Page 233 of 376

steld op Vloer, Ontdooien/
ontwasemen of Ventilatie op twee
niveaus, komt de luchtstroom uit de
vloerroosters achterin.
1. Temperatuurregeling bestuurderszijde
Biedt de bestuurder onafhankelijke
temperatuurregeling. Draai naar
links voor koelere of naar rechts voor
warmere temperatuurinstellingen.
2. Aanjagerregelknop achterin
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Met deze knop regelt u de hoeveelheid
lucht die in elke stand door het sys-
teem achterin wordt gevoerd. De aan-
jagersnelheid achterin wordt hoger als
u vanuit de stand "O" (Uit) de knop
verder rechtsom draait. Er zijn zeven
aanjagerstanden. Als u bediening viahet dak achterin wilt inschakelen,
draait u de aanjagerknop helemaal
naar links, voorbij de uit-stand "O".
3. Aanjagerregelknop voorin
Met deze knop regelt u de hoeveelheid
lucht die in elke stand door het sys-
teem wordt gevoerd. De aanjagersnel-
heid wordt hoger als u vanuit de stand
"O" (Uit) de knop verder rechtsom
draait. Er zijn zeven aanjagerstanden.
4. Temperatuurregeling achterin
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Voorziet in temperatuurregeling ach-
ter in het interieur. Draai naar links
voor instelling van een lagere tempe-
ratuur of naar rechts voor een hogere
temperatuur achterin.
5. Temperatuurregeling rechtsvoor
Biedt de passagier rechtsvoor onaf-
hankelijke temperatuurregeling.
Draai naar links voor koelere of naar
rechts voor warmere temperatuurin-stellingen.
6. Mix modus
De lucht stroomt via de vloer-
openingen en de roosters voor
de voorruit- en zijruitontwase-
ming. Deze instelling is ideaal voor
koud weer en sneeuw, wanneer de
voorruit extra verwarming nodig
heeft. Deze instelling is goed voor ex-
tra comfort en om vocht op de voor-
ruit te verminderen.
7. Modus Ontwasemen vóór Lucht stroomt via de roosters
voor de voorruit- en zijruitont-
waseming. Kies de stand ONT-
WASEMING met maximale aanjager-
snelheid en temperatuur om zo snel
mogelijk de voorruit en zijruiten teontwasemen. OPMERKING:
De compressor van de airconditi-
oning kan werken in de modi Mix
(Gemengde ventilatie), Defrost
(Ontwasemen) of in een combina-
tie van deze modi, ook als er niet is
gedrukt op de toets voor de aircon-
ditioning. Op die manier wordt de
voorruit veel sneller ontwasemd
door de drogere lucht. Om brand-
stof te besparen, kunt u deze stan-Handmatige temperatuurregeling
227
Page 234 of 376

den beter alleen gebruiken wan-
neer dat echt nodig is.
8. Elektronische achterruitverwarmingDruk op deze knop om de ach-
terruitverwarming en de bui-
tenspiegelverwarming (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) in te
schakelen. Een controlelampje in de
knop gaat branden om aan te geven
dat de achterruitverwarming aan
staat. De achterruitverwarming wordt
na ongeveer 10 minuten automatisch
uitgeschakeld. Voor extra werking
van nog eens vijf minuten, drukt u
nogmaals op de knop. OPMERKING:
U kunt de spiegelverwarming op elk gewenst moment afzetten
door de schakelaar voor de ach-
terruitverwarming nogmaals in
te drukken.
Gebruik de achterruitverwar- ming uitsluitend terwijl de mo-
tor draait, om ontladen van de
accu te voorkomen.
LET OP!
Als er geen acht wordt geslagen op
deze waarschuwingen, kan er
schade optreden aan de verwar-mingselementen.
Wees voorzichtig bij het schoon-maken van de binnenkant van de
achterruit. Gebruik geen schu-
rende schoonmaakmiddelen om
de binnenzijde van de ruit te rei-
nigen. Gebruik een zachte doek en
een zacht zeepsopje en wrijf even-
wijdig aan de verwarmingsele-
menten. U kunt stickers verwijde-
ren met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe
voorwerpen of schurende schoon-
maakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen
zich op veilige afstand van de ruitbevinden. 9. Recirculatietoets
Met deze toets kiest u tussen
het binnenlaten van buiten-
lucht of het recirculeren van
de in de auto aanwezige
lucht. Als u de recirculatiestand kiest,
gaat een lampje branden. Gebruik de
recirculatiestand alleen om tijdelijk
stank, rook en stof buiten te houden of
om de lucht in het interieur bij het
starten van de auto snel af te koelen
bij zeer warm of vochtig weer. OPMERKING:
Als u op de recirculatieknop
drukt terwijl het systeem zich in
de modus Ontwasemen bevindt,
gaat de recirculatie-LED drie
keer knipperen om aan te dui-
den dat de modus Recirculatie
niet is toegestaan.
In de ventilatiestanden Mix en Vloer schakelt het systeem de
modus Recirculatie na vijf mi-
nuten uit. Indien gewenst kunt u
de modus Recirculatie opnieuwkiezen.
Langdurig gebruik van de recirculatiestand maakt de inte-
228
Page 235 of 376

rieurlucht benauwd en daar-
door kunnen de ruiten gaan be-
slaan. Langdurig gebruik van
deze stand is niet verstandig.
Bij koude of vochtige weersom- standigheden zullen de ruiten
door het gebruik van de
recirculatiestand aan de bin-
nenzijde beslaan, omdat in de
auto te veel vocht achterblijft.
Kies voor maximale ontwase-
ming de stand Buitenlucht.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan als de recirculatieknop
is ingedrukt en de ventilatie op
Instrumentenpaneel is inge-
steld, wordt de airconditioning
automatisch ingeschakeld.
De airco kan handmatig worden afgezet zonder dat de functie-
keuze wordt verstoord. 10. Toets airconditioning (A/C)
Druk deze toets kort in om
de huidige instelling te wij-
zigen. Het indicatielampje
brandt wanneer de functie
is ingeschakeld. OPMERKING:
Als de airco niet zo goed werkt als
u verwacht, controleert u of de
voorzijde van de airco-condensor
(vóór de radiator) is verstopt door
vuil of insecten. Maak schoon door
voorzichtig water te spuiten vanaf
de achterzijde van de radiator en
door de condensor heen. Be-
schermhoezen kunnen de lucht-
stroom door de condensor hinde-
ren, waardoor de prestaties van de
airco terug kunnen lopen.
11. Toets Vloer Lucht stroomt binnen via de
vloerroosters; een geringe hoe-
veelheid stroomt via de roosters
voor de voorruit- en zijruitontwase-ming. 12. Toets Ventilatie op twee niveaus
De lucht stroomt door de roos-
ters in het instrumentenpaneel
en de vloerroosters naar binnen.
OPMERKING:
Er is een verschil in temperatuur
(behalve bij de stand maximaal
koud of maximaal warm) tussen
de onder- en bovenroosters voor
extra comfort. De warmere lucht
gaat naar de vloerroosters. Deze
stand is vooral aangenaam bij
zonnig, maar koud weer.
13. Toets Instrumentenpaneel De luchtstroom stroomt via de
roosters in het instrumentenpa-
neel de auto binnen. De blaas-
richting van deze roosters kan worden
afgesteld en de luchtstroom door de
roosters kan worden in- en uitgescha-keld. OPMERKING:
Voor de grootste luchtstroom naar
achteren kunnen de roosters mid-
den op het instrumentenpaneel op
de achterbankpassagiers wordengericht.
229
Page 236 of 376

Stand Economy (spaarstand)
Wanneer de stand ECONOMY (spaar-
stand) is gewenst, drukt u op de A/C-
knop om het indicatielampje en de
aircocompressor uit te schakelen.
Draai de temperatuurregelknop tot de
gewenste temperatuur.
Max A/C
Voor maximale koeling gebruikt u de
airco- en circulatieknoppen tegelijk.
HANDMATIGE
KLIMAATREGELING
ACHTERIN (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De handbediende klimaatregeling
achterin heeft vloerroosters aan de
achterkant van de rechterschuifdeur
en luchtroosters boven beide buiten-
ste zitplaatsen achterin. De unit zorgt
voor warme of koele lucht via de
vloerroosters en de bovenste openin-gen.
De aanjager achterin en de tempera-
tuurregeling voor de achterpassagiers
bevinden zich in de dakbekleding in
het midden van het voertuig.AANJAGERKNOP ACHTERIN
De hoofdknop voor de aanjager ach-
terin bevindt zich op de klimaatrege-
leenheid voorin op het instrumenten-paneel.
De passagiers op de tweede rij kunnen
de aanjagersnelheid achterin niet re-
gelen tenzij de hoofdknop voor de
aanjager voorin is afgesteld op
REAR.
De regelknop voor de aanjager ach-
terin bevindt zich in de dakconsole
achterin. Deze knop heeft een uit-
stand en verschillende aanjagersnel-
heden. Zo kunnen de passagiers op de tweede rij de luchthoeveelheid regelen
die naar het achtercompartiment van
de auto wordt gevoerd.
LET OP!
Lucht stroomt de handbediende kli-
maatregeling achterin via een in-
laatrooster binnen. Dit rooster be-
vindt zich aan de rechterzijde in het
bekledingpaneel achter de 3e zitrij.
De roosters voor verwarming/
ventilatie zijn aangebracht in het
bekledingspaneel aan passagiers-
zijde, vlak achter de schuifdeur.
Zorg dat u het luchtinlaatrooster of
de ventilatieroosters niet blokkeert
door voorwerpen of anderszins. Het
elektrisch systeem kan zo overbelast
en de aanjagermotor beschadigd ra-ken.
TEMPERATUURREGELINGACHTERIN
Met de stand REAR(voor luchtdistri-
butie achterin) kunnen de instellingen
worden geregeld met de regelknopachterin.
Als u de temperatuur achterin wilt
wijzigen, draait u de temperatuurre-
Handbediende klimaatregeling achterin
1 – Aanjager achterin 3 – Luchtdistri-
butie achterin
2 – Temperatuurachter 4 – Vergrende-
ling klimaatrege-
ling achterin
230
Page 237 of 376

gelknop naar links voor koelere lucht
en naar rechts voor verwarmde lucht.
Wanneer de bedieningselementen
achterin door het systeem voorin zijn
vergrendeld, brandt het vergrende-
lingssymbool op de temperatuurre-
gelknop en worden alle instellingen
via de dakconsole genegeerd. REGELKNOP
LUCHTDISTRIBUTIE ACHTERIN
Dakbekleding standEr komt lucht naar binnen via de
ventilatieroosters in de dakbekle-
ding. Deze roosters kunt u afzon-
derlijk instellen om zo de luchtstro-
ming te regelen. Als de lamellen van
de roosters naar één kant worden ge-
zet, wordt de luchtstroom onderbro-ken.
Gemengde ventilatie Er stroomt lucht naar binnen via
de dakventilatieroosters en de
vloerroosters.
OPMERKING:
Bij veel temperatuurinstellingen is
de tweeledige ventilatiestand be-
doeld om koelere lucht toe te voe- ren via de dakventilatieroosters en
warmere lucht via de vloerroos-ters. Vloermodus
Er stroomt lucht naar binnen
via de roosters in de vloer.
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING
(ATC) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Met het ATC-systeem met drie kli- maatzones voorin kunnen de be-
stuurder en de voorpassagier, even-
als de passagiers achterin, hun
eigen comfortniveau instellen.
Als de inzittenden van de auto de modus AUTO (Automatische wer-
king) kiezen, kan een comforttem-
peratuur worden ingesteld met de
toetsen voor temperatuur omhoog
en omlaag, waarna de werking van
de aanjager automatisch wordt in-gesteld.
Het systeem kan desgewenst met de hand worden bediend.
De functie SYNC verbindt de kli- maatregeling van de drie zones zo- dat desgewenst één comfortniveau
(instellingen voor bestuurder) voor
de hele auto kan worden ingesteld.
Het ATC-systeem met drie klimaatzo-
nes handhaaft het interieurcomfort
automatisch op het peil dat door de
bestuurder en alle passagiers wordt
gewenst. Het systeem regelt automa-
tisch de luchttemperatuur, het lucht-
stroomvolume, de hoeveelheid bui-
tenluchtrecirculatie en de richting van
de luchtstroom. Zo wordt een comfor-
tabele temperatuur gehandhaafd,
zelfs onder veranderende omstandig-heden.
ATC-paneel voorin
231
Page 238 of 376

1. Toets airconditioning (A/C)
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling van de airconditioning
(A/C) te wijzigen, het indicatielampje
brandt wanneer de A/C is ingescha-
keld (ON). Door het inschakelen van
deze functie, schakelt de ATC in de
handbediende modus.
2. Temperatuurweergave bestuurderszijde
Deze weergave toont de ingestelde
temperatuur voor de bestuurders-zijde.
3. Weergave modus
Dit symbool toont de huidige inge-
stelde stand (Instrumentenpaneel,
Ventilatie op twee niveaus, Vloer,Mengen).
4. Weergave regeling aanjager
Dit symbool toont de actueel inge-
stelde snelheid van de aanjager.5. Indicatielampje Front Auto
(Voorin automatisch)
Dit lampje duidt aan dat het systeem
zich in de modus Front Auto bevindt.
6. Indicatielampje Auto (Automatisch)
Dit lampje duidt aan dat het systeem
zich in de modus Auto bevindt.
7. Temperatuurweergave voorpassagier
Deze weergave toont de ingestelde
temperatuur voor de voorpassagier.
8. Knop Ontdooien vóór
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling te wijzigen, het indicatie-
lampje brandt wanneer de functie is
ingeschakeld. Door het inschakelen
van deze functie, schakelt de ATC in
de handbediende modus. Wanneer de
stand Ontdooien/ontwasemen is gese-
lecteerd, wordt de aanjager onmiddel-
lijk ingeschakeld.9. Temperatuurregelknop
passagiers Omhoog/Omlaag
Biedt de passagiers een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk op de
bovenste toets om de temperatuur te
verhogen of op de onderste toets om
de temperatuur lager in te stellen.
10. Regelknop achterin
Maakt het mogelijk om te schakelen
tussen de bedieningsschermen voorin
en achterin. Druk op de knop om het
bedieningsscherm van de klimaatre-
geling achterin in te schakelen, zodat
de inzittenden op de voorstoelen de
klimaatregeling achterin kunnen be-dienen.
11. Achterin geblokkeerd
Druk kort op de knop Achterin ge-
blokkeerd op het ATC-paneel voorin
om de klimaatregeling achterin te ver-
grendelen en ontgrendelen.
232
Page 239 of 376

12. Knop automatische temperatuurregeling
Regelt automatisch de luchttempera-
tuur, luchtverdeling, luchtdoorstro-
ming en de hoeveelheid lucht die bin-
nen in de auto circuleert. Kort
indrukken om een keuze te maken.
Raadpleeg "Automatische bediening"
voor meer informatie. Door deze
functie te gebruiken schakelt de auto-
matische temperatuurregeling tussen
de handmatige en automatische modi.
13. Toets klimaatregeling uit
Druk kort op deze toets om de kli-
maatregeling uit te schakelen.
14. Aanjagerschakelaar
Er zijn zeven aanjagerstanden. Wan-
neer u de regelaar vanuit de laagste
aanjagerstand naar rechts beweegt,
zal de snelheid van de aanjager toene-
men. Door het inschakelen van deze
functie, schakelt de ATC in de hand-
bediende modus.15. Knop modusselectie
Druk de toets kort in om een stand te
kiezen (Instrumentenpaneel, Ventila-
tie op twee niveaus, Vloer, Mengen).
Door het inschakelen van deze func-
tie, schakelt de ATC in de handbe-
diende modus.
16. Recirculatietoets
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling te wijzigen, het indicatie-
lampje brandt wanneer de functie isingeschakeld.
17. Knop SYNC
Druk kort op deze toets om de tempe-
ratuurinstelling voor elk van de drie
zones te regelen met de temperatuur-
regelknop voor de bestuurder.
18. Temperatuurregelknop
bestuurder Omhoog/Omlaag
Biedt de bestuurder een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk op de
bovenste toets om de temperatuur te
verhogen of op de onderste toets om
de temperatuur lager in te stellen.Klimaatregeling achterin
bedienen vanaf het ATC-paneelvoorin
Het ATC-systeem met drie klimaatzo-
nes biedt de mogelijkheid de klimaat-
regeling achterin te bedienen vanaf
het ATC-paneel voorin.
Ga als volgt te werk om de
instellingen voor de
klimaatregeling achterin tewijzigen:
1. Druk op de knop "REAR" (Ach-
terin) om de bediening van de kli-
maatregeling achterin te activeren.
Het scherm voor regeling achterin (zie
volgende afbeelding) wordt weerge-
geven. Met de regelfuncties kunt u nu
de klimaatregeling achterin bedienen.
2. Als u wilt terugkeren naar het
scherm voor regeling voorin, drukt u
nogmaals op de toets "REAR" (Ach-
terin). Als u niet op deze toets drukt,
wordt dit scherm na zes seconden au-
tomatisch getoond.
233
Page 240 of 376

1. Weergave modus
Dit scherm toont de momenteel gese-
lecteerde modus.
2. Weergave temperatuur achterin
Dit scherm toont de ingestelde tempe-
ratuur voor de inzittenden op de ach-terbank.
3. Weergave regeling aanjager
Dit symbool toont de actueel inge-
stelde snelheid van de aanjager.4. Indicatielampje Rear Auto
(Achterin automatisch)
Dit lampje duidt aan dat het systeem
zich in de modus Rear Auto bevindt.
Automatische werking
1. Als u drukt op de knop AUTO
(Automatisch) op het ATC-paneel
voorin, worden de woorden Front
Auto (Voorin automatisch) verlicht op
het ATC-scherm voorin, samen met
twee temperaturen voor de bestuur-
der en voorpassagier. Het systeem zal
nu de toegevoerde luchthoeveelheid
automatisch regelen.
2. Vervolgens stelt u de gewenste
temperatuur in met behulp van de
draaiknoppen voor de bestuurder,
voorpassagier en passagiers achterin.
Zodra de gewenste temperatuur
wordt aangegeven, zorgt het systeem
dat dit comfortniveau wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd.
3. Zodra het systeem eenmaal vol-
gens uw comfortniveau is ingesteld,
hoeven de instellingen niet opnieuw te
worden aangepast. U ervaart hetmeeste gebruiksgemak wanneer u het
systeem automatisch zijn gang laatgaan. OPMERKING:
De temperatuurinstellingen
hoeft u niet aan te passen voor
een warm of koud voertuig. Het
systeem kiest zelf automatisch
de temperatuur, de luchtdistri-
butie en de aanjagersnelheid om
zo snel mogelijk te voorzien incomfort.
De temperatuur kan in Engelse of in metrische eenheden weer-
gegeven worden door de door de
klant te programmeren functie
“Display Units of Measure in
(Maateenheden weergeven in)”
te selecteren Zie: "Elektronischvoertuiginformatiecentrum
(EVIC) — door de klant te pro-
grammeren functies" in dithoofdstuk.
Voor optimaal comfort in de stand
AUTO blijft de aanjager tijdens een
koude start op een lage stand draaien
totdat de motor is opgewarmd. Als de
modus Ontwasemen wordt geselec-Scherm voor regeling achterin op het ATC-paneel voorin
234