Page 81 of 219

77
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
IMPERIAAL/SKIDRAGER
De bevestigingspunten zijn voorbereid in
de goot op het dak van de auto.
Bevestig de steunen van de imperiaal/ski-
drager in de daarvoor bestemde schroef-
draadgaten, zoals afgebeeld in fig. 108.
WAARSCHUWING U dient zich strikt
aan de montagevoorschriften te houden
die bij de set zijn geleverd. De montage
moet altijd door deskundige personen
worden uitgevoerd.
fig. 108F0P0100m
Controleer na enkele kilo-
meters opnieuw of de beves-
tigingsbouten nog goed vastzitten.
ATTENTIE!
Houdt u strikt aan de wette-
lijke regels betreffende de
maximale afmetingen.
Verdeel de lading gelijkmatig
en houd tijdens de rit reke-
ning met een verhoogde zijwindge-
voeligheid.
ATTENTIE!
Overschrijd nooit het maxi-
mum draagvermogen (zie het
hoofdstuk “Technische gege-
vens”).
Om veiligheidsredenen moet
de motorkap tijdens het rij-
den altijd goed gesloten zijn. Contro-
leer daarom altijd of de motorkap
goed vergrendeld is. Als u tijdens het
rijden merkt dat de motorkap niet
goed is vergrendeld, stop dan onmid-
dellijk en sluit de motorkap op de juis-
te wijze.
ATTENTIE!
Als de steunstang verkeerd
geplaatst wordt, kan de mo-
torkap onverwacht dichtvallen.
ATTENTIE!
Voer deze handelingen alleen
uit bij een stilstaande auto.
ATTENTIE!
Als de auto is uitgerust met een diefsta-
lalarm, dan wordt een niet goed gesloten
motorkap aangegeven door een brandend
lampje
9in combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het display.
Page 82 of 219

78
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
WIELOPHANGING MET
LUCHTVERING
Enkele uitvoeringen kunnen als optional
zijn uitgerust met achterwielophanging
met luchtvering.
Afhankelijk van de uitvoering kan de rij-
hoogte handmatig of automatisch worden
geregeld.
HANDMATIGE REGELING
De bedieningsknoppen fig. 109bevinden
zich rechtsachter in de auto.
Hoogteverstelling
De hoogteverstelling wijzigt van een
maximum hoogtevia een tussen-
hoogtenaar een minimum hoogte. Als
de twee uitersten, maximum of minimum,
worden bereikt, dan klinken er 3 “biep”-
geluiden.
Als twee keer op knop A(als de auto op
de minimum hoogte staat) of knop B(als
de auto op de maximum hoogte staat)
wordt gedrukt, dan regelt het systeem de
rijhoogte automatisch op de tussenstand.
fig. 109F0P0102m
Voordat u bij geopende por-
tieren overgaat tot handmati-
ge regeling, moet u ervoor
zorgen dat u rond de auto ge-
noeg ruimte hebt om deze handeling uit
te voeren.
Eerste gebruik
Druk om het systeem te initialiseren 2 se-
conden op de knop C-fig. 109.
Storingen in de werking
Als u de knoppen bedient en de niveau-
regeling werkt niet, dan klinken er 3 akoe-
stische signalen om een storing in het sys-
teem aan te geven. De storing kan de vol-
gende oorzaken hebben:
❒het rempedaal is ingetrapt en de con-
tactsleutel staat in stand M;
❒de handmatige regeling van het systeem
is te vaak gebruikt;
❒de accu is niet voldoende opgeladen (of
is volledig leeg);
❒een defect in de wielophanging met
luchtvering.
Als het akoestische signaal blijft klinken,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk. Bij stilstaande auto met draaiende of uit-
gezette motor, kan het gewenste niveau
worden ingesteld.
Bij uitgezette motor is de handmatige re-
geling alleen een beperkt aantal keren be-
schikbaar.
BELANGRIJK Voer deze handelingen al-
tijd uit bij stilstaande auto en:
❒gesloten voorportieren en zijdeuren;
❒aangetrokken handrem;
❒zonder het rempedaal in te trappen.
Page 83 of 219

79
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
AUTOMATISCHE REGELING
De bedieningsknoppen fig. 110bevinden
zich rechtsachter in de auto.
Bij wielophanging met automatisch gere-
gelde luchtvering wordt de hoogte van de
auto automatisch aangepast aan de lading.
Het lampje
…op het instrumentenpaneel
knippert als de hoogteafstelling niet opti-
maal is en gecorrigeerd moet worden: in
dat geval moet u de motor laten draaien
zonder gas te geven totdat het lampje
dooft (optimale niveauregeling).
Onder bepaalde omstandigheden kan de
niveauregeling tijdelijk niet uitgevoerd
worden:
❒als een of meer portieren/deuren geo-
pend zijn;
❒als de auto geremd wordt gehouden
(ingetrapt rempedaal, bijvoorbeeld voor
een rood verkeerslicht).
Systeem uitschakelen en weer
inschakelen
Systeem uitschakelen: houd de knop A-
fig. 110ingedrukt totdat u een akoestisch
signaal hoort. Er klinkt tweemaal een
akoestisch signaal en het lampje op de
knopAgaat branden om de uitschakeling
te bevestigen.Als het systeem is uitgeschakeld, kunt u
het systeem weer in te schakelen (uitslui-
tend bij stilstaande auto) door de knop A-
fig. 110ingedrukt te houden, totdat u een
akoestisch signaal hoort. Er klinkt twee-
maal een akoestisch signaal en het lampje
op de knop Adooft om de inschakeling te
bevestigen.
fig. 110F0P0288m
AANWIJZINGEN
VOOR HET LADEN
De auto is ontworpen en goedgekeurd op
basis van vastgestelde maximum gewich-
ten (zie de tabellen “Gewichten” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”):
❒leeggewicht;
❒nuttig laadvermogen;
❒totaalgewicht;
❒maximum voorasbelasting;
❒maximum achterasbelasting;
❒aanhangergewicht.
De opgegeven maximum
gewichten mogen NOOIT
WORDEN OVERSCHREDEN. Let in
het bijzonder op het maximum toege-
stane gewicht op de voor- en achteras
bij het laden van de auto (in het bij-
zonder bij speciale opbouwconstructies).
ATTENTIE!
Schakel de automatische re-
geling uit voor:
❒verwisselen van een wiel❒bij transport van de auto, op een
vrachtauto, trein, veerboot enz.
ATTENTIE!
Page 84 of 219

80
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 111F0P0289m
Door een onregelmatig weg-
dek of krachtig remmen kan
de lading ongewenst verschuiven,
waardoor gevaar kan ontstaan voor
de bestuurder en de passagiers: zorg
er daarom voor dat de lading goed
vastzit voordat u vertrekt. Hiervoor
kunnen de haken op de laadvloer fig.
111 gebruikt worden. Gebruik voor
het vastzetten van de lading metalen
kabels, touwen of spanbanden, die ste-
vig genoeg zijn om de lading op zijn
plaats te houden.
ATTENTIE!
Ook als de auto schuin staat
of op een helling, kunnen bij
het openen van de achterdeuren of
van de zijdeur losse voorwerpen on-
verwachts naar buiten schuiven.
ATTENTIE!
Als u reservebrandstof in een
jerrycan wilt vervoeren, dan
dient u zich aan de geldende wetgeving
te houden. Gebruik alleen een goed-
gekeurde jerrycan en bevestig deze op
de juiste wijze aan de ladingsjorogen.
Toch zal bij een ongeval de kans op
brand groter zijn.
ATTENTIE!
Naast deze voorzorgsmaatregelen van al-
gemene aard, kan door het opvolgen van
enkele eenvoudige tips de veiligheid, het
rijcomfort en de levensduur van de auto
verbeterd worden:
❒verdeel de lading gelijkmatig over de
laadvloer: indien de lading op een plaats
geconcentreerd is, gebruik dan de laad-
vloer tussen de twee assen;
❒bedenk dat hoe lager de lading ligt, hoe
lager het zwaartepunt van de auto
komt te liggen. Hierdoor rijdt u veili-
ger; plaats daarom altijd de zwaarste la-
ding onderop;
❒bedenk ten slotte dat het dynamische
rijgedrag van de auto beïnvloed wordt
door het vervoerde gewicht: hoe ho-
ger het gewicht des te langer de rem-
weg van de auto, vooral bij hoge snel-
heid.
Page 85 of 219

81
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk
voor het comfort en de veiligheid van uzelf
en de overige weggebruikers. Voor opti-
maal zicht en zichtbaarheid moeten de
koplampen op de juiste wijze zijn afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling tot het
Fiat Servicenetwerk.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als de con-
tactsleutel in stand Mstaat en de dim-
lichten zijn ingeschakeld. Als de auto be-
laden is, helt hij achterover. Het gevolg is
dat de lichtbundel meer naar boven
schijnt. De stand van de koplampen moet
nu worden gecorrigeerd.Koplampen afstellen fig. 112
Zet de regelknop fig. 112op een stand
die overeenkomt met de vervoerde
lading, zoals in onderstaande tabel is
aangegeven.
Stand 0- een of twee personen op de
voorstoelen;
Stand 1- vijf personen;
Stand 2- vijf personen + bagage in de ba-
gageruimte;
Stand 3- acht personen + bagage in de
bagageruimte of bestuurder +
maximale lading in de bagage-
ruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van
de koplampen telkens als het gewicht van
de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR
AFSTELLEN (indien aanwezig)
Wendt u voor controle of afstelling tot het
Fiat Servicenetwerk.
fig. 112F0F0103m
Page 86 of 219

82
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk
voor het comfort en de veiligheid van uzelf
en de overige weggebruikers.
Bovendien zijn er wettelijke voorschriften
met betrekking tot de koplampafstelling.
Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moe-
ten de koplampen op de juiste wijze zijn
afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling tot het
Fiat Servicenetwerk.ABS
Als u niet eerder in een auto met ABS hebt
gereden, raden wij u aan het systeem eerst
een paar keer uit te proberen op een glad
wegdek. Verlies hierbij de veiligheid niet uit
het oog en houdt u aan de wetgeving van
het land waarin u zich bevindt. Bovendien
raden wij u aan de volgende aanwijzingen
aandachtig te lezen.
Het ABS dat geïntegreerd is in het rem-
systeem, voorkomt dat tijdens het remmen
de wielen blokkeren, ongeacht de condi-
tie van het wegdek en de pedaaldruk, en
verhindert daarmee het doorslippen van
een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de
auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling EBD
(Electronic Braking force Distribution), die
de remdruk verdeelt tussen de voor- en
achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking
van het remsysteem is een inrijperiode no-
dig van ongeveer 500 km (bij een nieuwe
auto of nadat de remblokken/-schijven zijn
vervangen): tijdens deze periode moet
bruusk, herhaaldelijk of langdurig remmen
worden voorkomen.Het ABS maakt zoveel mo-
gelijk gebruik van de be-
schikbare grip maar kan deze niet ver-
hogen. Daarom moet op gladde weg-
gedeelten altijd voorzichtig worden
gereden en mogen er geen onnodige
risico’s worden genomen.
ATTENTIE!
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS in werking is getreden, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in het
rempedaal, die gepaard gaat met enig ge-
luid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw
snelheid aan te passen aan de beschikbare
grip op het wegdek.
Als het ABS in werking
treedt , dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt : u
dient uw snelheid te verlagen en aan
te passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE!
Page 87 of 219

83
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje
>op het instrumentenpa-
neel en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (indien aanwezig),
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden
van het ABS. Rijd voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops
geïntegreerd in ESP)
(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt) en verhoogt de druk in het rem-
circuit aanzienlijk, waardoor sneller en
krachtiger door het systeem wordt ge-
remd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die
zijn uitgerust met ESP, uitgeschakeld bij
een storing in het ESP (lampje
™brandt).
Als het ABS in werking
treedt , merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempe-
daal juist goed ingetrapt ; op deze ma-
nier hebt u de kortste remweg in re-
latie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-
wingslampjes
>,xen STOP op het in-
strumentenpaneel en verschijnt er een
melding (indien aanwezig) op het multi-
functionele display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren.
Als alleen het waarschu-
wingslampje xop het ins-
trumentenpaneel gaat branden (op
het multifunctionele display (indien
aanwezig) verschijnt ook een melding),
stop dan onmiddellijk en wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk. Als er vloei-
stof lekt uit het hydraulische systeem,
wordt de werking van zowel het con-
ventionele remsysteem als het ABS in
gevaar gebracht .
ATTENTIE!
Page 88 of 219

84
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 113F0F0104m
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability
Program)
(indien aanwezig)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de
auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nut-
tig als de grip op het wegdek wisselt.
Naast het ESP- en ASR-systeem beschikt
de auto ook over MSR (regeling van het
afremmen op de motor tijdens terug-
schakelen) en HBA (automatische rem-
drukverhoger bij noodstops) (indien aan-
wezig).ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje B-fig. 113
op de knop knipperen om de bestuurder
er op te wijzen dat de auto de stabiliteit
en de grip dreigt te verliezen.
ESP-SYSTEEM UITSCHAKELEN
Als u op de knop A-fig. 113op de mid-
denconsole drukt, wordt het ESP-systeem
uitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandt
het lampje op de knop permanent.
Het systeem schakelt weer in:
❒automatisch, boven 50 km/h
❒handmatig, door de knop nogmaals in
te drukken.