Page 57 of 210

56
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MISTACHTERLICHT fig. 45
Druk op knop 4 . Het mistachterlicht
werkt alleen als het dimlicht of de buiten-
verlichting en mistlampen voor (indien
aanwezig) zijn ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje 4branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop of schakel het dimlicht en/of de mist-
lampen voor (indien aanwezig) uit.
Het gebruik van het mistachterlicht is af-
hankelijk van de wetgeving van het land
waarin u zich bevindt. Houdt u aan de voor-
schriften.
PARKEERVERLICHTING
Draai met de sleutel in stand STOPof
met uitgenomen sleutel de draaiknop van
de linker hendel eerst in stand Oen ver-
volgens in stand
6of 2.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
3branden.
fig. 45F0M0071m
SPORT-BOOST-FUNCTIE
fig. 46
Druk op de knop A voor inschakeling van
de “SPORT BOOST ”-functie (zie de pa-
ragraaf “SPORT-BOOST-FUNCTIE” in dit
hoofdstuk). Als de functie is ingeschakeld,
dan wordt op het instrumentenpaneel het
lampje “SPORT” verlicht. Druk nogmaals
op de knop om deze functie uit te scha-
kelen.
fig. 47F0M0038mfig. 46F0M074Ab
ACHTERRUITVERWARMING
fig. 47
Druk op de knop A voor inschakeling. Bij
ingeschakelde achterruitverwarming zorgt
een tijdschakeling ervoor dat de verwar-
ming na ongeveer 20 minuten uitschakelt.
Page 58 of 210

57
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Portierontgrendeling bij een
ongeval
Bij een ongeval waarbij de brandstof-
noodschakelaar in werking treedt, wor-
den de portieren automatisch ontgrendeld
zodat het interieur van de auto van bui-
tenaf bereikt kan worden. Gelijktijdig gaat
ook de plafondverlichting branden. U kunt
de portieren echter altijd van binnenuit
openen met behulp van de daarvoor be-
stemde bedieningshendels.
Als u na het ongeval geen brandstoflek-
kage waarneemt en de auto kan nog ver-
der rijden, schakel dan de brandstof-
noodschakelaar weer in, volgens de hier-
na beschreven procedure.
PORTIERVERGRENDELING
fig. 48
U kunt de centrale portiervergrendeling
inschakelen door de knop
Aop de mid-
denconsole in te drukken, onafhankelijk
van de stand van de contactsleutel.BRANDSTOFNOOD-
SCHAKELAAR
De auto is uitgerust met een brandstof-
noodschakelaar. De schakelaar springt
omhoog bij een ongeval, waardoor de toe-
voer van brandstof wordt gestopt en de
motor afslaat.
Hierdoor wordt brandstoflekkage bij
leidingbreuken voorkomen.
BELANGRIJK Vergeet niet na een botsing
de sleutel uit het contactslot te nemen om
te voorkomen dat de accu ontlaadt.
Als de brandstofnoodschakelaar is inge-
schakeld, verschijnt het bericht “FPS on”
op het digitale display.
Op het multifunctionele display verschijnt
het bericht “Brandstofnoodschakelaar in-
geschakeld zie instructieboekje”.
fig. 48F0M076Ab
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, druk
dan de schakelaar niet weer terug,
zodat brand wordt voorkomen.
ATTENTIE
Als de centrale portierver-
grendeling vanuit het interieur
van de auto is ingeschakeld en na een
ongeval de brandstofnoodschakelaar
niet de automatische portierontgren-
deling heeft kunnen inschakelen, dan
kan het interieur niet van buitenaf be-
reikt worden. Het van buitenaf openen
van de portieren hangt bovendien af
van de staat van de portieren na een
ongeval: als een portier beschadigd is,
kan het mogelijk niet worden geopend.
Probeer in dat geval de andere portie-
ren van de auto te openen.
ATTENTIE
Page 59 of 210
58
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 51F0M0077m
fig. 50F0M012Ab
fig. 52F0M0078m
INTERIEURUITRUSTING
DASHBOARDKASTJE
fig. 50-51
Trek aan de handgreep A-fig. 50om het
dashboardkastje te openen.
In het dashboardkastje bevindt zich een
documentenvak A-fig. 51.
OPBERGVAKKEN
Het opbergvak A-fig. 52 bevindt zich in
het dashboard, links van het stuurwiel.
Brandstofnoodschakelaar weer
inschakelen
Voordat u de brandstofnood-
schakelaar weer inschakelt,
moet zorgvuldig worden gecontroleerd
of er geen brandstoflekkage is.
ATTENTIE
Druk om de brandstofnoodschakelaar
weer in te schakelen op de knop A-fig.
49.
fig. 49F0M0174m
Page 60 of 210
59
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ARMSTEUN VOOR MET
OPBERGVAK
(indien aanwezig)
Tussen de voorstoelen is bij enkele
uitvoeringen een armsteun geplaatst
A-fig. 55.
Om de armsteun te gebruiken, moet u de
steun omlaag duwen zoals afgebeeld in
fig. 55. Als u de knop A-fig. 56
indrukt, kunt u
het bovenste gedeelte van de armsteun
omhoogklappen en het vak B gebruiken.
Met de hendel Ckunt u de armsteun in
een lagere stand zetten dan de normale
gebruiksstand.
fig. 53F0M0080mfig. 55F0M013Abfig. 56F0M014Ab
fig. 54F0M0081m
HANDSCHOENENVAK
Het vak A-fig. 53 bevindt zich in de tun-
nelconsole voor de handrem.
VAKKEN ACHTER fig. 54
In ieder portier bevindt zich een op-
berg/documentenvak.
Page 61 of 210

60
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 62F0M0084m
BEKERHOUDER –
BLIKJESHOUDER fig. 57-58
De bekerhouders – blikjeshouders bevin-
den zich op de tunnelconsole (twee voor
de handrem en één achter).
PASJESHOUDER - CD-HOUDER
fig. 59
Op de tunnelconsole bevinden zich gleu-
ven om telefoonkaarten, CD’S, magneet-
pasjes of tolkaarten in op te bergen.
ROKERSKIT (indien aanwezig)
De rokerskit (indien aanwezig) bestaat uit
een asbak A-fig. 60 en een aansteker
B-fig. 60 die in de tunnelconsole geplaatst
zijn, voor de handrem.
Als er geen rokerskit aanwezig is, is de
auto voorzien van een stekkerdoos
A-fig. 61.
fig. 57F0M015Ab
fig. 59F0M0083m
fig. 58F0M0118m
fig. 60F0M016Abfig. 61F0M0294m
Druk voor het inschakelen van de aanste-
ker (indien aanwezig) de knop A-fig. 62
in, als de contactsleutel in stand MAR
staat.
Na ongeveer 15 seconden springt de knop
in de beginstand en is de aansteker klaar
voor gebruik.
BELANGRIJK Controleer altijd of de aan-
steker na het indrukken ook uitschakelt.
Page 62 of 210

61
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ASBAK (indien aanwezig)
fig. 63-64
De uitneembare kunststof asbak kan in de
beker/blikjeshouder geplaatst worden op
de tunnelconsole.
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als
prullenbak voor papiertjes; als deze in con-
tact komen met smeulende peuken kan er
brand ontstaan.
fig. 63F0M0085m
fig. 65F0M0086m
fig. 66F0M0249mfig. 64F0M0116m
STEKKERDOOS
(indien aanwezig)
Deze bevindt zich in de bagageruimte, links
van de kunststof steun van de hoeden-
plank fig. 66.
Open voor gebruik de dop A.
De aansteker (indien aanwe-
zig) wordt erg heet. Gebruik
de aansteker voorzichtig en voorkom
dat hij gebruikt wordt door kinderen:
risico op brand en/of brandwonden.
ATTENTIE
ZONNEKLEPPEN fig. 65
De zonnekleppen zitten aan beide zijden
naast de binnenspiegel. Ze kunnen voor
de voorruit of voor de zijruit worden ge-
draaid.
De zonnekleppen zijn voorzien van een
spiegeltje (indien aanwezig).
Om het spiegeltje (indien aanwezig) te ge-
bruiken, moet het schuifklepje A worden
geopend.
Page 63 of 210

62
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
OPENDAK SKY-DOME
(indien aanwezig)
Het grote opendak bestaat uit twee ruit-
panelen, een vast paneel en een beweeg-
baar paneel met twee handbediende zon-
neschermen (voor en achter). De zonne-
schermen kunnen worden gebruikt in de
standen “geheel gesloten” of “geheel ge-
opend” (ze hebben geen vaste tussenlig-
gende standen). Zonneschermen openen:
pak de handgreep A-fig. 68 vast, maak de
handgreep vrij en beweeg hem in de rich-
ting van de pijlen totdat de stand “geheel
geopend” is bereikt. Ga voor het sluiten
in omgekeerde volgorde te werk. Het
opendak kan uitsluitend bediend worden
als de contactsleutel in stand MARstaat.
Met de bedieningsknoppen A-B fig. 67 op
het dashboard dicht bij de plafondverlich-
ting voor, kunt u het dak openen/sluiten.
Openen
Als u de knop B-fig. 67 indrukt en inge-
drukt houdt, opent het voorste ruitpaneel
in “kantelstand”. Druk nogmaals langer
dan een halve seconde op de knop B-fig.
67 om de ruit geheel te openen. De ruit
kan in een tussenliggende stand worden
gezet door opnieuw op de knop te druk-
ken. Sluiten
Als het dak in geheel geopende stand staat
en u drukt langer dan een halve seconde
op de knop A-fig. 68, dan komt het voor-
ste ruitpaneel automatisch in “kantel-
stand”. De ruit kan in een tussenliggende
stand worden gezet door opnieuw op de
knop te drukken. Druk nogmaals op de
knop A-fig. 68 en houd de knop inge-
drukt om het paneel geheel te sluiten.
fig. 67F0M0087m
Als er een imperiaal gemon-
teerd is, is het raadzaam het
opendak alleen in “kantel-
stand” te gebruiken.
Open het dak niet bij sneeuw
of ijs: het kan dan beschadigd
worden.
Verwijder altijd de contact-
sleutel uit het contactslot als
u de auto verlaat, om te voorkomen
dat het opendak per ongeluk in be-
weging wordt gebracht en zo gevaar
kan opleveren voor de achtergebleven
inzittenden: onzorgvuldig gebruik van
het opendak kan gevaarlijk zijn. Con-
troleer voor en tijdens de bediening
van het opendak altijd of de passagiers
niet verwond kunnen worden door de
beweging van het opendak zelf of door
in beweging gebrachte voorwerpen.
ATTENTIE
fig. 68F0M0172mAB
Page 64 of 210

63
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ANTI-LETSELFUNCTIE
Het opendak is voorzien van een anti-let-
selfunctie die een eventueel obstakel kan
waarnemen als de ruit sluit. In dat geval
onderbreekt het systeem de ruitbeweging
en wordt de ruit onmiddellijk geopend.
INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu losgekoppeld is geweest of als
een zekering is doorgebrand, moet de
werking van het opendak opnieuw inge-
steld worden.
Ga als volgt te werk:
❒druk de knop A-fig. 68 in de sluitstand;
❒houd de knop ingedrukt totdat het dak
stapsgewijs geheel is gesloten;
❒wacht nadat het dak geheel gesloten is,
tot de elektrische motor van het dak
uitschakelt. Verwijder altijd de contactsleutel uit het
contactslot als u de auto verlaat, om te
voorkomen dat het opendak per ongeluk
in beweging wordt gebracht en zo gevaar
kan opleveren voor de achtergebleven
passagiers: onzorgvuldig gebruik van het
opendak kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens de bediening van het open-
dak altijd of de passagiers niet verwond
kunnen worden door de beweging van het
opendak zelf of door in beweging ge-
brachte voorwerpen.
SLUITEN IN NOODGEVALLEN
Als het opendak niet elektrisch bediend
kan worden, dan kan het handmatig wor-
den bediend; ga hiervoor als volgt te werk:
❒verwijder de beschermdop op de he-
melbekleding, tussen de twee zonne-
schermen;
❒neem de zeskantige sleutel uit de ge-
reedschaphouder in de bagageruimte;
❒steek de sleutel in de zitting A-fig. 69
en draai de sleutel:
– rechtsom om het dak te openen;
– linksom om het dak te sluiten.
fig. 69F0M0088m