met decoratief kunststof vergrendeld worden.
(afb. 125)
OPMERKING:
Als u problemen ondervindt met het terugstellen van de actieve hoofdsteunen, neem dan contact op met
een erkende dealer.
Laat uit veiligheidsoverwegingen de actieve hoofd- steunen controleren door een specialist bij een er-
kende dealer.
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Het actieve motorkapsysteem is bedoeld om de be-
scherming van voetgangers te verhogen door de mo- torkap van de auto omhoog te laten springen bij een
aanrijding van een voetganger of object. Het systeem
wordt automatisch geactiveerd wanneer de auto bin-
nen een gespecificeerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan voetgangers kun-
nen detecteren, waardoor het ook mogelijk is dat
andere aangereden objecten het actieve motorkapsys-
teem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor activering
De elektronische voetgangersbeschermingsmodule
(EPPM) bepaalt of de actuatoren bij een frontale aan-
rijding geactiveerd moeten worden. Op basis van de
signalen van de botsingsensoren bepaalt de EPPM voor
(afb. 122)
Plaats van de handen op actieve hoofdsteun
(afb. 123)1 — Beweging omlaag
2 — Beweging naar achteren
191
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
inzittenden wanneer de actuatoren geactiveerd wor-
den. De botsingsensoren bevinden zich bij de voor-
bumper.
De EPPM bewaakt de gereedheid van de elektronische
onderdelen van het actieve motorkapsysteem wanneer
de contactschakelaar in de stand START of ON/RUN
staat. Als de sleutel zich in de stand LOCK, in de stand
ACC, of buiten het contact bevindt, is het actieve
motorkapsysteem niet ingeschakeld en zal de actieve
motorkap niet geactiveerd worden.De EPPM beschikt over een reservevoeding, waardoor
de actuatoren ook geactiveerd kunnen worden wan-
neer de accu leeg is of is losgekoppeld.
Onderhoud van actief motorkapsysteem
Als de EPPM de actieve motorkap heeft geactiveerd of
een storing in een van de onderdelen van het systeem
detecteert, licht het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem op en verschijnt (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) het bericht "SERVICE ACTIVE
HOOD" (onderhoud actieve motorkap noodzakelijk)
op het scherm van het elektronische voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC). Een enkel geluidssignaal klinkt als
het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat
branden na de eerste keer starten. De module bevat
ook diagnosefuncties die het waarschuwingslampje(afb. 124)3 — Laatste beweging omlaag om het vergrendelmecha-
nisme te activeren
(afb. 125)
Teruggestelde actieve hoofdsteun
192
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
voor het airbagsysteem laten branden wanneer een
storing wordt geconstateerd die het actieve motorka-
psysteem zou kunnen beïnvloeden. De diagnose meldt
eveneens de aard van het defect. Raadpleeg uw er-
kende dealer als het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem brandt of als het bericht "SERVICE AC-
TIVE HOOD" (onderhoud actieve motorkap noodza-
kelijk) op het scherm van het elektronische voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) wordt weergegeven.
Als de actieve motorkap geactiveerd is, dient u de auto
door een erkende dealer te laten repareren. De schar-
nieren van de motorkap moeten worden gerepareerd
en de actuatoren moeten worden vervangen om de
werking van het systeem te herstellen.
Nadat de actieve motorkap is geactiveerd, kan de
motorkap tijdelijke worden teruggezet door de achter-
rand boven de scharnieren omlaag te drukken, wan-
neer de inwendige druk van de actuatoren is afgelaten.
De tijdelijke stand waarin de motorkap kan worden
teruggezet, dient om het zicht over de motorkap bij
vooruitrijden te verbeteren totdat de auto kan worden
gerepareerd. In de tijdelijke stand waarin de motorkap
kan worden teruggezet, ligt de motorkap ongeveer 5
mm boven het oppervlak van de spatborden. (afb. 126)
De voorbumper kan de goede werking van het actieve
motorkapsysteem beïnvloeden. De onderdelen van de
voorbumper moeten op beschadigingen worden ge-controleerd en, indien nodig, worden vervangen na een
frontale botsing, zelfs bij een botsing met lage snelheid.
OPMERKING:
Na activering van de actieve motor-
kap dient de auto onmiddellijk naar een erkende dealer
te worden gebracht.
Sluit ter voorkoming van mogelijke
schade de achterzijde van de motorkap
niet met kracht om deze in zijn stand
terug te zetten. Druk de achterzijde van de mo-
torkap omlaag tot ongeveer 5 mm boven het
spatbord. Dit moet voldoende zijn om beide te-
rugzetmechanismen van de scharnieren van de
motorkap vast te zetten.
(afb. 126) Tijdelijke stand voor terugzetten van motorkap
193
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
W
anneer u het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem op het instru-
mentenpaneel of het bericht "SERVICE ACTIVE
HOOD" (onderhoud actieve motorkap noodza-
kelijk) op het EVIC negeert , kan dat betekenen
dat de actieve motorkap, en daarmee de bescher-
ming van voetgangers, niet functioneert . Als het
lampje niet gaat branden tijdens de gloeilamp-
controle wanneer u de contactsleutel omdraait ,
blijft branden nadat u de auto hebt gestart of
gaat branden tijdens het rijden, dient u een be-
zoek te brengen aan uw erkende dealer.
Wijzigingen aan onderdelen van het actieve
motorkapsysteem kunnen tot gevolg hebben dat
het systeem bij een aanrijding niet functioneert .
Breng geen wijzigingen in de onderdelen of be-
drading aan. Breng geen wijzigingen aan in de
voorbumper of de carrosseriestructuur en mon-
teer geen andere voorbumpers of kappen.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het ac-
tieve motorkapsysteem te repareren.Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto is
uitgerust met een actief motorkapsysteem.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Probeer geen onderdelen van het actieve mo-
torkapsysteem te wijzigen. De actieve motorkap
kan per ongeluk omhoog schieten of mogelijk
niet goed meer werken als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer voor
reparaties aan de motorkap.
Bestuurders moeten zich bewust zijn van voet-
gangers. Let altijd op voetgangers, dieren, andere
voertuigen en obstakels. U bent verantwoordelijk
voor de veiligheid en dient uw aandacht voortdu-
rend op de omgeving te richten.Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
GEAVANCEERD
AUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BELTALERT
®)
BeltAlert
®
is een voorziening die de bestuurder en
voorpassagier (indien BeltAlert
®voor de voorpassa-
gier aanwezig is) eraan herinnert de veiligheidsgordel
om te doen. Deze voorziening is altijd actief wanneer
het contact is ingeschakeld. Als de veiligheidsgordel van
de bestuurder of voorpassagier niet is vastgegespt, gaat
het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels
branden totdat beide gordels vóór zijn vastgegespt.
194
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
De BeltAlert
®
waarschuwingscyclus begint wanneer
de auto een snelheid van meer dan 8 km/u bereikt: het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels knip-
pert en er klinkt een geluidssignaal met tussenpozen.
Wanneer de cyclus is gestart, wordt deze volledig
afgewerkt of gestopt wanneer de desbetreffende vei-
ligheidsgordels zijn vastgegespt. Nadat de cyclus is
voltooid, blijft het waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden totdat de desbetreffende veilig-
heidsgordels zijn vastgegespt. De bestuurder behoort
alle overige inzittenden erop te wijzen hun veiligheids-
gordels vast te gespen. Als een veiligheidsgordel vóór
niet is vastgegespt bij een snelheid hoger dan 8 km/u,
geeft BeltAlert®zowel een geluidssignaal als een visu-
ele aanduiding weer.
BeltAlert
®
voor de voorstoel aan passagierszijde is
niet actief wanneer er niemand in de stoel zit.
BeltAlert
®kan worden geactiveerd wanneer zich op
de voorstoel aan passagierszijde een dier of zwaar
voorwerp bevindt of wanneer de stoel is neergeklapt
(indien deze voorziening aanwezig is). Het wordt aan-
bevolen huisdieren aangelijnd, of in een met de veilig-
heidsgordels bevestigde reismand, op de achterbank te
vervoeren en bagage goed op te bergen.
BeltAlert®kan door uw erkende dealer worden in- en
uitgeschakeld. FIAT Group Automobiles S.p.A. raadt
het uitschakelen van BeltAlert
®af. OPMERKING:
Ook als het BeltAlert
®is uitgescha-
keld, blijft het waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden zolang de bestuurdersgordel of
de gordel van de voorpassagier (indien uitgerust met
BeltAlert
®) niet zijn vastgegespt.
VEILIGHEIDSGORDELS EN
ZWANGERSCHAP
Vrouwen die in verwachting zijn dienen altijd de veilig-
heidsgordel te dragen. Dit biedt de beste bescherming
voor zowel de aanstaande moeder als de nog ongebo-
ren baby.
Zwangere vrouwen dienen het heupgedeelte van de
gordel laag over het middel en zo strak mogelijk over
de heupen te dragen. Houd de gordel laag, zodat deze
niet over de buik loopt. Op deze wijze zullen de heupen
de krachten opvangen bij een aanrijding.
195
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
KINDERZITJES
Iedereen in uw auto moet altijd een veiligheidsgordel
dragen, ook baby's en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd goed
vastgegespt op de achterbank zitten. Statistieken tonen
aan dat kinderen beter beschermd zijn wanneer ze op
de achterbank zijn vastgegespt en niet op de voorstoe-
len.(afb. 127)
WAARSCHUWING!
“
Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een kin-
derzitje tegen de rijrichting in op een
stoel die is beveiligd door een frontairbag!” Lees
ook de informatiestickers op de zonneklep en het
portiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind of zelfs een baby als een projectiel naar
voren worden geslingerd. Bij een aanrijding kan
zo veel kracht nodig zijn om een baby op uw
schoot te houden dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent . De baby en
andere inzittenden kunnen zo ernstig gewond
raken. Voor elk kind in uw auto moet u het
bijbehorende kinderzitje gebruiken, overeenko-
mend met de grootte van het kind.
(afb. 127)
196
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
GewichtZitplaats (of andere plaats)
Voorstoel pas- sagierszijde Achterbank bui-
tenzijde Achterbank
midden Tweede zitrij
buitenzijde Tweede zitrij
midden
Groep — tot 10 kg X*UN.v.t. **U U
Groep 0+ — tot 13 kg X *UN.v.t. **U U
Groep 1 – 9 tot 18 kg X *UN.v.t. **U U
Groep II – 15 tot 25 kg X *UN.v.t. **U U
Groep III – 22 tot 36 kg X *UN.v.t. **U U
Legenda voor letters in bovenstaande tabel:
U = Geschikt voor universele kinderzitjes, goedge-
keurd voor het gewicht.
UF = Geschikt voor in de rijrichting geplaatste univer-
sele kinderzitjes, goedgekeurd voor deze gewichts-
klasse.
L = Geschikt voor speciale kinderzitjes, vermeld in de
bijgevoegde lijst. Deze kinderzitjes kunnen behoren tot
de categorieën "specifiek voertuig", "beperkt gebruik"
of "semi-universeel".
B = Ingebouwd kinderzitje goedgekeurd voor deze
gewichtsklasse.
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in deze
gewichtsklasse. * = Als een kinderzitje wordt gebruikt op de derde
zitrij, moet de rugleuning van de tweede zitrij recht
voor het kinderzitje worden neergeklapt, tenzij de
rugleuning in de verticale stand kan worden vergren-
deld.
** = Als een kinderzitje wordt gebruikt op de tweede
zitrij, moet de achterwaartse beweging van de stoel op
de eerste zitrij recht voor het kinderzitje worden
beperkt zodat deze niet in contact komt met het
kinderzitje.
197
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Tabel ISOFIX-posities
Gewicht Maat Bevesti-
ging Voor-
stoel
passa-
giers- zijde Achter-
bank
buiten- zijde Achter-
bank
midden Zitplaatsen
rechts en links aan het raam
op de tweede zitrij Tweede
zitrij
midden Andere
plaatsen
Reiswieg F ISO/L1 X X X **IUF / X **IUF X
G ISO/L2 X X X X / **IUF X X (1) X X X XX X
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X X X *IUF / *IUF *IUF X
(1) X X X XX X
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X X X *IUF / *IUF *IUF X
D ISO/R2 X X X *IUF / *IUF *IUF X C ISO/R3 X X X *IUF / *IUF *IUF X (1) X X X XX X
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X X X *IUF / *IUF *IUF X
C ISO/R3 X X X *IUF / *IUF *IUF X B ISO/F2 X X X IUF / IUF IUF X
B1 ISO/F2X X X X IUF / IUF IUF X A ISO/F3 X X X IUF / IUF IUF X (1) X X X XX X
II – 15 tot 25 kg (1) X X X XX X
III – 22 tot 36 kg (1) X X X
XX X
198
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD