Page 73 of 219

69
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Open de linker zijschuifdeur
niet tijdens het tanken, omdat
hierdoor het tankluikje be-
schadigd kan raken.
PORTIEREN
OPENEN/SLUITEN MET DE
HAND
fig. 91F0P0083mfig. 90F0P0082m
Open een portier alleen
wanneer de omstandighe-
den hiervoor veilig zijn.
ATTENTIE!
Voorportieren fig. 90
Bij het openen van de portieren en bij uit-
genomen sleutel, hoort u een akoestisch
signaal als de buitenverlichting nog brandt.
Het akoestische signaal stopt als u de ver-
lichting uitschakelt, de portieren sluit of
als u de motor start.
Bij het openen van een van de voorpor-
tieren en met de contactsleutel in het con-
tactslot, hoort u een akoestisch signaal als
een van de twee portieren niet goed ge-
sloten is; tegelijkertijd gaat het lampje
9op het instrumentenpaneel branden.
Het slot ontgrendelen: steek de metalen
baard van de sleutel in het slot en draai de
sleutel linksom.
Het slot vergrendelen: steek de metalen
baard van de sleutel in het slot en draai de
sleutel rechtsom.Zijschuifdeuren
In geheel geopende stand worden de zij-
schuifdeuren door een vangmechanisme
opengehouden: om de deur te vergrende-
len, moet u de deur tegen de aanslag druk-
ken; om de deur te ontgrendelen moet u
de deur krachtig naar voren trekken.
Zorg er in ieder geval voor dat de geo-
pende deur op de juiste wijze is vastge-
haakt aan het vangmechanisme.
Het slot ontgrendelen: steek de metalen
baard van de sleutel in het slot en draai de
sleutel linksom.
Het slot vergrendelen: steek de metalen
baard van de sleutel in het slot en draai de
sleutel rechtsom.De zijschuifdeuren kunnen zijn voorzien
van ruiten (indien van toepassing).
De ruiten kunnen vanuit het interieur ge-
opend worden. Om de ruiten te openen,
moet u de twee nokken A-fig. 91naar el-
kaar toe drukken en de ruit openschuiven
terwijl u de nokken ingedrukt houdt, tot-
dat de gewenste openingsstand is bereikt.
Als de ruiten geopend zijn, controleer dan
of ze vergrendeld zijn.
Page 74 of 219

70
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Achterdeuren
De twee achterdeuren zijn ieder voorzien
van een klemveer die de opening van de
deur tot 90 graden beperkt.
Het systeem van klemveren
is ontwikkeld voor een beter
gebruikscomfort; bij een botsing of
een windstoot kunnen de veren los-
haken en kunnen de deuren onver-
wacht dichtvallen.
ATTENTIE!
fig. 93F0P0086m
fig. 92F0P0088m
Achterdeuren van buitenaf ontgrendelen
Draai de sleutel in stand 2-fig. 92 en trek
de handgreep in de richting van de pijl om
deurAte openen.
Om vervolgens deur Bte kunnen openen,
moet handgreep C-fig. 93in de richting
van de pijl worden verplaatst. Als de auto wordt gepar-
keerd met 90° geopende
achterdeuren, dan bedekken de ach-
terdeuren de achterlichten. Om het
overige verkeer dat de geparkeerde
auto van achteren nadert, te atten-
deren op de mogelijk niet opgemerk-
te stilstaande auto, moet een geva-
rendriehoek of een ander in het be-
treffende land voorgeschreven waar-
schuwingsmiddel worden gebruikt.
ATTENTIE!
Als de auto op een steile hel-
ling omlaag geparkeerd
staat, laat dan de auto niet met de
schuifdeur in het vangmechanisme ge-
blokkeerd open staan: als u tegen de
deur stoot, kan deze losraken en naar
voren schuiven.
ATTENTIE!
Als de auto wordt geparkeerd
met geopende schuifdeuren,
controleer dan of deze goed in het
vangmechanisme geblokkeerd zijn.
ATTENTIE!
Page 75 of 219

71
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 94F0P0087m
Het is mogelijk de openingshoek van de
twee deuren te vergroten om makkelijker
in en uit te laden. Hiervoor moeten de
klemverenA-fig. 94worden losgehaakt,
zoals afgebeeld, waardoor de deuren on-
geveer 180 graden kunnen worden geo-
pend.
fig. 95F0P0602mfig. 96F0P0293m
Achterklep (indien aanwezig)
Om het slot van de achterklep te ont-
grendelen, moet u de elektrische hand-
greep bedienen die in fig. 95is aangege-
ven.
Noodbediening van achterklep
Om de achterklep vanuit het interieur te
kunnen openen bij een storing in de por-
tiervergrendeling, moet als volgt te werk
worden gegaan:
❒klap de achterstoelen om (zie de para-
graaf “Zitplaatsen” in dit hoofdstuk) omtoegang te krijgen tot het slot aan de
binnenzijde;
❒steek een schroevendraaier in de ope-
ning in het slot en ontgrendel het ope-
ningsmechanismeB-fig. 96.
Als de deuren 180 graden ge-
opend zijn, zijn ze niet meer
vergrendeld. Open de deuren niet 180
graden als de auto op een helling
staat of bij veel wind.
ATTENTIE!
Achterdeuren van buitenaf vergrendelen
Sluit de twee deuren en draai de sleutel in
stand1-fig. 92.
Page 76 of 219

72
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 99F0P00906m
KINDERVEILIGHEIDSSLOT
Hierdoor kunnen de zijschuifdeuren niet
van binnenuit geopend worden.
Druk voor inschakeling op de knop A-fig. 99
op het schakelaarpaneel op de midden-
console.
Het lampje op de knop Agaat branden als
dit systeem wordt ingeschakeld.
Het systeem blijft ook ingeschakeld na het
elektrisch ontgrendelen van de portieren.
fig. 97F0P0085mfig. 98
B
F0P0352m
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
Van buitenaf
Gebruik de afstandsbediening voor het
ver-/ontgrendelen van de auto.
Van binnenuit fig. 97
Als de knop Aeen keer wordt
ingedrukt, worden de portieren/deuren
centraal vergrendeld.
Door de knop nogmaals in te drukken
worden alle sloten ontgrendeld.
Deze knop werkt niet als de auto van bui-
tenaf is vergrendeld m.b.v. de afstandsbe-
diening of de sleutel.
∫
Overvalbeveiliging
Het systeem vergrendelt de portieren
automatisch zodra de auto sneller dan 10
km/h rijdt.
In-/uitschakelen
Houd bij contactsleutel in stand Mde
knopAeven ingedrukt om de functie in
of uit te schakelen.
Laadruimte
(indien aanwezig) fig. 98
Door het indrukken van knop Bkunnen
de achterdeuren worden ver-/ontgren-
deld. Deze functie is ingesteld op het mo-
ment dat de auto wordt afgeleverd. Het
onderscheid in de ontgrendeling tussen de
cabine en de laadruimte kan op verzoek
worden uitgeschakeld. Wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.
Page 77 of 219
73
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Schakel dit systeem altijd in
als u kinderen vervoert.
ATTENTIE!
Controleer nadat u het vei-
ligheidsslot bij beide achter-
portieren hebt ingeschakeld, of het
slot daadwerkelijk is ingeschakeld
door aan de handgreep aan de bin-
nenzijde van de portieren te trekken.
ATTENTIE!
ROLHOES VOOR
AFDEKKEN
BAGAGERUIMTE
(indien aanwezig)
Om de rolhoes te gebruiken, moet u de
handgreepA-fig. 100vastpakken en de
rolhoes uit de rolautomaat Buitrollen en
bevestigen aan de betreffende borgingen.
Indien de rolautomaat moet worden ver-
wijderd: maak de twee uiteinden los uit de
zittingen door op de knop A-fig. 101te
drukken.
fig. 100F0P0091m
fig. 101F0P0092m
Page 78 of 219

74
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
RUITBEDIENING
In de armsteun van het portier aan be-
stuurderszijde zijn de twee bedienings-
knoppen gemonteerd waarmee u, als de
contactsleutel in stand Mstaat, de zijrui-
ten bedient:
Aopenen/sluiten ruit linksvoor;
Bopenen/sluiten zijruit rechtsvoor;
In de armsteun van het voorportier aan
passagierszijde bevindt zich de knop A-
fig. 102(indien aanwezig) voor de bedie-
ning van de bijbehorende ruit.
fig. 102F0P0093mfig. 103F0P0094m
Onzorgvuldig gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tij-
dens het bedienen van de ruit altijd of
de passagiers niet gewond kunnen ra-
ken door de bewegende ruiten; direct
door contact met de ruit of door voor-
werpen die door de ruit worden mee-
gesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als u de au-
to verlaat om te voorkomen dat een
onverwachtse inschakeling van de
elektrische ruitbediening gevaar ople-
vert voor de achtergebleven passagiers.
ATTENTIE!
Het systeem voldoet aan de
2000/4/EU-normen en is ge-
richt op de bescherming van de inzit-
tenden wanneer deze ledematen door
de geopende ruit steken.
ATTENTIE!
Page 79 of 219

75
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
WERKING
Handmatige bediening
Druk op de knop of trek aan de knop zon-
der het weerstandspunt te passeren. De
ruit stopt zodra de knop wordt losgela-
ten.
Automatische werking
Druk op de knop of trek aan de knop tot
voorbij het weerstandspunt. De ruit opent
of sluit volledig nadat de knop is losgela-
ten: door de knop nogmaals te bedienen
stopt de beweging van de ruit.
De elektrische ruitbediening wordt uitge-
schakeld:
– 45 seconden nadat de sleutel uit het
contactslot is genomen.
– als een van de voorportieren wordt ge-
opend en de contactsleutel uit het slot
is genomen.ANTI-LETSELBEVEILIGING
Als de auto met dit systeem is uitgerust,
dan wordt als tijdens het sluiten van de
ruit een obstakel wordt geraakt, de ruit
gestopt en weer iets geopend. Als de ruit
tijdens het sluiten onverwacht opent, druk
dan op de knop totdat de ruit volledig is
geopend. Trek binnen 4 seconden aan de
knop totdat de ruit volledig gesloten is.
Tijdens deze procedure is het beveili-
gingssysteem niet actief.Anti-letselbeveiliging opnieuw
initialiseren
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet
de beveiligingsfunctie opnieuw worden
geïnitialiseerd.
Open de ruit volledig en sluit de ruit ver-
volgens. De ruit sluit geleidelijk telkens
een paar centimeter iedere keer als de
knop wordt ingedrukt. Herhaal de hande-
ling totdat de ruit volledig gesloten is.
Houd de knop ten minste een seconde in-
gedrukt, nadat de ruit volledig gesloten is.
Tijdens deze procedure is het beveili-
gingssysteem niet actief.
Page 80 of 219

76
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
MOTORKAP
BELANGRIJK Controleer of de armen van
de ruitenwissers tegen de ruit aanstaan
voordat u de motorkap optilt.
Openen van de motorkap:
– til het beschermdeksel A-fig. 104van
de hendel naast de bestuurdersstoel om-
hoog;
– trek de hendel B-fig. 105in de richting
van de pijl;
– druk op de haak C-fig. 106van de mo-
torkap;
– til de motorkap op en trek gelijktijdig de
steunstangD-fig. 107uit de klem E;
– steek het uiteinde van de stang Din een
van de twee zittingen F-fig. 107van de
motorkap.
Motorkap sluiten:
– houd de motorkap met een hand om-
hoog, trek met de andere hand de stang
uit de zitting en plaats de steunstang te-
rug in de klem;
fig. 107F0P0604m
– laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm
van de motorruimte zakken, laat de mo-
torkap vallen en controleer of de motor-
kap goed is gesloten door de motorkap
op te tillen. De motorkap mag niet alleen
door de beveiliging vergrendeld zijn. Druk
in dit laatste geval de motorkap niet dicht,
maar til hem opnieuw op en herhaal de
handeling.
WAARSCHUWING Controleer altijd of
de motorkap goed is gesloten om te voor-
komen dat deze tijdens het rijden open-
gaat.
fig. 104F0P0096m
fig. 105F0P0097m
fig. 106F0P0603m