Page 105 of 219

101
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
GROEP 0 en 0+
Baby’s tot 13 kg moeten in wiegjes wor-
den vervoerd die achterstevoren zijn ge-
plaatst, waardoor het achterhoofd wordt
gesteund en bij plotseling remmen de nek
niet wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats worden ge-
houden door de veiligheidsgordel van de
auto fig. 9en het kind moet op zijn beurt
worden beschermd door de gordel van
het wiegje zelf.
fig. 9F0P0310m
De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houdt
u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies. De fabrikant
is verplicht deze instructies bij te leveren.
ATTENTIE!
Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1.
Deze kinderzitjes hebben aan de achterzijde een aansluiting voor beves-
tiging aan de veiligheidsgordels van de auto en hebben zelf gordels om het kind te
beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden
gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de veiligheids-
gordels van de auto wordt geplaatst). Houdt u voor de montage strikt aan de bij-
geleverde instructies.
ATTENTIE!
fig. 10F0P0311mfig. 11F0P0312m
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg kunnen direct door de veiligheids-
gordels van de auto worden beschermd
fig. 11. Kinderen moeten zo in de kin-
derzitjes worden geplaatst, dat het diago-
nale gordelgedeelte schuin over de borst
en niet langs de nek ligt. Het horizontale
gordelgedeelte moet over het bekken en
niet over de buik van het kind liggen. GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18
kg moeten worden vervoerd in kinderzit-
jes met een kussen die naar voren zijn ge-
keerd, waarbij de veiligheidsgordel van de
auto zowel het kinderzitje als het kind op
zijn plaats moet houden fig. 10.
De afbeelding dient alleen
ter illustratie van de beves-
tiging. Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze instructies
bij te leveren.
ATTENTIE!
Page 106 of 219
102
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
GROEP 3
Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en
36 kg is de borstomvang van dien aard dat
de kinderen gewoon tegen de rugleuning
kunnen steunen en niet meer in een kin-
derzitje hoeven te worden vervoerd.
Infig. 12wordt een voorbeeld gegeven
van de juiste positie van het kind op de
achterbank.
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kun-
nen net zoals volwassenen de veiligheids-
gordels omleggen.
fig. 12F0P0313m
De afbeelding dient alleen
ter illustratie van de beves-
tiging. Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze instructies
bij te leveren.
ATTENTIE!
Page 107 of 219

103
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES
De Fiat Scudo voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende
plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:
Legenda
U: geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen”.
X: geen enkel kinderzitje
L: geschikt voor kinderzitjes die speciaal ontworpen zijn voor de vermelde groep. Deze kinderzitjes zijn opgenomen in het Fiat Lineaccessori-pro-
gramma.
U
U
X
U
UU
U
L
U
UU
U
L
U
UU
U
L
U
U
ZITPLAATSEN VAN EERSTE ZITRIJ
STOELEN TWEEDE/DERDE RIJ
Zitplaatsen aan zijkant
Middelste zitplaats
AIRBAG PASSA-
GIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
GEWICHT VAN HET KIND EN RICHTLEEFTIJD
Minder dan 13 Kg Van 9 tot 18 kg Van 15 tot 25 kg Van 22 tot 36 kg
(groep 0 en 0+) (groep 1) (groep 2) (groep 3)
GEWICHT VAN HET KIND EN RICHTLEEFTIJD
Minder dan 13 Kg Van 9 tot 18 kg Van 15 tot 25 kg Van 22 tot 36 kg
(groep 0 en 0+) (groep 1) (groep 2) (groep 3)
Aparte stoel
passagierszijde
Bank zijzitplaats
passagierszijde
Bank middelste
zitplaats
AIRBAG PASSA-
GIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
Page 108 of 219

104
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
Hieronder zijn de richtlijnen voor
een veilig vervoer van kinderen
aangegeven:
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur op
een van de zitplaatsen achter omdat de-
ze plaatsen bij een ongeval de meeste be-
scherming bieden.
2) Als de airbag aan passagierszijde bui-
ten werking wordt gesteld, moet altijd ge-
controleerd worden of het betreffende ge-
le lampje op het instrumentenpaneel con-
tinu brandt.
3) Houdt u bij de montage van het kin-
derzitje strikt aan de instructies. De fa-
brikant is verplicht deze instructies bij te
leveren. Bewaar de instructies samen met
het instructieboekje in de auto. Monteer
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de ge-
bruiksaanwijzingen ontbreken.4) Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband te
trekken;
5) Ieder veiligheidssysteem is bedoeld
voor slechts een kind: vervoer nooit twee
kinderen in een systeem.
6) Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
7) Zorg er tijdens de rit voor dat het kind
geen afwijkende houding aanneemt of de
gordels losmaakt.
8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen. Niemand
is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast
te houden.
9) Na een ongeval moet het zitje door
een nieuw exemplaar worden vervangen.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op de
passagiersstoel voor als de airbag aan
passagierszijde is ingeschakeld. Als bij
een ongeval de airbag in werking
treedt (opblaast), kan dit ernstig let-
sel en zelfs de dood tot gevolg hebben,
ongeacht de zwaar te van het ongeluk.
Wij raden u aan kinderen altijd op de
zitplaatsen achter in een geschikt kin-
derzitje te vervoeren, omdat die plaat-
sen bij een ongeval de meeste be-
scherming bieden.
ATTENTIE!
Page 109 of 219

105
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
MONTAGEVOORBEREI
DING VOOR “ISOFIX
UNIVERSEEL”-
KINDERZITJE
De auto is voorbereid op de montage van
“Isofix Universeel”-kinderzitjes; een nieuw
gestandaardiseerd Europees systeem voor
het vervoeren van kinderen.
Infig. 13is een voorbeeld gegeven van
het kinderzitje.
Het Isofix Universeel-kinderzitje is er voor
drie gewichtsgroepen: 1.
Vanwege het verschillende bevestigings-
systeem, moet het kinderzitje aan de daar-
voor bestemde onderste metalen beugels
A-fig. 14worden bevestigd. Deze bevin-
den zich tussen de rugleuning en zitting
van de achterbank. Bevestig daarna de bo-
venste riem (bij het kinderzitje geleverd)
aan de beugel A-fig. 15aan de achterkant
van de rugleuning ter hoogte van het zit-
je.
Er kan ook een mengvorm worden geko-
zen, een traditioneel kinderzitje en een
“Isofix Universeel”-kinderzitje.
Bedenk dat bij Isofix Universeel-kinder-
zitjes, alle zitjes gebruikt kunnen worden
die goedgekeurd zijn volgens de ECE
R44/03-richtlijn “Isofix Universeel”.
fig. 14F0P0315m
fig. 13F0P0314mfig. 15
A
F0P0316m
Monteer het kinderzitje al-
leen als de auto stilstaat . Het
kinderzitje is op de juiste wijze aan de
beugels bevestigd als u het hoort ver-
grendelen. Houdt u in ieder geval aan
de instructies voor de montage, de de-
montage en de plaatsing. De fabrikant
van het kinderzitje is verplicht deze in-
structies bij te leveren.
ATTENTIE!In het Fiat Lineaccessori-programma is een
“Duo Plus” “Isofix Universeel”-kinderzit-
je beschikbaar.
Zie voor meer informatie over de mon-
tage en/of het gebruik van het kinderzitje,
het “Instructieboekje” dat bij het kinder-
zitje wordt geleverd.
Page 110 of 219

106
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
FRONTAIRBAGS
De auto is uitgerust met frontairbags, aan
bestuurders- en passagierszijde, en een
knie-airbag aan bestuurderszijde (indien
aanwezig).
De frontairbags (bestuurder en passagier)
en de knie-airbag aan bestuurderszijde (in-
dien aanwezig) beschermen de inzittenden
voor bij middelzware en zware frontale
botsingen, door het opblazen van een
luchtkussen tussen de inzittende en het
stuurwiel of het dashboard.
Als de airbags niet worden geactiveerd bij
andere soorten botsingen (zijdelings, van
achter, over de kop slaan enz.), betekent
dit niet dat het systeem niet goed func-
tioneert.
Bij een frontale botsing zorgt een rege-
leenheid ervoor, indien nodig, dat het kus-
sen wordt opgeblazen. Het kussen blaast
onmiddellijk op, waardoor het lichaam van
de inzittenden voor wordt opgevangen en
de kans op letsel beperkt wordt. Direct
daarna loopt het kussen weer leeg.
De frontairbags (bestuurder en passagier)
en de knie-airbag aan bestuurderszijde (in-
dien aanwezig) zijn geen vervanging voor
de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels. Boven-
dien is het dragen van veiligheidsgordels
wettelijk verplicht in Europa (en in de
meeste landen daarbuiten).
B
B1
A
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK
VAN DE ISOFIX UNIVERSEEL KINDERZITJES
In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkhe-
den weergegeven van de montage van de Isofix Universeel-kinderzitjes op de stoelen
die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
Gewichtsgroep Opstelling Klasse- Plaats Isofixkinderzitje indelingIsofix zijkant achter
IUF: geschikt voor Isofix-kinderzitjes uit de universele klasse (met een derde bevesti-
gingspunt boven) die in de rijrichting bevestigd moeten worden en goedgekeurd
zijn voor het gebruik door die gewichtsgroep.
IUF
IUF
IUF In de rijrichting
In de rijrichting
In de rijrichting Groep I van 9
tot 18 kg
Page 111 of 219

107
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE
(indien aanwezig) fig. 17
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
met een groter volume dan dat aan be-
stuurderszijde. Het kussen is in een daar-
voor bestemde ruimte in het dashboard
geplaatst.
fig. 16F0P0606m
fig. 17F0P0114m
Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbij de
werking van de veiligheidsgordel voldoen-
de is) worden de airbags niet geactiveerd.
Daarom is het gebruik van de veiligheids-
gordels absoluut noodzakelijk, want de
gordel houdt de inzittende bij een zijde-
lingse botsing in de juiste positie en voor-
komt dat de inzittende uit de auto wordt
geslingerd bij zware botsingen.
FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 16
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
dat in een daarvoor bestemde ruimte in
het midden van het stuurwiel is geplaatst.
Plaats geen stickers of ande-
re objecten op het stuurwiel,
op het deksel van de airbagmodule
aan de passagierszijde of op de zij-
randen van de hemelbekleding. Plaats
geen voorwerpen op het dashboard
aan de passagierszijde (bijv. een mo-
biele telefoon), omdat deze het cor-
rect openen van de airbag aan pas-
sagierszijde kunnen hinderen en de in-
zittenden ernstig kunnen verwonden.
ATTENTIE!Als de frontairbags volledig opgeblazen
zijn, vullen zij het grootste deel van de
ruimte tussen het stuurwiel en de be-
stuurder en het dashboard en de voor-
passagier.
Bij een ongeval kan een inzittende die geen
veiligheidsgordel heeft omgelegd, in con-
tact komen met een airbag die nog niet
volledig opgeblazen is. Hierdoor wordt de
inzittende minder door de airbag be-
schermd.
Het is mogelijk dat de frontairbags in de
volgende gevallen niet worden geactiveerd:
❒bij frontale botsingen, met een ander
deel van de auto dan het front, tegen
makkelijk vervormbare objecten (bijv.
als het voorspatbord tegen de vangrail
komt, grindhopen);
❒als de auto onder andere auto’s of vei-
ligheidsvoorzieningen schuift (bijvoor-
beeld onder vrachtwagens of de vang-
rail); omdat geen enkele aanvullende be-
scherming wordt geboden op de vei-
ligheidsgordels. Als de airbags in deze
gevallen niet geactiveerd worden, bete-
kent dit niet dat het systeem niet goed
functioneert.
Page 112 of 219

108
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG EN SIDEBAG
(indien aanwezig) AAN
PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind
op de passagiersstoel voor te vervoeren,
moeten de frontairbag en de sidebag (in-
dien aanwezig) aan passagierszijde worden
uitgeschakeld.
De schakelaar fig. 18bevindt zich op de
rand van het dashboardkastje; open het
klepje van het dashboardkastje om de
schakelaar te bereiken.
ZEER GEVAARLIJK: Monteer
absoluut geen kinderzitje ach-
terstevoren op de passagiers-
stoel voor als de airbag aan
passagierszijde is ingescha-
keld (ON). Als bij een ongeval
de airbag wordt geactiveerd, kan het
kind hierdoor dodelijke verwondingen
oplopen. Als er geen andere mogelijk-
heid is, moet in ieder geval de airbag
aan passagierszijde uitgeschakeld wor-
den als het kinderzitje op de passa-
giersstoel voor wordt geplaatst . Bo-
vendien moet de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje
eventueel in aanraking komt met het
dashboard. Ook als het niet wettelijk
verplicht is, raden wij u aan, voor een
optimale bescherming van de volwas-
senen, de airbag onmiddellijk weer in
te schakelen zodra er geen kinderen
meer vervoerd worden.
ATTENTIE!
fig. 18F0P0115m
Draai met de contactsleutel het slot van
de schakelaar in stand OFFom de airbag
uit te schakelen of in stand ONom de air-
bag in te schakelen.
Het waarschuwingslampje
“op het dash-
board blijft continu branden totdat de
frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (in-
dien aanwezig) aan passagierszijde op-
nieuw worden ingeschakeld.