Page 17 of 219
13
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
INSTRUMENTENPANEEL
ASnelheidsmeter
BBrandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
CKoelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
DToerenteller
EMultifunctioneel display
F0P0012mfig. 9
Page 18 of 219

14
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 10
Geeft de snelheid van de auto aan.
TOERENTELLER fig. 11/a
De toerenteller geeft het toerental per mi-
nuut van de motor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk
de toevoer van brandstof als de motor
met te hoge toerentallen draait, waardoor
het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerentalstij-
ging aangeven.
Dit is een normaal verschijnsel dat kan op-
treden als bijvoorbeeld de airconditioning
of de elektroventilateur wordt ingescha-
keld. In deze gevallen dient een geringe
toerentalstijging voor het behoud van de
lading van de accu.
BRANDSTOFMETER B-fig. 11/b
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof
aan die in de tank aanwezig is.
Kbrandstoftank vol (zie de paragraaf
“Tanken”).
åbrandstoftank leeg.
Het waarschuwingslampje
Kgaat branden
als er nog ongeveer 7 liter brandstof aan-
wezig is.
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:
door een onregelmatige brandstoftoevoer
kan de katalysator beschadigen.KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
METER C-fig. 11/b
De wijzer geeft de temperatuur aan van
de motorkoelvloeistof, zodra de koel-
vloeistoftemperatuur hoger wordt dan on-
geveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan de
wijzernaald op verschillende posities in het
bereik staan, afhankelijk van de gebruik-
somstandigheden van de auto.
åLage koelvloeistoftemperatuur.
uHoge koelvloeistoftemperatuur.
fig. 10F0P0013m
fig. 11/aF0P0014m
Als de wijzernaald in het ro-
de gebied komt , zet dan on-
middellijk de motor uit en
wendt u tot het Fiat Service-
netwerk.
fig. 11/b
1/2
F0P0320m
Page 19 of 219

15
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Lampjes op het bovenste paneel
Op enkele uitvoeringen kunnen op het bo-
venste paneel fig. 12(boven de binnen-
spiegel) de volgende lampjes aanwezig zijn:
❒lampje niet omgelegde veiligheidsgordel
(<) (uitvoering met twee zitplaatsen
voor).
❒lampje uitgeschakelde airbag passa-
gierszijde (
“)
fig. 12F0P0285m
fig. 13
1/2
F0P0353m
LICHTSTERKTEREGELING
INSTRUMENTENPANEEL
Lichtsterkte instrumentenpaneel regelen:
druk op de knop A-fig. 13
DISPLAY
Het display fig. 14toont door middel van
de betreffende lampjes (raadpleeg het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”):
❒snelheidsbegrenzer / cruise-control;
❒totaal aantal afgelegde km’s of mijlen;
❒motorolieniveaumeter;
❒water in dieselfilter;
❒voorgloeibougies.
Afhankelijk van de uitvoering, toont het
display de actuele tijd.
Klokje instellen op het display op
het instrumentenpaneel
Om de tijd op het display op het instru-
mentenpaneel in te stellen, moet u de
knopA-fig. 15als volgt bedienen:
fig. 14F0P0291mfig. 15
1/2
F0P0292m
❒als u de knop naar links draait, gaan de
minuten knipperen;
❒als u de knop naar rechts draait, wordt
de waarde van de minuten verhoogd (als
u de knop naar rechts gedraaid houdt,
lopen de minuten snel door);
❒als u de knop naar links draait, gaan de
uren knipperen;
❒als u de knop naar rechts draait, wordt
de waarde van de uren verhoogd (als u
de knop naar rechts gedraaid houdt, lo-
pen de uren snel door);
❒als u de knop naar links draait, kiest u
de weergave: 24H of 12H;
❒als u de knop naar rechts draait, kunt
u de gewenste weergave kiezen;
❒als u de knop naar links draait, is het in-
stellen van het klokje beëindigd.
Na ongeveer 30 seconden toont het dis-
play de actuele tijd volgens de uitgevoer-
de instellingen, mits u geen andere instel-
lingen hebt uitgevoerd.
Page 20 of 219

16
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Klokje instellen op het display op
de middenconsole
Enkele uitvoeringen hebben een midden-
console met een display waarop de tijd
wordt aangegeven. Raadpleeg voor het in-
stellen van de tijd, de boordcomputer bij
“Tijd en datum instellen”.
ONDERHOUDSMETER
Deze geeft informatie over de onder-
houdsintervallen in relatie tot het gebruik
van de auto.
Werking
Als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken, dan wordt gedurende enkele se-
conden op het display een steeksleutel
weergegeven, als symbool voor de on-
derhoudswerkzaamheden; op het display
van de totaalkilometerteller wordt het
aantal kilometers (naar beneden afgerond)
aangegeven dan nog kan worden afgelegd
tot de volgende servicebeurt. De onder-
houdsintervallen worden berekend vanaf
de laatste reset van de meter.
Het interval wordt bepaald m.b.v. twee pa-
rameters:
❒afgelegde afstand
❒verstreken tijd na de laatste service-
beurt.Interval tot volgende servicebeurt
overschreden.
Nadat de contactsleutel in
stand Mis gedraaid, knippert
gedurende enkele seconden
het steeksleutelsymbool voor
het onderhoud en wordt aan-
tal kilometers getoond dat na het ver-
strijken van het onderhoudsinterval is af-
gelegd. Afstand tot volgende servicebeurt
groter dan 1.000 km
Bijvoorbeeld: er kan nog 4.800 km wor-
den gereden tot de volgende servicebeurt.
Nadat de contactsleutel in stand Mis ge-
draaid, toont het display gedurende en-
kele seconden de volgende informatie:
De resterende afstand kan
worden beïnvloed door een
tijdfactor op basis van de wij-
ze waarop de bestuurder de
auto gebruikt .
F0P0354m
F0P0355m
Enkele seconden later nadat de sleutel in stand
Mis gedraaid, wordt het motorolieniveau aan-
gegeven, vervolgens begint de kilometertel-
ler te werken en wordt de totaalkilometers-
tand en de dagtellerstand weergegeven.
Afstand tot volgende servicebeurt
kleiner dan 1.000 km
Nadat de contactsleutel in stand Mis ge-
draaid, knippert gedurende enkele secon-
den het steeksleutelsymbool voor het on-
derhoud en wordt het resterende aantal
kilometers getoond:Het steeksleutelsymbool blijft
bij draaiende motor perma-
nent branden totdat het on-
derhoud is uitgevoerd.
OLIENIVEAUMETER
Als u de contactsleutel in stand
Mdraait, geeft het instrument, na de
weergave van het aantal kilometers dat
nog kan worden afgelegd tot de volgende
servicebeurt, tijdelijk het olieniveau in het
motorcarter aan. Als het opschrift “OIL”
knippert, er een geluidssignaal klinkt en
een bericht verschijnt, dan is het olieniveau
in de motor onvoldoende. Als het op-
schrift “OIL –“ knippert, dan is er een sto-
ring in de olieniveausensor.
OIL OK
F0P0356m
Eerste van de twee intervallen bereikt: het
steeksleutelsymbool voor het onderhoud
brandt ook als het interval van twee jaar
is verstreken.
Page 21 of 219

17
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
De stoffen bekleding van uw
auto is langdurig bestand te-
gen slijtage bij een normaal
gebruik van de auto. Hevig
en/of langdurig wrijven met kledingac-
cessoires zoals metalen gespen, sier-
knopen en klittenbandsluitingen, moet
echter absoluut worden vermeden om-
dat hierdoor grote druk ontstaat op een
bepaalde plek op de bekleding, waar-
door deze plek kan slijten en de bekle-
ding beschadigd wordt . Afstand tot de bestemming
Geeft de nog af te leggen afstand aan tot
de ingestelde bestemming als het naviga-
tiesysteem is ingeschakeld.
Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand aan, berekend
vanaf het begin van de rit na de resetpro-
cedure (gegevens op nul zetten).
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
aan, berekend vanaf het begin van de rit na
de resetprocedure (gegevens op nul zet-
ten).
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid aan, bere-
kend vanaf het begin van de rit na de res-
etprocedure (gegevens op nul zetten).
TRIPCOMPUTER
Met de tripcomputer kunnen, door her-
haaldelijk op de knop fig. 16aan het uit-
einde van de hendel te drukken, achter-
eenvolgens de onderstaande gegevens
worden getoond:
actieradius auto, huidig brandstof-
verbruik, afstand tot de bestem-
ming, trip 1 (afgelegde afstand, ge-
middeld brandstofverbruik, gemid-
delde snelheid) en trip 2 (afgelegde
afstand, gemiddeld brandstofver-
bruik, gemiddelde snelheid).
Deze informatie wordt weergegeven op
het display van het CONNECT info-tele-
maticasysteem.
Op nul zetten (reset): om de gegevens
op nul te zetten; houd langer dan 2 se-
conden de knop ingedrukt die is afgebeeld
infig. 16.
Actieradius van de auto
Geeft de geschatte afstand aan die nog kan
worden afgelegd met de brandstof in de
brandstoftank, waarbij er van uit wordt ge-
gaan dat het rijgedrag niet verandert.
Huidig verbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
aan dat berekend wordt over de laatst ver-
streken seconden van de rit.
fig. 16F0P0041m
ZITPLAATSEN VOOR
Alle afstellingen mogen uit-
sluitend bij een stilstaande
auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
Page 22 of 219

18
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Verstellen in lengterichting fig. 17
Trek de hendel Aomhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren: als u
rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn
en de handen op de rand van het stuur
rusten. Laat de hendel los en controleer
of de stoel goed geblokkeerd is door hem
naar voren en naar achteren te schuiven.
Als u de hendel loslaat, moet
altijd gecontroleerd worden
of de stoel goed geblokkeerd is door te
proberen de stoel naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
is geblokkeerd, kan de stoel plotseling
verschuiven, waardoor u de controle
over de auto zou kunnen verliezen.
ATTENTIE!
Voor maximale veiligheid
moet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aan gaan
zitten en de gordel goed laten aan-
sluiten op borst en bekken.
ATTENTIE!
Neem de stoelen niet uit
elkaar en voer ook geen
onderhouds- en/of reparatiewerk-
zaamheden uit: verkeerd uitge-
voerde werkzaamheden kunnen de
werking van de veiligheidssystemen
in gevaar brengen; wendt u altijd
tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!fig. 17F0P0015m
Bestuurdersstoel in hoogte
verstellen fig. 17-18
Afhankelijk van de uitvoering en het type
is de auto leverbaar met:
❒een passieve regeling: trek de hendel B
omhoog, voorkom vervolgens dat het
lichaam op de stoel steunt, zodat de
stoel omhoog kan komen.
❒een actieve regeling: beweeg de hendel
Domhoog of omlaag totdat de
gewenste stand is bereikt.
Verstellen van de rugleuning fig. 17
Verstel de rugleuning met de hendel C.
fig. 18F0P0322m
Page 23 of 219

19
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 18/aF0P0016m
fig. 19
AB
F0P0017m
fig. 20F0P0018m
fig. 21F0P0019m
Lendensteunverstelling
(indien aanwezig) fig. 18/a
Bedien de hendel Aom het steunvlak van
de rugleuning aan te passen.
Stoelverwarming
(indien aanwezig) fig. 19
Druk met de contactsleutel in stand Mop de
knopAofB(bestuurderszijde of passagierszij-
de) om de functie in of uit te schakelen. Bij in-
schakeling gaat het lampje op de knop bran-
den.ARMSTEUNEN VOOR
(indien aanwezig) fig. 20-21
Op enkele uitvoeringen zijn tussen de
voorstoelen twee armsteunen geplaatst.
Handel als volgt om de gewenste instel-
ling uit te voeren:
❒til de armsteun omhoog in stand A;
❒klap de armsteun helemaal neer in
standB;
❒til de armsteun vervolgens omhoog in de
gewenste stand C.
fig. 22F0P0122m
TWEEZITSBANK VOOR
(indien aanwezig)
De tweezitsbank is vast ingebouwd en
voorzien van driepunts-veiligheidsgordels
met rolautomaat.
Deze bank kan uitgerust zijn met een uit-
klapbare klep fig. 22die als werkblad ge-
bruikt kan worden. Trek voor het ge-
bruiken van het werkblad aan de lip.
Page 24 of 219

20
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
NEERKLAPPEN, VERWIJDEREN
EN WEER MONTEREN VAN DE
ACHTERBANK
Voor het verwijderen en
vervolgens weer monteren
van de achterbank, moet de rug-
leuning neergeklapt worden gehou-
den en plat tegen de zitting aanlig-
gen, om ieder mogelijk contact te
voorkomen met de scharnierme-
chanismen van de bank zelf.
ATTENTIE!
ZITPLAATSEN
ACHTER
Aparte stoel
Deze kan worden omgeklapt om de toegang
tot de zitplaatsen achter te vergemakkelij-
ken, en kan ook worden verwijderd.
Op enkele uitvoeringen kan de rugleuning
van de stoel voorzien zijn van een steunvlak.
Om het te gebruiken, moet u de ont-
grendelhendelA-fig. 23bedienen en de
rugleuning tot op de zitting begeleiden.
Neerklappen/verwijderen aparte
stoel
Trek de handgreep A-fig. 23omhoog om
de rugleuning neer te klappen.
Ga voor het verwijderen van de stoel als
volgt te werk:
❒bedien de handgreep A-fig. 24en
begeleid de stoel naar voren, zoals in
de figuur is afgebeeld;
❒til de stoel omhoog zodat de pennen
loskomen uit de verankeringen en
verwijder de stoel, waarbij de rugleu-
ning goed neergeklapt moet zijn op de
zitting.
fig. 23F0P0022m
fig. 24F0P0023m
Voor het verwijderen en ver-
volgens weer monteren van de
stoel, moet de rugleuning neer-
geklapt worden gehouden en
plat tegen de zitting aanliggen, om ieder
mogelijk contact te voorkomen met de
scharniermechanismen van de stoel zelf.
TWEEZITSBANK
Afhankelijk van de uitvoering zijn er ver-
schillende soorten:
❒tweezitsbank met vaste rugleuning;
❒verwijderbare tweezitsbank met
afzonderlijk neerklapbare rugleunin-
gen;
❒verwijderbare tweezitsbank met
afzonderlijk verstelbare en tot tafel
omklapbare rugleuningen.