Page 65 of 210

64
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
PORTIEREN
CENTRALE PORTIERVER-/
ONTGRENDELING
PORTIERVERGRENDELING VAN
BUITENAF
Druk bij gesloten portieren op de knop
Áop de afstandsbediening fig. 70of steek de
metalen baard in het slot van het bestuur-
dersportier en draai de sleutel rechtsom
fig. 71. Als de portieren zijn vergrendeld,
brandt het lampje op de knop A-fig. 72
één keer. Alleen als alle portieren gesloten
zijn, wordt de portiervergrendeling inge-
schakeld. Als een of meerdere portieren
niet vergrendeld zijn na het indrukken van
de knop
Áop de afstandsbediening fig. 70,
gaan de richtingaanwijzers en het lampje
op de knop A-fig. 72 ongeveer 3 secon-
den snel knipperen. Als een of meerdere
portieren niet vergrendeld zijn nadat de
metalen baard van de sleutel in het slot is
gedraaid, gaat alleen het lampje op de knop
A-fig. 72 ongeveer 3 seconden snel knip-
peren. Als de portieren zijn gesloten en de
achterklep open is, worden de portieren
vergrendeld: de richtingaanwijzers (alleen
na vergrendeling door op de knop
Áfig.
70 te drukken) en het lampje op de knop
A-fig. 72 gaan ongeveer 3 seconden snel
knipperen. Bij ingeschakelde functie kunt
u de sloten van de andere portieren ont-
grendelen door de knop A-fig. 72op de
middenconsole in te drukken. Druk twee keer snel achter elkaar op de
knop
Á
op de afstandsbediening fig. 70
voor het inschakelen van het dead lock-
systeem (zie de paragraaf “Dead lock-sys-
teem”).
Portierontgrendeling van buitenaf
Druk kort op de knop
Ëfig. 70 voor het
op afstand ontgrendelen van de portieren.
Gelijktijdig wordt de plafondverlichting tij-
delijk ingeschakeld en knipperen de
fig. 71F0M017Ab
fig. 72F0M076Ab
richtingaanwijzers twee keer. Of steek de
metalen baard in het slot van het be-
stuurdersportier en draai de sleutel links-
om.
Portierver-/ontgrendeling vanuit
het interieur
Druk op de knop A-fig. 72 om alle por-
tieren te ver-/ontgrendelen. De knop is
voorzien van een lampje dat de status aan-
geeft (portieren ver- of ontgrendeld). Als
de portieren vergrendeld zijn, brandt het
lampje op de knop; als de knop wordt in-
gedrukt, worden alle portieren ontgren-
deld en dooft het lampje. Als de portieren
zijn ontgrendeld, is het lampje gedoofd; als
de knop wordt ingedrukt, worden alle
portieren vergrendeld. Alleen als alle por-
tieren goed gesloten zijn, wordt de por-
tiervergrendeling ingeschakeld.
fig. 70F0M0220m
Page 66 of 210

65
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Als de portieren zijn vergrendeld met be-
hulp van:
❒de afstandsbediening;
❒het portierslot;
kunt u de portieren niet meer ontgren-
delen met de knop
A-fig. 72op het scha-
kelaarpaneel op het dashboard.
BELANGRIJK Als de portieren centraal zijn
vergrendeld en een van de voorportieren
wordt van binnenuit geopend met de hand-
greep, dan wordt het betreffende portier
ontgrendeld. Als een van de achterportie-
ren van binnenuit wordt geopend met de
handgreep, dan wordt het betreffende por-
tier ontgrendeld.
Bij een onderbreking in de elektrische voe-
ding (doorgebrande zekering, losgekoppel-
de accu enz.) kunnen de portieren altijd
met de hand worden vergrendeld.
Als u harder dan 20 km/h rijdt, worden al-
le portieren automatisch vergrendeld als in
het setup-menu deze functie is ingeschakeld
(zie de paragraaf “Multifunctioneel display”
in dit hoofdstuk).
Als het dead lock-systeem is
ingeschakeld, kunnen de por-
tieren op geen enkele wijze van bin-
nenuit worden geopend. Controleer
daarom, voordat u de auto verlaat, of
er geen personen meer aan boord zijn.
Als de batterij van de sleutel met af-
standsbediening leeg is, kan het sys-
teem alleen worden uitgeschakeld
door de metalen baard van de sleutel
in beide portiersloten te steken en te
draaien, zoals hiervoor is beschreven.
DEAD LOCK-SYSTEEM
(indien aanwezig)
Dit veiligheidssysteem verhindert de wer-
king van:
❒de binnenhandgrepen;
❒ont-/vergrendelknop
A-fig. 72;
hierdoor kunnen de portieren niet van bin-
nenuit worden geopend bij een inbraakpo-
ging (bijvoorbeeld bij het inslaan van een
ruit).
Het dead lock-systeem biedt dus de bes-
te bescherming tegen inbraakpogingen.
Daarom raden wij u aan om iedere keer
als u de auto verlaat, het systeem in te
schakelen. Systeem inschakelen
Het systeem schakelt op alle portieren au-
tomatisch in als de knop
Áop de sleutel
met afstandsbediening fig. 70twee keer
snel wordt ingedrukt.
Als het systeem is ingeschakeld, knipperen
de richtingaanwijzers 3 keer en knippert
het lampje op de knop
A-fig. 72op het
schakelaarpaneel op het dashboard.
Het systeem schakelt niet in als een of
meerdere portieren niet goed gesloten
zijn: zo wordt voorkomen dat een per-
soon via het geopende portier het interi-
eur van de auto kan betreden en, als het
portier vervolgens wordt gesloten, de au-
to niet meer kan verlaten.
Systeem uitschakelen
Het systeem schakelt in de volgende ge-
vallen automatisch op alle portieren uit:
❒als de contactsleutel in het bestuurders-
portier wordt gestoken en de sleutel
rechtsom wordt gedraaid;
❒als de portieren op afstand worden ont-
grendeld;
❒als de contactsleutel in stand MAR
wordt gedraaid.
ATTENTIE
Page 67 of 210

66
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
RUITBEDIENING
In de armsteun van het portier aan be-
stuurderszijde zijn de twee bedienings-
schakelaars fig. 73 gemonteerd waarmee
u, als de contactsleutel in stand MAR
staat, de zijruiten bedient: Automatische werking
De zijruit aan bestuurderszijde heeft een
automatische werking omhoog en omlaag.
De automatisch continue werking
van de ruit wordt ingeschakeld
als u
langer dan een halve seconde op de be-
dieningsschakelaar drukt. De beweging
stopt als de ruit aan het einde van zijn slag
is of als u nogmaals op de schakelaar drukt.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in
stand STOP staat of is uitgenomen, dan
kunnen de ruiten nog ongeveer 2 minuten
worden bediend. Het systeem wordt ech-
ter onmiddellijk uitgeschakeld als een van
de portieren wordt geopend.
BELANGRIJK Als bij enkele uitvoeringen
de knop
Ëop de sleutel met afstandsbe-
diening langer dan 2 seconden wordt in-
gedrukt, worden de ruiten geopend; als de
knop
Áop de sleutel met afstandsbedie-
ning langer dan 2 seconden wordt inge-
drukt, worden de ruiten gesloten.
fig. 73F0M0136m
A openen/sluiten zijruit linksvoor;
B openen/sluiten zijruit rechtsvoor.
Page 68 of 210

67
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Onzorgvuldig gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tij-
dens het bedienen van de ruit altijd of
de passagiers niet kunnen worden ver-
wond door de bewegende ruiten, hetzij
direct door contact met de ruit, hetzij
door voorwerpen die door de ruit wor-
den meegesleept of geraakt. Verwijder
altijd de sleutel uit het contactslot als u
de auto verlaat om te voorkomen dat
een onverwachtse inschakeling van de
elektrische ruitbediening gevaar ople-
vert voor de achtergebleven passagiers.
ATTENTIE
Portier aan passagierszijde voor en
achterportieren (indien aanwezig)
In de armsteun van het voorportier aan
passagierszijde bevindt zich de drukscha-
kelaar A-fig. 74 voor de bediening van de
bijbehorende ruit. Initialisatie van de ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest of als
een zekering is doorgebrand, moet de
werking van het systeem opnieuw inge-
steld worden.
Initialisatieprocedure:
❒sluit de ruit die geïnitialiseerd moet
worden geheel (handmatig);
❒houd na het bereiken van de geheel ge-
sloten stand de schakelaar nog ten min-
ste 1 seconde ingedrukt.fig. 74F0M018Ab
Page 69 of 210

68
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BAGAGERUIMTE
ACHTERKLEP OPENEN
De achterklep kan op elk moment vanuit
het interieur worden geopend met de
knop A-fig. 76.
De achterklep kan van buitenaf worden
geopend door de knop
Rop de af-
standsbediening fig. 75in te drukken.
Als de achterklep wordt geopend, knip-
peren de richtingaanwijzers twee keer. ACHTERKLEP SLUITEN
Laat de achterklep zakken en druk op de
achterklep totdat hij vergrendelt fig. 77.
fig. 75F0M0092m
fig. 76F0M077Ab
fig. 77F0M0094m
Naderhand aangebrachte
voorwerpen op de hoeden-
plank of de achterklep (luid-
sprekers, spoiler enz.) kunnen,
behalve wanneer de auto hierop is
voorbereid, de juiste werking van de
gasveren verhinderen.
Bij het gebruik van de baga-
geruimte mag het maximum
laadvermogen nooit worden over-
schreden (zie het hoofdstuk “Tech-
nische gegevens”). Controleer boven-
dien of de bagageruimte goed gela-
den is, om te voorkomen dat een
voorwerp bij bruusk remmen naar vo-
ren schiet en letsel veroorzaakt.
ATTENTIE
Rijd niet met voorwerpen op
de hoedenplank: bij een on-
geval of bruusk remmen kunnen ze de
passagiers verwonden.
ATTENTIE
Page 70 of 210

69
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ACHTERKLEP IN GEVAL
VAN NOOD OPENEN fig. 78
Om de achterklep vanuit het interieur te
openen (bij een lege accu of een storing in
het elektrische systeem), moet als volgt te
werk worden gegaan:
❒klap de zitplaatsen achter volledig om
(zie de paragraaf “Bagageruimte ver-
groten” in dit hoofdstuk);
❒druk in de bagageruimte op het hen-
deltje B. Maximale vergroting fig. 80
Als de achterbank wordt neergeklapt, is
de bagageruimte maximaal vergroot.
fig. 78F0M0095mfig. 79F0M086Ab
Ga als volgt te werk:
❒laat de hoofdsteunen van de achterbank
geheel zakken;
❒controleer of de gordels niet gespan-
nen zijn of gedraaid zitten;
❒klap de zittingen van de achterzitplaat-
sen om:
❒bedien de handgrepen
Aen B-fig. 79
om de rugleuningen te ontgrendelen en
klap ze op de zitting neer.
BELANGRIJK Als het na het volledig neer-
klappen van de achterbank noodzakelijk is
om de hoedenplank te verwijderen, plaats
deze dan zoals is aangegeven in fig. 82.
fig. 80F0M087Ab
Page 71 of 210

70
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 83F0M0101m
Controleer of de rugleuning aan beide zij-
den goed vergrendeld is om te voorko-
men dat in geval van bruusk remmen, de
rugleuning naar voren kan klappen en de
passagiers kan verwonden.
fig. 82F0M020Abfig. 81F0M088Ab
Achterbank terugplaatsen fig. 81
Plaats de rugleuning omhoog en druk de
leuning naar achteren, totdat beide borg-
mechanismen hoorbaar inklikken.
Plaats de gespen van de veiligheidsgordels
omhoog en zet de zitting weer in de nor-
male gebruiksstand.
BELANGRIJK Als de rugleuning goed is
vergrendeld, dan is de “rode band” naast
de hendels voor het neerklappen van de
rugleuning, niet meer zichtbaar. Als de
“rode band” zichtbaar is, is de rugleuning
niet goed vergrendeld. Als de rugleuning
in de normale gebruiksstand wordt gezet,
controleer dan of de rugleuning hoorbaar
vergrendelt.
fig. 84F0M0222m
HOEDENPLANK VERWIJDEREN
Als u de hoedenplank wilt verwijderen om
de bagageruimte te vergroten: maak de bo-
venste uiteinden A-fig. 83 van de twee
trekkoorden los door de ogen van de pen-
nen te schuiven, maak de hoedenplank los,
draai hem in de zitting en maak de twee
pennen fig. 84 los uit de zittingen aan de
zijkant.
De verwijderde hoedenplank kan dwars
tussen de rugleuningen van de voorstoe-
len en de omgeklapte achterbank worden
opgeborgen fig. 82.
Page 72 of 210
71
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
CARGOBOX (indien aanwezig)
De cargobox bestaat uit een voorgevormd
element fig. 87voor het opbergen van
voorwerpen in de bagageruimte, waar-
door een vlakke laadvloer ontstaat.
BELANGRIJK Om voorwerpen op het af-
dekblad van de Cargobox te plaatsen,
moet de lange stang in het midden wor-
den gehouden. De maximaal toegestane
belasting is 50 kg.
fig. 87F0M0175m
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de hendel fig. 88 in de richting van
de pijl;
❒trek aan het hendeltje A-fig. 89, zoals
aangegeven in de afbeelding;
❒til de motorkap op en trek gelijktijdig
de steunstang D-fig. 90 uit de klem;
steek vervolgens het uiteinde C-fig. 91
van de stang in de zitting Eop de
motorkap.
BELANGRIJK Controleer of de armen van
de ruitenwissers tegen de ruit aanstaan
voordat u de motorkap optilt.