Page 305 of 376

LET OP!
Gebruik alleen de “T”-lierhendel
om het liermechanisme te bedienen.
Het gebruik van een pneumatische
moersleutel of ander machinaal ge-
reedschap wordt afgeraden en kan
de lier beschadigen.
3. Bouw de verlengstukken van de
T-lierhendel samen tot een haak
waarmee de thuiskomer/
afdekmodule kan worden verwijderd
en trek vervolgens het reservewiel on-
der de auto vandaan. OPMERKING:
Als u een lekke voorband hebt,
moet u mogelijk de auto opkrik-
ken om de noodreservewiel-/
hoesmodule van onder de auto uit
te halen. 4. Zet de thuiskomer/afdekmodule
rechtop en verwijder de afstandsbus
van het wiel door de lierhouders sa-
men te drukken. Duw de houder door
de reserveband om deze los te maken
van het wiel.
VOORBEREIDINGEN VOOR OPKRIKKEN
1. Parkeer de auto op een stevige,
vlakke ondergrond. Vermijd een
gladde ondergrond.
WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde
van de auto als de auto vlak langs de
weg staat geparkeerd. Zet de auto
voor uw veiligheid altijd zo ver mo-
gelijk van het verkeer vandaan, zo-
dat u niet geraakt kunt worden door
een langsrijdende auto.
2. Schakel de alarmknipperlichtenin.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de versnellingspook in de
stand PARK.
5. Zet het contact uit (OFF). 6. Blokkeer de
voor- en achter-
kant van het wiel
dat zich diagonaal
tegenover het krik-
punt bevindt.
Wanneer u bijvoor-
beeld het rechtervoorwiel vervangt,
blokkeert u het linkerachterwiel. OPMERKING:
Laat geen passagiers in een auto
zitten terwijl deze wordt opge-krikt.
Trekken aan reservewiel
Afstandsbus van wiel verwijderen
299
Page 306 of 376

INSTRUCTIES BIJ OPKRIKKENWAARSCHUWING!
Neem deze waarschuwingen in acht
bij het verwisselen van een band om
persoonlijk letsel of schade aan het
voertuig te voorkomen:
Parkeer de auto op een stevige envlakke ondergrond zo ver van de
rijbaan als mogelijk voordat u het
voertuig opkrikt.
Schakel de alarmknipperlichten
in.
Blokkeer het wiel dat zich schuin
tegenover het te vervangen wielbevindt.
Trek de handrem stevig aan en zet
de automatische versnellingsbak
in de stand PARK, of zet de hand-
geschakelde versnellingsbak in de
stand REVERSE (achteruit).
De motor nooit starten of laten
draaien als de auto is opgekrikt.
Er mag niemand in het voertuig
zitten terwijl het is opgekrikt.
Niet onder het voertuig kruipen
als het is opgekrikt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Gebruik de krik alleen op de aan-
gegeven plaatsen en om de auto
tijdens het verwisselen van een
band op te krikken.
Wees uiterst voorzichtig als u de
band moet verwisselen op of langs
de weg.
Om de reservebanden, plat of op-
geblazen, veilig op te bergen,
moeten ze met het ventiel naar
beneden gericht worden opgebor-gen.LET OP!
Probeer niet om de auto op te krik-
ken op andere plaatsen dan die aan-
gegeven worden in de Instructies bij
opkrikken voor deze auto.
OPMERKING:
Raadpleeg het hoofdstuk "Thuis-
komer" in "Banden – algemene in-
formatie" voor informatie over de reserveband, het gebruik en de
werking daarvan.
1. Draai de wielmoeren één slag
linksom los (maar verwijder ze niet),
terwijl het wiel nog op de grond rust.
2. Er zijn twee plaatsen aan weerszij-
den van de carrosserie waar de krik
kan worden aangebracht. Deze plaat-
sen bevinden zich op de drempelrand
van de carrosserie.
LET OP!
Probeer niet de auto omhoog te krik-
ken op andere plaatsen dan de aan-
geduide bevestigingspunten.
De plaatsen voor de krik achter bevin-
den zich tussen twee neerwaartse lip-
jes op de drempelrand van de zijcar-
rosserie.
Waarschuwingslabel krik
Bevestigingspunten voor krik
300
Page 307 of 376

De bevestigingspunten voor het om-
hoog krikken van de voorzijde bevin-
den zich 150 mm van het portier op
de dorpelrand van de carrosserie. OPMERKING:
In sommige situaties kan het nodig
zijn dat de krik vlakliggend onder
de auto moet worden geduwd.Zorg dat de krik weer rechtop staat
wanneer deze zich onder de autobevindt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk zich onder een op-
gekrikte auto te bevinden. De auto
kan van de krik glijden en zo op u
vallen. U kunt dan ernstig letsel op-
lopen. Zorg er daarom voor dat u
met geen enkel lichaamsdeel onder
een opgekrikte auto komt. Als u
werkzaamheden onder de auto moet
uitvoeren, zet deze dan op een hef-brug.
3. Plaats de krikhendel op de krikas
en draai rechtsom totdat de krikkop
goed op de beschreven plaats ingrijpt.
Krik de auto pas op als u zeker
bent dat de krik stevig bevestigd is.
4. Krik de auto op door de krikas
rechtsom te draaien met de krikhen-
del. Breng de auto zover omhoog dat
de band net loskomt van de onder-
grond en er voldoende speling is om
het reservewiel te monteren. De voer-
tuigstabiliteit blijft maximaal als de
band zo laag mogelijk boven de grondblijft.
WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan
noodzakelijk, zal hij minder stabiel
staan. De auto kan van de krik glij-
den en zo ernstig letsel veroorzaken.
Krik de auto slechts zover op als
nodig is om het wiel te verwijderen.
5. Voor auto's met wieldoppen ver-
wijdert u eerst de wielmoeren en
daarna handmatig de wieldop. Wrik
de wieldop niet los. Trek vervolgens
het wiel los van de wielnaaf.
6. Breng het noodreservewiel aan.
Haal de wielmoeren licht aan.LET OP!
Monteer het reservewiel met het ven-
tiel naar buiten gericht. De auto kan
beschadigd raken als het reservewiel
incorrect wordt gemonteerd.
Bevestigingspunten voor omhoog krikken van achterzijdeBevestigingspunten voor omhoog krikken van voorzijde
301
Page 308 of 376

WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als aan deze waarschuwing geen ge-
hoor wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn.
OPMERKING:
Monteer geen wieldop op het noodreservewiel.
7. Laat de auto zakken door de kri-
kas linksom te draaien.
8. Zet de wielmoeren stevig vast.
Duw de moersleutel aan het einde van
de hendel omlaag voor meer hef-
boomwerking. Trek de wielmoeren in stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het juiste
aanhaalmoment voor de wielmoeren
is 138 Nm. Als u twijfelt of de moeren
goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw
dealer of een servicecenter nog eens
controleren met een momentsleutel.
9. Laat de krik weer zakken tot de sluitstand.
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een
noodstop of ongeval naar voren
schieten en zo de inzittenden ernstig
letsel toebrengen. Berg de krik en het
reservewiel altijd op de daartoe be-
stemde plaatsen op. Laat de leegge-
lopen (lekke) band onmiddellijk re-
pareren of vervangen.
10. Leg de leeggelopen (lekke) band
en de noodreservewiel-/hoesmodule
in de bagageruimte. De lekke band
niet wegbergen op de plaats van dereserveband. Laat de band zo snel
mogelijk repareren of vervangen.
11. De kabel en het afstandsstuk
wegbergen voordat u weer gaat rijden.
De uiteinden van de lierhendel op- nieuw monteren in de vorm van een
"T" en de "T"-vormige lierhendel
aanbrengen op de aandrijfmoer.
Draai de moer naar rechts tot het lier-
mechanisme ten minste drie keerklikt. OPMERKING:
Raadpleeg het hoofdstuk "Gereed-
schap voor reservewiel" voor aan-
wijzingen over het samenbouwen
van de T-hendel.
12. Berg de krik, krikhendel en het
liergereedschap weer op in de opberg-ruimte.
13. Controleer de spanning van de
band op het noodreservewiel zo spoe-
dig mogelijk. De bandenspanning zo
nodig aanpassen.
RESERVEBAND
VASTZETTEN
1. Bouw de verlengstukken van de
lierhendel samen tot een T-hendel en
plaats de T-lierhendel op de lieraan-
drijfmoer. Draai de moer naar links
tot het liermechanisme niet langer vrij
draait. Hierdoor is er voldoende spe-
Reservewiel monteren
302
Page 309 of 376

ling in de kabel om het afstandsstuk
onder de auto uit te trekken.WAARSCHUWING!
Een losse noodreservewiel-/
hoesmodule kan bij een noodstop of
ongeval naar voren schieten en zo de
inzittenden ernstig letsel toebren-
gen. Leg het noodreservewiel en de
hoesmodule altijd in de opberg-ruimte.LET OP!
Gebruik alleen de “T”-lierhendel
om het liermechanisme te bedienen.
Het gebruik van een pneumatische
moersleutel of ander machinaal ge-
reedschap wordt afgeraden en kan
de lier beschadigen.
2. Zet de lierhendelstukken in elkaar
zodat deze de reservewielhaak vor-
men en trek het afstandsstuk onder de
auto uit.
3. Draai het noodreservewiel zo dat
het ventiel naar beneden is gericht en
leg vervolgens de band in de
reservewiel-/hoesmodule. Schuif het
afstandsstuk door het midden van het
wiel en de reservewiel-/hoesmodule zodat de twee vergrendelingen naar
buiten klikken en zet vervolgens de
reservewiel-/hoesmodule vast aan de
tegenoverliggende zijde.
LET OP!
De noodreservewiel-/hoesmodule
moet worden gebruikt wanneer het
noodreservewiel wordt opgeborgen.
Als u dit niet doet, kan de levens-
duur van het noodreservewiel aan-
zienlijk worden verkort.WAARSCHUWING!
Controleer of 'beide' vergrendelin-
gen van het afstandsstuk goed door
het midden van het wiel en de
reservewiel-/hoesmodule zijn geleid.
Als dit niet het geval is, kan de
reservewiel-/hoesmodule loskomen,
waardoor de auto beschadigd raakt
en u mogelijk de controle over de
auto verliest.
4. Draai de aandrijfmoer met behulp
van de "T"-lierhendel rechtsom tot de
noodreservewiel-/hoesmodule op zijn
plaats wordt getrokken tegen de on-
derkant van de auto. 5. Blijf de moer naar rechts draaien
tot u het liermechanisme drie keer
hoort klikken. Te strak aandraaien is
onmogelijk. Kijk onder de auto om te
controleren of de noodreservewiel-/
hoesmodule zich correct tegen de on-
derkant van de auto bevindt.
LET OP!
Het liermechanisme is alleen ge-
schikt voor een noodreservewiel. Ge-
bruik de lier niet om een normale
lekke band of een wiel met normale
afmetingen op te bergen. Als u dit
toch doet, raakt de auto beschadigd.
WIEL MONTEREN
Auto's uitgerust met wieldoppen
1. Monteer het wiel op de as.
2. Breng om het monteren van stalen
wielen met wieldoppen gemakkelijker
te maken twee wielmoeren aan op de
tapeinden die zich aan beide zijden
van het ventiel bevinden. Breng de
wielmoeren aan met het conusvor-
mige uiteinde van de moer in de rich-
ting van het wiel. Haal de wielmoeren
licht aan.
303
Page 310 of 376

3. Zet de ventieluitsparing in de wiel-
dop in lijn met het ventiel op het wiel.
Breng de wieldop met de hand aan en
klik de dop over de twee wielmoeren.
Gebruik nooit een hamer of buiten-
sporige kracht om de wieldop aan te
brengen.
4. Breng de resterende wielmoeren
aan met het conusvormige uiteinde
van de moer in de richting van het
wiel. Haal de wielmoeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als aan deze waarschuwing geen ge-
hoor wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn.
5. Laat de auto zakkeen op de grond
door de slinger linksom te draaien.
6. Zet de wielmoeren stevig vast.
Duw de moersleutel aan het einde van
de hendel omlaag voor meer hef-
boomwerking. Trek de wielmoeren in
stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het cor-
recte aanhaalmoment voor de moeren
is 138 Nm. Als u twijfelt of de moeren
goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw
erkende dealer of servicecenter con-
troleren met een momentsleutel.
7. Controleer na 40 km het aanhaal-
moment van de wielmoeren met een
momentsleutel om ervoor te zorgen
dat alle moeren goed tegen het wielaanliggen. Auto's zonder wieldoppen
1. Monteer het wiel op de as.
2. Breng de resterende wielmoeren
aan met het conusvormige uiteinde
van de moer in de richting van het
wiel. Haal de wielmoeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als aan deze waarschuwing geen ge-
hoor wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn.
3. Laat de auto zakkeen op de grond
door de slinger linksom te draaien.
4. Zet de wielmoeren stevig vast.
Duw de moersleutel aan het einde van
de hendel omlaag voor meer hef-
boomwerking. Trek de wielmoeren in
stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het cor-
recte aanhaalmoment voor de moeren
is 138 Nm. Als u twijfelt of de moeren
goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw
Wieldop of wielmoersierdop
1 — Ventiel 4 — Wieldop
2 — Ventieluit-sparing 5 — Tapeinde
3 — Wielmoer
304
Page 311 of 376

erkende dealer of servicecenter con-
troleren met een momentsleutel.
5. Controleer na 40 km het aanhaal-
moment van de wielmoeren met een
momentsleutel om ervoor te zorgen
dat alle moeren goed tegen het wielaanliggen.
STARTEN MET START- KABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is,
kan de motor met behulp van een set
startkabels en een accu in een andere
auto, of met een draagbare snellader
weer worden gestart. Bij onjuist ge-
bruik kan het starten met startkabels
gevaarlijk zijn. Houd u dus zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedu-
res. OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare
snellader moeten de door de fabri-
kant geleverde bedieningsvoor-
schriften en vereiste voorzorg-
maatregelen worden uitgevoerd.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of
een ander snellaadapparaat met een
systeemspanning groter dan 12 volt.
Dit kan schade aanbrengen aan
accu, startmotor, dynamo of het
elektrisch systeem.WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met behulp
van startkabels te starten wanneer
de accu bevroren is. De accu kan
hierdoor openscheuren of explode-
ren, waarbij het gevaar op persoon-
lijke verwondingen bestaat.
VOORBEREIDING VOOR
HET STARTEN MET
STARTKABELS
De accu van uw auto bevindt zich
links in de motorruimte.
WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiatorventilator wanneer de motorkap omhoog
staat. Als de contactschakelaar
aan staat, kan deze ventilator op
elk moment gaan draaien. Er be-
staat gevaar voor verwonding
door draaiende ventilatorbladen.
Verwijder alle metalen sieraden
zoals horloges of armbanden die
onbedoeld elektrisch contact kun-
nen maken. U kunt ernstig ge-
wond raken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in
uw huid en ogen kan branden en
ze produceren waterstofgas dat
ontvlambaar en explosief is. Houd
open vuur of vonken daarom al-
tijd uit de buurt van de accu.
Positieve accupool
305
Page 312 of 376

1. Trek de handrem aan, zet de auto-
matische transmissie in de stand
PARK (parkeren) en zet de contact-
schakelaar in de stand LOCK (ver-
grendelen).
2. Schakel de verwarming, de radio
en alle overbodige stroomverbruikersuit.
3. Wanneer u een ander voertuig auto
gebruikt voor het starten met behulp
van startkabels, parkeer dit voertuig
dan zo dat accu met de startkabels
bereikbaar is, trek de handrem aan en
zorg ervoor dat de contactschakelaar
in de stand OFF staat.WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen
geen contact kunnen maken. Hier-
door kan een massaverbinding ont-
staan met mogelijk persoonlijk letsel
als gevolg.STARTEN MET
STARTKABELS
WAARSCHUWING!
Het niet opvolgen van deze proce-
dure kan door een exploderende
accu leiden tot persoonlijk letsel of
schade aan eigendommen.LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedu-
res kan leiden tot schade aan het
laadsysteem van het voertuig dat de
starthulp biedt, of van het voertuig
met de lege accu.
1. Sluit het einde van de pluskabel(+) van de hulpstartkabel aan op de
positieve accupool (+)van het voer-
tuig met de ontladen accu.
2. Sluit het andere einde van de plus- kabel (+)aan op de pluspool (+)van
de hulpaccu.
3. Sluit het einde van de massakabel (-) van de startkabel aan op de min-
pool (-)van de hulpaccu.
4. Verbind het andere uiteinde van demassakabel (-)met een geschikt mas-
sapunt op de motor (blootliggend me- talen onderdeel van de ontladen mo-
tor van het voertuig), uit de buurt van
de accu en het brandstofinspuitsys-teem.
WAARSCHUWING!
Sluit de kabel niet aan op de nega-
tieve pool
(-)van de lege accu. De
vonk die daardoor ontstaat kan de
accu doen exploderen en persoonlijk
letsel veroorzaken
5. Start de motor van de auto met de
hulpaccu. Laat de motor enkele mi-
nuten stationair draaien en start dan
de motor van de auto met de lege
accu. Nadat de motor is gestart moe-
ten de startkabels in omgekeerde
volgorde worden verwijderd:
6. Koppel de negatieve (-)hulpstart-
kabel los van de negatieve accupool (-) in de auto met de ontladen accu.
7. Neem het andere einde van demassakabel (-)van de startkabel los
van de minpool (-)van de hulpaccu.
8. Neem de pluskabel (+)van de
startkabel los van de pluspool (+)van
de hulpaccu.
306