Page 57 of 107

63
Storing Zij-airbags Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij (
B ),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende en het desbetreffende
portierpaneel.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Uitschakelen airbag vóór aan
passagierszijde
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde al-
tijd uit als u een kinderzitje "met de rug
in de rijrichting" op de passagiersstoel
vóór plaatst. Anders kan een kind bij
het
afgaan van de airbag levensgevaarlijk-
gewond raken.
Zet het contact uit , steek de sleutel
in de schakelaar voor uitschakelen
van de airbag aan passagierszijde,
draai deze in de stand "OFF" en
ver-wijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen. Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd,
zet dan de schakelaar op
"ON" om de
airbag weer in te schakelen en zo de
veilig-heid van uw passagier te garan-
deren.
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der bij een ernstige zijdelingse aan-
rijding, om de kans op borstletsel te
verkleinen.
De zij-airbag is aangebracht aan de zij-
de van het portier in de rugleuning van
de voorstoel. Als het contact is aangezet, blijft
het verklikkerlampje op het in-
strumentenpaneel branden zo-
lang de airbag is uitgeschakeld.
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat bran-
den in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, laat dan de
airbags door het PEUGEOT-netwerk
controleren. In de stand
"OFF" werkt de airbag aan
passagierszijde bij een eventuele aan-
rijding niet.
Page 58 of 107

!
VEILIGHEID
64
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van
de airbags:
Maak er een gewoonte van om nor-
maal rechtop in de voorstoelen te zit-
ten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de air-
bag belemmeren en/of de inzittende
bij het opblazen van de airbag ver-
wonden.
Laat na een aanrijding of diefstal
van uw auto de airbagsystemen con-
troleren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan air-
bagsystemen, alleen het PEUGEOT-
n e t w e r k h e e f t h i e r v o o r g e k w a l i fi c e e r d
personeel. Zelfs als alle bovenstaande
voorschriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen als de airbag wordt geac-
tiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milli-
seconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen
via de daarvoor bestemde openingen
naar buiten stromen. Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw ha
nden niet op het stuur-
wielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard ru sten.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de a irbag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp brandwonden of and er letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuu rwielbekleding en sla
er niet op.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met de daarvoor bestemde stoelho ezen. Deze
verhinderen het eventueel afgaan van de zij-airbags niet. Ra adpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of midd el.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Page 59 of 107

63
Storing Zij-airbags Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij (
B ),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende en het desbetreffende
portierpaneel.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Uitschakelen airbag vóór aan
passagierszijde
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde al-
tijd uit als u een kinderzitje "met de rug
in de rijrichting" op de passagiersstoel
vóór plaatst. Anders kan een kind bij
het
afgaan van de airbag levensgevaarlijk-
gewond raken.
Zet het contact uit , steek de sleutel
in de schakelaar voor uitschakelen
van de airbag aan passagierszijde,
draai deze in de stand "OFF" en
ver-wijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen. Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd,
zet dan de schakelaar op
"ON" om de
airbag weer in te schakelen en zo de
veilig-heid van uw passagier te garan-
deren.
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der bij een ernstige zijdelingse aan-
rijding, om de kans op borstletsel te
verkleinen.
De zij-airbag is aangebracht aan de zij-
de van het portier in de rugleuning van
de voorstoel. Als het contact is aangezet, blijft
het verklikkerlampje op het in-
strumentenpaneel branden zo-
lang de airbag is uitgeschakeld.
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat bran-
den in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, laat dan de
airbags door het PEUGEOT-netwerk
controleren. In de stand
"OFF" werkt de airbag aan
passagierszijde bij een eventuele aan-
rijding niet.
Page 60 of 107

!
VEILIGHEID
64
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van
de airbags:
Maak er een gewoonte van om nor-
maal rechtop in de voorstoelen te zit-
ten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de air-
bag belemmeren en/of de inzittende
bij het opblazen van de airbag ver-
wonden.
Laat na een aanrijding of diefstal
van uw auto de airbagsystemen con-
troleren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan air-
bagsystemen, alleen het PEUGEOT-
n e t w e r k h e e f t h i e r v o o r g e k w a l i fi c e e r d
personeel. Zelfs als alle bovenstaande
voorschriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen als de airbag wordt geac-
tiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milli-
seconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen
via de daarvoor bestemde openingen
naar buiten stromen. Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw ha
nden niet op het stuur-
wielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard ru sten.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de a irbag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp brandwonden of and er letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuu rwielbekleding en sla
er niet op.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met de daarvoor bestemde stoelho ezen. Deze
verhinderen het eventueel afgaan van de zij-airbags niet. Ra adpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of midd el.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Page 61 of 107
65
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes voorzien van een artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel
kunnen worden vastgemaakt:
Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
L1
"RÖMER Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg
L2
"KIDDY Life"
Bij het vervoeren van jonge kinderen (van 9 tot 18 kg) is het gebruik van de gordelbeschermer verplicht.
Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L3
"RECARO Start".
L4
"KLIPPAN Optima" Vanaf 6 jaar
(ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
Page 62 of 107

VEILIGHEID
BEVESTIGING KINDERZITJES MET VEILIGHEIDSGORDEL
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veilig-
heidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gera ngschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto:
a : universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's beve stigd kan worden met behulp van de veiligheidsgordel.
b : groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en autobedjes mogen niet op de passagiersplaats voorin worden
vervoerd.
c : raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens ee n kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
U : zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel ge homologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met
de "rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting ".
UF : zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel geh omologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel,
uitsluitend met het "gezicht in de rijrichting".
X: zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje voor de aa ngegeven gewichtscategorie.
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Plaats
Minder dan 13 kg
(Categorie 0 ( b ) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Van 9 tot 18 kg
(Categorie 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Categorie 2)
Van 3 tot ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Categorie 3)
Van 6 tot ongeveer 10 jaar
Passagiersstoel vóór ( c ) - - - -
Buitenste zitplaatsen achter U U U U
Middelste zitplaats achter X UF UF UF
Page 63 of 107

!
67
De onjuiste bevestiging van een
kinderzitje brengt de veiligheid van
het kind in gevaar in geval van een
botsing.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgor-
dels of het tuigje van het kinder-
zitje, zelfs bij korte ritten, worden
vastgemaakt waarbij de speling
ten opzichte van het lichaam van
het kind zoveel mogelijk moet
worden beperkt .
Zorg er voor een optimale beves-
tiging van het kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" voor dat
de rugleuning van het zitje tegen
de rugleuning van de stoel van de
auto aandrukt en dat de hoofd-
steun geen belemmering vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig
op om te voorkomen dat de hoofd-
steun door de auto vliegt bij krach-
tig afremmen.
Kinderen jonger dan 10 jaar mo-
gen niet met het gezicht in de rij-
richting op de passagiersstoel voor
worden vervoerd, behalve als de
achterzitplaatsen al bezet zijn door
andere kinderen of als de achter-
bank niet bruikbaar, neergeklapt of
verwijderd is. Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten
zijn en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voor-
komen dat de portieren per ongeluk
geopend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten
niet verder dan voor 1/3 deel ge-
opend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te beschermen.
Beide achterportieren zijn voorzien van
een kinderbeveiliging om het openen
van binnenuit te verhinderen.
Draai de knop 1 een achtste omwente-
ling (45 graden) met de contactsleutel,
richting het interieur van de auto.
Controleer of de beveiliging correct is
ingeschakeld. De knop 1 mag niet meer
in verticale stand staan.
Page 64 of 107