Page 9 of 107

23
ONDERHOUDSINDICATOR
De onderhoudsindicator geeft aan hoe-
veel kilometer u nog verwijderd bent
van het eerstvolgende onderhoud vol-
gens het onderhoudsschema van de
fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhoudsin-
dicator op basis van twee parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds het laatste onderhoud. De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 1.000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onderhouds-
sleutel branden. De kilometerteller geeft
de resterende kilometers tot het eerst-
volgende onderhoud aan.
Voorbeeld: De afstand tot het eerstvol-
gende onderhoud bedraagt 4.800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel ; de tel-
ler geeft weer de kilometerstand en de
stand van de dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1.000 km
Voorbeeld: de afstand tot het eerstvol-
gende onderhoud bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de sleutel branden
om aan te geven dat er binnenkort on-
derhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
Page 10 of 107

ii
ii
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
24
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel dan
de auto en wacht minimaal 5 mi-
nuten. Het op 0 zetten van de on-
derhoudsindicator zal anders niet
worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit:
zet het contact af,
druk op de resetknop van de dagtel-
ler en houd deze ingedrukt,
zet het contact aan; de kilometertel-
ler begint terug te tellen,
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
De factor tijd kan worden mee-
gewogen bij de nog af te leggen
kilometers, afhankelijk van de rij-
gewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het interval van twee jaar is
overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
5 seconden
de sleutel knipperen om aan te
geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het dis-
play gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden .
Page 11 of 107

25
KILOMETERTELLER
De kilometerteller geeft de totale kilo-
meterstand van de auto aan. DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
U kunt de lichtsterkte van het instru-
mentenpaneel handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven
bij het afzetten van het contact, bij het
openen van het bestuurdersportier en
bij het vergrendelen en ontgrendelen
van de auto.
DAGTELLER
De dagteller geeft het aantal gereden
kilometers weer nadat de bestuurder de
teller op 0 heeft gezet.
Druk bij aangezet contact op de
knop tot de dagteller op 0 staat. Actief
Als de verlichting van de auto is inge-
schakeld:
druk op de knop om de sterkte van
de verlichting van het instrumenten-
paneel te variëren,
als de verlichting de zwakste stand
heeft bereikt, laat de knop dan los
en druk hem opnieuw in om de ver-
lichting weer feller te maken,
of
als de verlichting de sterkste stand
heeft bereikt, laat de knop dan los
en druk hem opnieuw in om de ver-
lichting weer zwakker te maken,
laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Inactief
De verlichting van het instrumentenpa-
neel kan niet worden ingesteld als de
verlichting van de auto is uitgeschakeld.
Page 12 of 107

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
26
MONOCHROOM DISPLAY A Instellen van de parameters
Houd de knop 1 gedurende twee se-
conden ingedrukt om de gegevens in
te stellen. Zodra een gegeven knippert,
kan het worden gewijzigd.
Vervolgens kunnen door het indrukken
van de knop 1 in onderstaande volgor-
de de verschillende gegevens geselec-
teerd worden:
- taal,
- uren (12 of 24 uur),
- minuten,
- jaar,
- maand,
- dag,
- temperatuureenheden (graden Cel- sius of Fahrenheit).
Door de knop 2 in te drukken kan het
geselecteerde gegeven gewijzigd wor-
den. Houd de knop ingedrukt om de
instelling in een hoger tempo te wijzi-
gen (terug naar het begin na de laatste
waarde).
Als de knop gedurende 7 seconden niet
wordt ingedrukt, geeft het display het
basisscherm weer en zijn de gewijzigde
gegevens opgeslagen.
Opmerking: druk kort op de knop 2 om
gedurende enkele seconden de buiten-
temperatuur weer te geven.
Wanneer de buitentemperatuur tussen -3°
en 3°C is, wordt de temperatuur weerge-
geven in plaats van de tijd.
Dit display kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur * (knippert bij
een temperatuur tussen -3 et 3°C),
- de informatie van de radio,
- de controle op geopende portieren (bijv.: "portier links voor geopend", ...),
- de waarschuwingsmeldingen (bijv.: "batterij afstandsbediening leeg")
en de status van de functies van de
auto (bijv.: "spaarstand actief"), kort
weergegeven.
* Uitsluitend met automatische aircon-ditioning.
Page 13 of 107

27
MONOCHROOM DISPLAY B
Dit kan de volgende informatie weerge-
ven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur * (knippert tus-sen -3 et 3°C),
- controle op geopende portieren. Het display geeft schematisch aan of
een portier geopend is,
- waarschuwingen (bijv.: "storing laden accu") of berichten (bijv.:
"brandstofniveau laag") die tijdelijk
worden weergegeven, kunnen wor-
den gewist door op knop 1 of 2 te
drukken,
- de boordcomputer. Instellen van de gegevens
Druk knop
1 in en houd deze gedurende
2 seconden ingedrukt. Het eerste gege-
ven knippert en kan worden veranderd.
Hierna kunnen door het indrukken van
knop 1 achereenvolgens de verschil-
lende gegevens geselecteerd worden:
- taal,
- snelheidseenheden (km of mijl),
- temperatuureenheden (graden Cel- sius of Fahrenheit),
- tijdsaanduiding (in 12 of 24 uur),
- uren,
- minuten,
- jaar,
- maand,
- dag.
Door het indrukken van knop 2 kan het
geselecteerde gegeven worden gewij-
zigd. Houd de knop ingedrukt om de ge-
gevens in een hoger tempo in te stellen.
Als de knop gedurende 7 seconden niet
wordt ingedrukt, geeft het display het
oorspronkelijke scherm weer en zijn de
wijzigingen opgeslagen.
Opmerking : Door knop 2 kort in te
drukken wordt de buitentemperatuur
gedurende enkele seconden weerge-
geven.
Als de buitentemperatuur tussen -3° et
3°C ligt, wordt de temperatuur weerge-
geven in plaats van de tijd.
* Uitsluitend met automatische aircon- ditioning.
Page 14 of 107

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
28
DISPLAY B
BOORDCOMPUTER
OP 0 ZETTEN
Druk meer dan 2 seconden op de knop. Actieradius
In deze stand geeft de computer aan
hoeveel kilometer u nog met de res-
terende hoeveelheid brandstof kunt
rijden.
Opmerking: dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in de rij-
stijl of van het landschap, die een aan-
zienlijke verlaging van het momentele
verbruik tot gevolg heeft.
Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, worden drie streepjes weer-
gegeven. Na het tanken wordt de actie-
radius weer weergegeven zodra deze
meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
wanneer er tijdens het rijden horizonta-
le streepjes in plaats van cijfers op het
display verschijnen.
Als de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar meermaals
wordt ingedrukt, worden achtereenvol-
gens aangegeven:
- de actieradius,
- de afgelegde afstand,
- het gemiddelde verbruik,
- het momentele verbruik,
- de gemiddelde snelheid. Gemiddeld verbruik
Dit is het gemiddelde brandstofver-
bruik sinds de laatse nulstelling van de
boordcomputer.
Momenteel verbruik
Dit is het gemiddelde brandstofverbruik
dat geregistreerd is tijdens de laatste
seconden.
Deze informatie verschijnt alleen als
er met een snelheid van meer dan
30 km/h wordt gereden. Afgelegde afstand
In deze stand geeft de boordcomputer
de afgelegde afstand sinds de laatste
nulstelling aan.
Gemiddelde snelheid
Dit is de gemiddelde snelheid sinds de
laatste nulstelling van de boordcompu-
ter (contact aan).
Page 15 of 107

29
VENTILATIE
De ventilatie zorgt voor een optimaal
comfort in het interieur.
Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instel-
lingen van de bestuurder via verschil-
lende circuits worden toegevoerd:
- rechtstreekse toevoer naar het inte-rieur (toevoer van buitenlucht),
- toevoer via het verwarmingscircuit,
- toevoer via het circuit van de aircon- ditioning. Stel de temperatuurregeling in: de lucht
van de verschillende circuits wordt ge-
mengd om het gewenste comfortniveau
te bereiken.
Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt
via de gewenste uitstroomopeningen
over het interieur verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagers-
nelheid wordt verhoogd of verlaagd.
D e l u c h t i n h e t i n t e r i e u r w o r d t g e fi l t e r d
en wordt van buitenaf toegevoerd via
het luchtrooster op de motorkap, of in
het interieur gerecirculeerd.
Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via de
knoppen op de middenconsole. Vol-
gens uitvoering zijn de volgende func-
ties aanwezig:
- temperatuurregeling,
- luchtopbrengstregeling,
- regeling luchtverdeling,
- ontdooien en ontwasemen,
- handbediende of automatische air-
conditioning.
Luchtverdeling
1. Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de voorruit.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de zijruiten.
3. Afsluitbare en verstelbare zijventila-
tieroosters.
4. Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen beenruimte voor-
passagiers.
6. Uitstroomopeningen onderzijde (on-
der de voorstoelen). *
* Uitsluitend aanwezig in combinatie met de automatische airconditioning.
Page 16 of 107

i
30
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en niet schadelijk voor de
ozonlaag.
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon
heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieu rlucht goed ver-
verst wordt.
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur
de luchtinlaatopening op de motorkap, de ventilatieroosters en de lucht-
doorlaten onder de voorstoelen vrij blijven.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
C o n t r o l e e r r e g e l m a t i g d e s t a a t v a n h e t i n t e r i e u r fi l t e r e n l a a t d e fi l t e r e l e -
menten periodiek vervangen (zie het hoofdstuk “Controles”).
W i j r a d e n u e e n g e c o m b i n e e r d i n t e r i e u r fi l t e r a a n . D a n k z i j h e t s p e c i a l e t o e -
g e v o e g d e a c t i e v e fi l t e r d r a a g t h e t b i j t o t e e n g e z u i v e r d e l u c h t v o o r d e i n -
zittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systee m in perfecte
staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en ra adpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhange r op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airco nditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel .