die het waar-
schuwingslampje voor het airbagsysteem in de instru-
mentengroep laten branden wanneer een storing
wordt geconstateerd die het airbagsysteem zou kun-
nen beïnvloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect.
213UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje
v
oor het airbagsysteem op het instru-
mentenpaneel negeert , kan dat betekenen dat de
airbags u bij een aanrijding niet beschermen. Als
het lampje niet gaat branden tijdens de gloei-
lampcontrole wanneer u de contactsleutel om-
draait , blijft branden nadat u de auto hebt ge-
start of gaat branden tijdens het rijden, dient u
het defect onmiddellijk door uw erkende dealer
te laten repareren.
Opblaasmodules voor de geavanceerde
frontairbag aan bestuurders- en
passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavanceerde frontairbags
aan bestuurders- en passagierszijde bevinden zich in
het midden van het stuurwiel en aan de rechterzijde
van het instrumentenpaneel. De controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing wordt
gedetecteerd waarbij de geavanceerde frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoeveelheid
niet-giftig gas wordt gegeneerd om de geavanceerde
frontairbags op te blazen. De airbags kunnen met
verschillende niveaus worden opgeblazen, afhankelijk
van uiteenlopende factoren, waaronder de aard en
ernst van de botsing. Het afdekpaneel op de stuurwiel- naaf en op de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd terwijl de
airbags volledig worden opgeblazen. Het volledig op-
blazen van de airbags duurt circa 50 tot 70 millisecon-
den. Dit is ongeveer de helft van de tijd die nodig is om
met uw ogen te knipperen. De airbags lopen vervol-
gens snel leeg terwijl ze de bestuurder en de voorpas-
sagier bescherming bieden.
Het gas in de geavanceerde frontairbag wordt afge-
voerd via de ventilatieopeningen in de zijkanten van de
airbag. Op deze wijze belemmeren de airbags de bestu-
ring van de auto niet.
Opblaasmodules voor aanvullende zijairbags in
de stoelen (SAB)
De aanvullende zijairbags in de stoelen worden uitslui-
tend bij bepaalde zijdelingse botsingen geactiveerd.
De controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden bepaalt op basis van de aard en ernst van een
zijdelingse botsing of de zijairbags moeten worden
opgeblazen.
Naargelang de ernst en de aard van de botsing kan het
opblaasmechanisme van de zijairbag aan de zijde van de
botsing geactiveerd worden, waardoor een hoeveel-
heid niet-giftig gas vrijkomt. De geactiveerde aanvul-
lende zijairbag in de stoel komt via de stoelnaad naar
buiten in de ruimte tussen de inzittende en het portier.
214
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD