i
69
SNELHEIDSREGELAAR
Met behulp van de snelheidsregelaar
kan de bestuurder met een constante
ingestelde snelheid rijden zonder gas te
hoeven geven.
Het inschakelen van de snelheidsrege-
laar geschiedt handmatig. Om de snel-
heidsregelaar te kunnen inschakelen,
moet de ingestelde snelheid minimaal
40 km/h bedragen en moet minimaal de
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Het uitschakelen van de snelheids-
regelaar geschiedt handmatig met de
hendel, door het rem- of koppelingspe-
daal in te trappen of om veiligheidsre-
denen door activering van het ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de inge-
stelde snelheid is het voldoende het
gaspedaal los te laten.
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist. De bediening van de snelheidsregelaar
is ondergebracht in de hendel
A .
1. Knop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar
2. Toets voor het programmeren van
een snelheid en het verlagen van de
ingestelde snelheid
3. Toets voor het programmeren van
een snelheid en het verhogen van
de ingestelde snelheid
4. Toets voor het uitschakelen / hervat-
ten van de snelheidsregeling De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel.
5. Snelheidsregelaar uitschakelen /
hervatten van de snelheidsregeling
6. Snelheidsregelaar geselecteerd
7. Ingestelde snelheid
Stuurkolomschakelaars Weergave op het display
Bij het gebruik van de snelheidsre-
gelaar moet de bestuurder te allen
tijde de snelheidslimiet in acht ne-
men, zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen en zijn verantwoor-
delijkheid nemen.
Het is raadzaam uw voeten in de
buurt van de pedalen te houden.