Page 137 of 219

133
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 134
WIEL VERWISSELEN .......................................................... 135
SNELLE BANDENREPARATIESET FIX & GO ............... 138
GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 139
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN . 141
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN....................................................................... 145
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 146
ACCU OPLADEN ............................................................... 151
SLEPEN VAN DE AUTO ................................................... 152
N N
O O
O O
D D
G G
E E
V V
A A
L L
L L
E E
N N
In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen dat in de Service- en
garantiehandleiding vermeld staat. U kunt ook de site www.fiat.com
raadplegen voor de dichtstbijzijnde vestiging van het Fiat Servicenetwerk
Page 138 of 219

134
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
MOTOR STARTEN
STARTEN MET EEN HULPACCU
fig. 1
Als de accu leeg is, kan de motor worden
gestart met een hulpaccu, die ten minste
dezelfde capaciteit moet hebben als de le-
ge accu.
Ga voor het starten als volgt te werk:
❒verbind de pluspolen (+teken nabij de
pool) van de beide accu’s met een start-
kabel;
❒sluit een tweede startkabel aan op de
minpool (–) van de hulpaccu en op de
massa-aansluiting
Eop de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
❒start de motor;
❒neem als de motor draait, de kabels in
de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet direct met elkaar:
eventuele vonken kunnen het explosieve
gas ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd
aan boord van een andere auto, mogen
tussen deze auto en de auto met de lege
accu niet per ongeluk metalen delen met
elkaar in verbinding staan.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze
aan te duwen, te slepen of van een hel-
ling af te laten rijden. Op die wijze kan er
onverbrande brandstof in de katalysator
terechtkomen, waardoor deze onherstel-
baar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat
de rem- en stuurbekrachtiging niet wer-
ken zolang de motor niet is aangeslagen,
waardoor meer kracht nodig is voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
fig. 1F0P0186m
Deze startprocedure mag al-
leen worden uitgevoerd door
deskundige personen, omdat onjuiste
handelingen vonken kunnen veroor-
zaken. De vloeistof in de accu is giftig
en corrosief. Vermijd het contact met
de huid en de ogen. Kom ook niet dicht
bij een accu met open vuur of een
brandende sigaret en veroorzaak geen
vonken.
ATTENTIE!
Page 139 of 219

135
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en voor
het juiste gebruik van de krik en het re-
servewiel moeten de onderstaande voor-
zorgsmaatregelen in acht worden geno-
men.
Attendeer het overige weg-
verkeer op de stilstaande au-
to m.b.v.: de waarschuwingsknipper-
lichten, de gevarendriehoek enz. Tij-
dens het verwisselen van een wiel moe-
ten alle inzittenden de auto hebben
verlaten, vooral als de auto zwaar be-
laden is, en op een veilige afstand van
het verkeer wachten, totdat het wiel
verwisseld is. Trek de handrem aan.
ATTENTIE!
Voordat u een wiel verwis-
selt, moet u de wielophan-
ging met luchtvering (indien aanwe-
zig) uitschakelen. Raadpleeg de pa-
ragraaf “Wielophanging met luchtve-
ring” in dit hoofdstuk.
ATTENTIE!
Het reservewiel behoort bij
de auto waarbij het geleverd
is. Gebruik het reservewiel niet bij an-
dere auto’s en monteer geen reserve-
wielen van andere auto’s. De wiel-
bouten zijn speciaal voor deze auto:
gebruik de wielbouten niet bij ande-
re auto’s en gebruik geen wielbouten
van andere auto’s.
ATTENTIE!
Laat het verwisselde wiel zo
snel mogelijk repareren en
monteren. Smeer voor montage de
schroefdraad van de wielbouten niet
met vet: de bouten kunnen loslopen.
ATTENTIE!
De krik dient uitsluitend voor
het verwisselen van een wiel
van de auto waarbij de krik geleverd
is of voor auto’s van hetzelfde model.
Gebruik de krik niet voor het opkrik-
ken van andere auto’s. Gebruik de
krik beslist nooit voor het uitvoeren
van werkzaamheden onder de auto.
Als de krik niet juist geplaatst wordt,
kan de opgekrikte auto van de krik
vallen. Op een sticker op de krik is het
maximum hefvermogen aangegeven;
de krik mag nooit voor een zwaarde-
re last worden gebruikt.
ATTENTIE!
Door een verkeerde monta-
ge kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten. Maak het ventiel
absoluut niet open. Plaats geen enkel
stuk gereedschap tussen velg en band.
Controleer regelmatig de spanning
van de banden en van het reservewiel
en houdt u daarbij aan de waarden
die beschreven staan in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
ATTENTIE!
Het is nodig te weten dat:
❒de krik 1,76 kg weegt;
❒de krik geen afstelwerkzaamheden ver-
eist;
❒de krik niet kan worden gerepareerd:
bij een defect moet de krik door een
krik van hetzelfde type worden ver-
vangen;
❒behalve de slinger geen enkel ander ge-
reedschap op de krik gemonteerd mag
worden.
Page 140 of 219

136
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
Ga voor het verwisselen van een
wiel als volgt te werk:
❒zet de auto stil op een plaats waar het ver-
keer niet in gevaar wordt gebracht en in
alle veiligheid het wiel kan worden ver-
wisseld. Zet de auto zo mogelijk op een
vlakke en stevige ondergrond;
❒zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒schakel de eerste versnelling of de ach-
teruit in;
❒trek het veiligheidshesje met reflecte-
rende strepen aan (wettelijk verplicht
in bepaalde landen) voordat u de auto
verlaat;
❒op enkele uitvoeringen moet de be-
schermklepA-fig. 2worden verwij-
derd om de krik te bereiken;
❒neem de slinger A-fig. 3 uit de houder;
❒draai de blokkeerschroef B-fig. 3los;
❒draai met de slinger B-fig. 3de blok-
keerschroef van de reservewielhouder
losfig. 4;
❒maak de reservewielhouder los en
neem het reservewiel uit;
❒verwijder het wieldeksel (indien aan-
wezig) m.b.v. gereedschap uit de ge-
reedschapset;
❒draai de wielbouten van het te verwis-
selen wiel ongeveer een slag los;
❒draai de slinger van de krik zo dat hij
iets omhoog komt;
❒plaats de krik op de daarvoor bestemde
plaats, dicht bij het te verwisselen wiel;
❒controleer of de groef van de krik goed
om de rand van de chassisbalk valt;
❒waarschuw eventuele omstanders dat
de auto wordt opgekrikt; zorg ervoor
dat ze zich niet in de nabijheid van de
auto bevinden en de auto vooral niet
aanraken totdat de auto weer geheel
op de grond staat;
❒draai de slinger en krik de auto op, tot-
dat het wiel enkele centimeters los van
de grond is. Als u de slinger draait,
moet u zorgen voor voldoende wer-
kruimte, zodat u geen schaafwonden
aan uw hand oploopt door contact met
de grond. Ook de bewegende delen van
de krik (schroefdraad en scharnieren)
kunnen letsel veroorzaken: vermijd
contact met deze onderdelen. Reinig
uw handen zorgvuldig als deze met vet
in contact zijn geweest;
fig. 4F0P0296m
fig. 5F0P0295m
fig. 2F0P0294m
fig. 3F0P0190m
Page 141 of 219

137
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
❒Verwijder het naafdekseltje m.b.v. het
passende gereedschap dat bij de auto is
geleverd. Draai de antidiefstalbout (uit-
voeringen met lichtmetalen velgen) (een
per wiel) los m.b.v. het passende ge-
reedschap dat bij de auto is geleverd,
draai vervolgens de overige wielbouten
los en verwijder het wiel;
❒zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het reservewiel
schoon zijn en geen onzuiverheden be-
vatten, omdat hierdoor na verloop van
tijd de wielbouten kunnen loslopen.
Monteer het reservewiel, waarbij een
van de pasgaten C-fig. 6over de pen
Bmoet vallen;
❒draai de 5 wielbouten handvast aan;
❒draai de slinger van de krik zodat de au-
to zakt, en verwijder de krik;
❒draai de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die in fig. 7is aangegeven;
❒monteer het wieldeksel (indien aanwe-
zig).Ter afsluiting:
❒plaats het verwisselde wiel in de reser-
vewielhouder onder de laadvloer en
draai de blokkeerschroef weer vast;
❒plaats de slinger en de krik op de juiste
manier in de daarvoor bestemde hou-
der;
❒plaats de gereedschaphouder terug in
de daarvoor bestemde zitting en draai
de blokkeerschroef vast.
BELANGRIJK Controleer regelmatig de
spanning van de banden, ook van het re-
servewiel.BELANGRIJK Als u het gemonteerde velg-
type wilt vervangen (lichtmetalen velgen
in plaats van stalen of omgekeerd), moe-
ten tevens alle wielbouten worden ver-
vangen door bouten met een lengte die
aangepast is aan het velgtype.
Het is raadzaam de vervangen wielbouten
te bewaren voor als u in de toekomst het
originele velgtype weer wilt monteren.
fig. 6F0P0307mfig. 7F0P0308m
Monteer het wieldeksel op de
velg, waarbij het symbool Yzich ter hoogte van het ventiel
moet bevinden.
Page 142 of 219

138
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
SNELLE
BANDENREPARATIESE
T FIX & GO
De snelle bandenreparatieset bestaat uit
een compressor en een flacon (die de af-
dichtvloeistof bevat).Gebruik van de set
1. Markeer de lekke band op de sticker
met de snelheidsbeperking: plak de sti-
cker vervolgens op het stuurwiel van de
auto als herinnering dat het wiel slechts
tijdelijk gebruikt mag worden.
2. Bevestig de flacon 1aan de compres-
sor 2.
3. Sluit de flacon 1aan op het ventiel van
band die gerepareerd moet worden.
4. Rol de slang van de compressor uit,
voordat deze op de flacon wordt aan-
gesloten.
5. Sluit de stekker aan op een van de 12V-
stekkerdozen in de auto.
6. Druk op de knop Aom de compressor
in te schakelen totdat de bandenspan-
ning 2,0 bar is. Als deze spanning niet
wordt bereikt, dan kan de band niet
worden gerepareerd.
7. Koppel de compressor los en berg hem
op.
8. Rijd enkele kilometers met beperkte
snelheid om het lek te dichten.
9. Breng de band op de voorgeschreven
spanning m.b.v. de compressor over-
eenkomstig de voor de auto voorge-
schreven procedure en controleer of het
lek goed afgedicht is (geen drukverlies).
10. Rijd met een beperkte snelheid (80
km/h). De band moet zo snel mogelijk
geïnspecteerd en gerepareerd worden
door een specialist.De flacon moet na gebruik worden opge-
borgen in de plastic zak die bij de set is ge-
leverd, om vervuiling van de auto door
vloeistofresten te voorkomen.
Attentie: de gel in de flacon
bevat ethyleenglycol; deze
stof is schadelijk voor de gezondheid
bij inslikking en irriterend voor de
ogen. Houd buiten het bereik van kin-
deren.
ATTENTIE!
Laat de gebruikte fles niet in het milieu
achter; lever hem in bij het Fiat Dealer-
netwerk of een daarvoor aangewezen af-
valverwerker.
De flacon is leverbaar via het FIAT Servi-
cenetwerk.
fig. 7bF0P0620m
Page 143 of 219

139
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
GLOEILAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Als een lamp niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet doorge-
brand is, voordat u de lamp vervangt:
zie voor de plaats van de zekeringen de
paragraaf “Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk;
❒controleer voordat u een lamp vervangt
of de contacten niet zijn geoxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en ver-
mogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp hebt
vervangen, controleer dan om veilig-
heidsredenen altijd of de afstelling nog
goed is.BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de
koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt
niet op een defect, maar is een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door
een lage temperatuur en de luchtvochtig-
heidsgraad, en verdwijnt snel als de kop-
lampen worden ingeschakeld. De aanwe-
zigheid van druppels aan de binnenzijde
van de koplamp duidt daarentegen op het
binnendringen van water: wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.
TYPEN GLOEILAMPEN
Op de auto zijn verschillende typen gloei-
lampen gemonteerd:AGlasfittinglampen: deze zijn voorzien
van een klemfitting. Verwijder de lamp
door de lamp uit de houder te trek-
ken.
BLampen met bajonetfitting: verwijder
de lamp uit de houder door hem iets
in te drukken en linksom te draaien.
CBuislampen: verwijder de lamp door
hem uit de veercontacten los te ma-
ken.
DHalogeenlampen: verwijder de lamp
door de borgveer los te haken uit de
zitting. Halogeenlampen mag u uit-
sluitend aanraken op het me-
talen gedeelte. Als u de bol met
uw vingers aanraakt, zal de
lichtopbrengst van de lamp teruglopen
en kan ook de levensduur beperkt wor-
den. Als u de bol per ongeluk toch hebt
aangeraakt, moet u de bol schoonwrij-
ven met een doekje met alcohol en daar-
na laten drogen.
Modificaties of reparaties
aan de elektrische installatie
die niet correct worden uitgevoerd en
waarbij geen rekening wordt gehouden
met de technische specificaties van het
systeem, kunnen storingen in de wer-
king en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE!
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE!
fig. 8F0P0216m
Page 144 of 219
140
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
Lamp Zie fig. Type Vermogen
Grootlicht
Dimlicht
Buitenverlichting voor
Mistlampen voor (indien aanwezig)
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op flanken
Richtingaanwijzers achter
Achterlichten
Remlichten
Derde remlicht:
– dubbele achterdeuren
– dubbele achterdeuren (verhoogd dak)/
achterklep
Achteruitrijverlichting
Mistachterlicht
Kentekenplaatverlichting
Plafondverlichting voor met spotjes
Plafondverlichting achterH4
H4
W5W
H4
PY21W (geel)
WY5W (geel)
PY21W (geel)
P21/5W
P21/5W
W5W
P21W
P21W
P21W
W5W
12V5W
12V5W D
D
A
D
B
A
B
B
B
A
B
–
–
A
C
C55W
55W
5W
55W
21W
5W
21W
5W
5W
5W
21W
21W
21W
5W
5W
5W