Page 25 of 210

24
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Service
(Geprogrammeerd onderhoud)
Met deze functie kan worden weergege-
ven hoeveel kilometers nog resteren
voordat een servicebeurt moet worden
uitgevoerd.
Ga voor het raadplegen van deze aanwij-
zingen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de afstand in km of mijl,
afhankelijk van de instelling (zie de paragraaf
“Meeteenheid afstand”);
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm.
Opmerking Het “Geprogrammeerd on-
derhoudsschema” voorziet elke 30.000
km (18.000 mijl) of iedere 20.000 km
(12.000 mijl) in een servicebeurt; deze
weergave verschijnt automatisch als de
sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km
(of gelijke waarde in mijl). De weergave
wordt elke 200 km (of gelijke waarde in
mijl) opnieuw weergegeven. Onder de 200
km wordt de weergave met kleinere in-
tervallen weergegeven. De weergave is af-
hankelijk van de ingestelde meeteenheid
in km of mijl. Als u dicht bij de volgende
servicebeurt bent en u de contactsleutel
in stand MAR draait, verschijnt op het dis-
play het opschrift “Service” gevolgd door
het aantal kilometers/mijlen dat resteert
tot de volgende servicebeurt. Wendt u tot de Abarth-dealer voor het uitvoeren van
de werkzaamheden van het “Onder-
houdsschema” en voor het op nul zetten
van deze weergave (reset).
Bag passagier
Inschakeling/Uitschakeling
van de frontairbag en zij-airbag
(sidebag-indien aanwezig) aan
passagierszijde
Met deze functie kan de airbag aan passa-
gierszijde worden in- en uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
– druk op de knop
MENU ESCen druk,
na het verschijnen op het display van het
bericht (Bag pass: Off) (voor uitschakelen)
of het bericht (Bag pass: On) (voor in-
schakelen) door op de knop
+ of –te drukken, nogmaals op de knop
MENU ESC;
– op het display verschijnt het bericht om
de instelling te bevestigen;
– selecteer door het indrukken van de
knop +of –(Ja) (voor bevestiging van de
inschakeling/uitschakeling) of (Nee) (om
te annuleren); – druk kort op de knop
MENU ESC; er
verschijnt een bevestiging van de gekozen
instelling en er wordt teruggekeerd naar
het menuscherm of, wanneer de knop
even ingedrukt wordt gehouden, naar het
beginscherm zonder op te slaan.
MENU ESC
F0M2010i
F0M2008i
F0M2009i
MENU ESC
+
–
+ –
Page 26 of 210
25
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Menu verlaten
Laatste functie waarmee de instellingen uit
het menuscherm worden afgesloten.
Druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het beginscherm zon-
der op te slaan.
Als u de knop – indrukt, wordt terugge-
keerd naar het eerste menupunt (Beep
Snelheid).TRIP COMPUTER
Algemene informatie
Met de “Trip computer” kan, als de con-
tactsleutel in stand MAR staat, op het dis-
play informatie worden weergegeven over
de werking van de auto. Deze functie be-
staat uit “Trip A” en “Trip B” die onaf-
hankelijk van elkaar werken en betrekking
hebben op de hele rit van de auto. Beide functies kunnen op nul worden ge-
zet (reset - begin van de nieuwe rit).
“Trip A” geeft informatie over:
– Autonomie (actieradius)
– Afgelegde afstand
– Gemiddeld verbruik
– Huidig verbruik
– Gemiddelde snelheid
– Reistijd.
Page 27 of 210

26
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
“Trip B”, alleen aanwezig op het multi-
functionele display, geeft informatie over:
– Afgelegde afstand B
– Gemiddeld verbruik B
– Gemiddelde snelheid B
– Reistijd B.
Opmerking De functie “Trip B” kan
worden uitgeschakeld (zie de paragraaf
“Trip B”). De gegevens “Autonomie” en
“Huidig verbruik” kunnen niet op nul wor-
den gezet. Gemiddeld verbruik
Geeft globaal het gemiddelde brandstof-
verbruik aan vanaf het begin van een nieu-
we rit.
Huidig verbruik
Geeft doorlopend de wijziging in het
brandstofverbruik aan. Als de auto stilstaat
met draaiende motor wordt
“- - - -” op het display weergegeven.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid van de au-
to aan op basis van de tijd die verstreken
is vanaf het begin van een nieuwe rit.
Reistijd
Geeft de verstreken tijd aan vanaf het be-
gin van een nieuwe rit.
BELANGRIJK Als er geen informatie is,
verschijnt bij alle functies op de Trip com-
puter de aanduiding “- - - -” in plaats van
de waarde. Wanneer de normale werking
weer hersteld is, worden de waarden van
de functies weer op normale wijze weer-
gegeven. De waarden die voor de storing
werden weergegeven, worden niet op nul
gezet en er wordt geen nieuwe rit be-
gonnen.
Weergegeven gegevens
Autonomie (actieradius)
Geeft het aantal kilometers aan dat nog
gereden kan worden met de brandstof
in de brandstoftank, waarbij ervan uit
wordt gegaan dat de rijstijl niet verandert.
Op het display verschijnt de indicatie “- -
- -” als:
– de actieradius kleiner is dan 50 km (of
30 mijl)
– de auto langere tijd met draaiende mo-
tor stilstaat.
BELANGRIJK De waarde van de actie-
radius kan door verschillende factoren
worden beïnvloed: rijstijl (zie de paragraaf
“Rijstijl” in het hoofdstuk “Starten en rij-
den”), type traject (snelwegen, stad, ber-
gen enz.), gebruiksomstandigheden van de
auto (vervoerde lading, bandenspanning
enz.). Houd hier bij het plannen van een
reis rekening mee.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand aan die de auto heeft af-
gelegd vanaf het begin van een nieuwe rit.
Page 28 of 210

27
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Bedieningsknop TRIP fig. 20
Met de knop TRIP, aan het uiteinde van
de rechter hendel, krijgt u, als de con-
tactsleutel in stand MAR staat, toegang
tot de hiervoor beschreven gegevens en
kunnen de gegevens op nul worden gezet
om een nieuwe rit te beginnen:
– kort indrukken voor weergave van de
verschillende gegevens;
– even ingedrukt houden voor het op nul
zetten (reset) en het beginnen van een
nieuwe rit. Nieuwe rit
Begint als een reset is uitgevoerd:
– “handmatig” door de gebruiker d.m.v.
het indrukken van de betreffende knop;
– “automatisch” wanneer de “afgelegde af-
stand” de waarde 3999,9 km of 9999,9 km,
afhankelijk van het geïnstalleerde display,
bereikt of wanneer de “reistijd” de waarde
99.59 (99 uur en 59 minuten) bereikt;
– iedere keer als de accu losgekoppeld is
geweest.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet
terwijl het scherm van “Trip A” wordt
weergegeven, dan worden alleen de ge-
gevens van “Trip A” op nul gezet.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet
terwijl het scherm van “Trip B” wordt
weergegeven, dan worden alleen de ge-
gevens van “Trip B” op nul gezet.
fig. 20F0M0020m
Procedure voor het begin van een
rit
Voor het op nul zetten (reset) moet u,
met de sleutel in stand
MAR, langer dan
2 seconden op de knop TRIP drukken.
Trip verlaten
De functie Trip verlaten: houd de knop
MENU ESC langer dan 2 seconden in-
gedrukt.
Page 29 of 210

De stoffen bekleding van uw
auto is langdurig bestand
tegen slijtage die ontstaat bij
een normaal gebruik van de
auto. Hevig en/of langdurig wrijven met
kledingaccessoires zoals metalen
gespen, sierknopen en klittenband-
sluitingen, moet echter absoluut wor-
den vermeden omdat hierdoor grote
druk ontstaat op een bepaalde plek op
de bekleding, waardoor deze plek kan
slijten en de bekleding beschadigd
wordt.
28
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Hoogteverstelling fig. 21
Beweeg de hendel Bomhoog of omlaag tot-
dat de gewenste zithoogte is bereikt.
BELANGRIJK De verstelling is alleen
mogelijk als u op de stoel zit.
ZITPLAATSEN VOOR
fig. 21F0M006Ab
Alle afstellingen mogen uit-
sluitend bij een stilstaande
auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE
Verstellen in lengterichting fig. 21
Trek de hendel Aomhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren: als u rijdt,
moeten de armen licht gebogen zijn en de
handen op de stuurwielrand steunen.
Als u de hendel loslaat, moet
altijd gecontroleerd worden
of de stoel goed geblokkeerd is door
te proberen de stoel naar voren en
naar achteren te schuiven. Als de
stoel niet goed geblokkeerd is, kan de-
ze onverwachts verschuiven, waar-
door u de controle over de auto kunt
verliezen.
ATTENTIE
Voor maximale veiligheid
moet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aan gaan
zitten en de gordel goed laten aan-
sluiten op borst en bekken.
ATTENTIE
Verstellen van de rugleuning fig. 21
Draai de knop C.
Page 30 of 210

29
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 22aF0M007Ab
Rugleuning omklappen fig. 22a
Trek voor toegang tot de zitplaatsen ach-
ter aan de handgreep A, zodat de rugleu-
ning naar voren kantelt en de stoel vrij
naar voren kan schuiven door tegen de
rugleuning te duwen.
Als de rugleuning wordt teruggeklapt, dan
wordt de stoel in de oorspronkelijke stand
teruggeschoven (geheugenmechanisme).
Controleer of de stoel goed
geblokkeerd is door hem naar
voren en naar achteren te schuiven.
ATTENTIE
ZITPLAATSEN ACHTER
Zie voor het neerklappen van de zitplaat-
sen achter de paragraaf “Bagageruimte
vergroten” in dit hoofdstuk.
De stoffen bekleding van uw
auto is langdurig bestand
tegen slijtage die ontstaat bij
een normaal gebruik van de
auto. Hevig en/of langdurig wrijven met
kledingaccessoires zoals metalen
gespen, sierknopen en klittenband-
sluitingen, moet echter absoluut wor-
den vermeden omdat hierdoor grote
druk ontstaat op een bepaalde plek op
de bekleding, waardoor deze plek kan
slijten en de bekleding beschadigd
wordt.
fig. 22bF0M089Ab
Stoelverwarming
(indien aanwezig) fig. 22b
Druk met de sleutel in stand MARop de
knop Fom de functie in of uit te schake-
len. Bij inschakeling gaat het lampje op de
knop branden.
Page 31 of 210

30
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ACHTER (indien aanwezig)
fig. 24
Om de hoofdsteun omhoog te plaatsen,
moet u de hoofdsteun uittrekken totdat hij
hoorbaar in de stand (gebruiksstand) ver-
grendelt.
Druk om de hoofdsteun in de zitting te
plaatsen op de knop Aen laat de hoofd-
steun in de zitting op de rugleuning
zakken.
Om de hoofdsteunen achter te verwijde-
ren, moet u gelijktijdig de knoppen Aen
B aan de kant van de twee steunen in-
drukken en de hoofdsteunen uittrekken.
BELANGRIJK Als de zitplaatsen achter ge-
bruikt worden, moeten de hoofdsteunen
altijd volledig zijn uitgetrokken.
HOOFDSTEUNEN
VOOR fig. 23
De rugleuningen voor hebben vaste
hoofdsteunen die niet in hoogte verstel-
baar zijn.
fig. 23F0M009Abfig. 24F0M0026m
Voor een optimale bescherming moet de
rugleuning zo zijn ingesteld dat u rechtop
zit en dat uw hoofd zich zo dicht moge-
lijk bij de hoofdsteun bevindt.
Page 32 of 210

31
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL fig. 26
De binnenspiegel is voorzien van een be-
veiligingsmechanisme, waardoor de spie-
gel bij een krachtig contact met een inzit-
tende losschiet.
STUURWIEL
Het stuurwiel kan zowel in lengterichting
als in hoogte worden versteld.
Ga voor het verstellen als volgt te werk:
❒ontgrendel de hendel A-fig. 25door
deze naar voren te drukken (stand 1);
❒plaats het stuur in de gewenste stand;
❒vergrendel de hendel Adoor hem naar
het stuur te trekken (stand 2).fig. 25F0M010Ab
Het stuur mag alleen wor-
den versteld als de auto stil-
staat.
ATTENTIE
Het is streng verboden om
demontage-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij mon-
tage van een diefstalbeveiliging).
Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veilig-
heid in gevaar worden gebracht en
voldoet de auto niet meer aan de
typegoedkeuring.
ATTENTIE