Page 41 of 210

40
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AUTOMATISCHE
TWEEZONE-
KLIMAATREGELING
(indien aanwezig)
BESCHRIJVING
De automatische tweezone-klimaatrege-
ling regelt de temperatuur en de lucht-
verdeling in het interieur in twee zones:
bestuurders- en passagierszijde. De tem-
peratuurregeling is gebaseerd op “gevoels-
temperatuur”: d.w.z. dat het systeem con-
tinu werkt om het comfort in het interi-
eur constant te houden en eventuele ver-
schillen in de weersomstandigheden bui-
ten te compenseren, ook zonnestraling
(gesignaleerd door een zonnestralings-
sensor).
De automatisch gecontroleerde parame-
ters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters
aan bestuurderszijde/passagierszijde
voor;
❒luchtverdeling naar de uitstroomope-
ningen aan bestuurderszijde/passa-
gierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling van
de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor
koelen en drogen van de lucht);
❒luchtrecirculatie. Deze functies kunnen handmatig worden
gewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kunt
regelen door naar wens een of meer func-
ties te selecteren en te wijzigen. Op deze
manier worden de functies die handma-
tig zijn gewijzigd niet langer automatisch
door het systeem geregeld. Het systeem
grijpt alleen in om veiligheidsredenen. De
handmatige instellingen hebben voorrang
boven de automatische instellingen en blij-
ven in het geheugen opgeslagen totdat de
gebruiker de regeling weer overlaat aan
de automatische werking door de knop
AUTO
in te drukken, behalve in de ge-
vallen dat het systeem om veiligheidsre-
denen ingrijpt. Als handmatig een functie
wordt ingesteld, blijven de andere functies
echter automatisch geregeld. De luchtop-
brengst in het interieur is onafhankelijk van
de snelheid van de auto omdat de lucht-
opbrengst elektronisch geregeld wordt
door de aanjager. De luchttemperatuur in
het interieur wordt altijd automatisch ge-
regeld op basis van de ingestelde tempe-
raturen op de displays van de bestuurder
en de passagier voor (behalve als het sys-
teem is uitgeschakeld of in enkele om-
standigheden als de compressor is uitge-
schakeld). De volgende parameters en functies kun-
nen handmatig worden ingesteld en ge-
wijzigd:
❒temperatuur bestuurderszijde/passa-
gierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in zeven standen (be-
stuurder/passagier voor);
❒inschakelen van de compressor;
❒niet gescheiden/gescheiden regeling;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakelen van het systeem.
Page 42 of 210

41
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 34
A drukknop voor inschakelen functie
MONO (voor gelijkstellen ingestelde
temperaturen) bestuurder/passagier;
B drukknop voor in-/uitschakelen airco-
compressor;
C drukknop voor in- en uitschakelen
luchtrecirculatie;
D display met informatie over aircondi-
tioning;
E drukknop voor uitschakelen aircon-
ditioning; L
verhogen/verlagen aanjagersnelheid;
M drukknop voor instellen luchtverdeling
aan bestuurderszijde;
N drukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking) en
draaiknop voor regelen temperatuur
aan bestuurderszijde.
GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manie-
ren worden ingeschakeld, maar wij raden
u aan te beginnen met het indrukken van
een van de knoppen AUTOen ver-
volgens de draaiknoppen te draaien om op
het display de gewenste temperaturen in
te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor verschil-
lende temperatuurwaarden instellen. Het
maximaal toegestane verschil is 7 °C.
Op deze wijze begint het systeem geheel
automatisch te werken, zodat zo snel
mogelijk de ingestelde temperaturen
worden bereikt. Het systeem regelt de tem-
peratuur, de luchthoeveelheid, de luchtver-
deling in het interieur, de recirculatiefunc-
tie en het inschakelen van de airco-
compressor.
fig. 34F0M0039m
Fdrukknop voor inschakelen functie MAX-
DEF(snelle ontdooiing/ontwaseming
voorruit en zijruiten voor);
G drukknop voor in-/uitschakelen ach-
terruitverwarming;
H drukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking) en
draaiknop voor regelen temperatuur
aan passagierszijde;
I drukknop voor instellen luchtverdeling
aan passagierszijde;
Page 43 of 210

42
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem, moeten alleen de volgen-
de functies eventueel handmatig worden in-
geschakeld:
❒MONO, om de ingestelde tempera-
tuur en de luchtverdeling aan bestuur-
ders- en passagierszijde voor gelijk te
stellen;
❒•, luchtrecirculatie, om de recir-
culatie altijd in- of uitgeschakeld te
houden;
❒ -, voor een snelle ontwaseming/ont-
dooiing van de ruiten voor, de achter-
ruit en de buitenspiegels;
❒(, voor het ontwasemen/ontdooien
van de achterruit en de buitenspiegels.
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem kunt u op ieder moment
de ingestelde temperaturen, de luchtver-
deling en de aanjagersnelheid wijzigen
m.b.v. de desbetreffende knoppen: het sys-
teem zal automatisch de eigen instellingen
wijzigen en aanpassen aan de nieuwe in-
stellingen. Als tijdens de volledige automatische wer-
king (FULL AUTO) de luchtverdeling
en/of de luchtopbrengst gewijzigd worden
en/of de inschakeling van de compressor
en/of de recirculatie, dan verdwijnt het op-
schrift FULL. Op deze manier blijft het
systeem alle functies automatisch regelen,
behalve de functies die handmatig zijn ge-
wijzigd. De aanjagersnelheid is voor alle
zones in het interieur gelijk.
Draaiknoppen voor regeling
luchttemperatuur H - N
Als u de knoppen naar rechts of naar links
draait, verhoogt of verlaagt u de luchttem-
peratuur respectievelijk in het gedeelte
linksvoor (draaiknop N ) en rechtsvoor
(draaiknop H) van het interieur. Omdat het
systeem het klimaat in twee zones in het in-
terieur regelt, kunnen de bestuurder en de
passagier voor verschillende temperatuur-
waarden instellen. Het maximaal toegesta-
ne verschil is 7 °C. De ingestelde tempera-
turen worden op het display weergegeven
dicht bij de knoppen. Als u de knop A (MO-
NO) indrukt, wordt de temperatuur aan
bestuurders- en passagierszijde voor auto-
matisch gelijkgesteld, waarna u de tempe-
ratuur in de twee zones met de draaiknop
N aan bestuurderszijde kunt regelen. De ge-
scheiden regeling van de temperatuur en de
luchtverdeling wordt automatisch weer her-
vat, als u de draaiknop H draait of nogmaals
op de knop A (MONO) drukt als het lamp-
je op de knop brandt. Als u de knoppen helemaal naar rechts of
links draait, wordt respectievelijk de func-
tie
HI (maximale verwarming) of LO
(maximale koeling) ingeschakeld.
Voor het uitschakelen van deze twee func-
ties is het voldoende om de tempera-
tuurknop te draaien en de gewenste tem-
peratuur in te stellen.
Drukknoppen voor de
luchtverdeling voor I-M
Als u op een van deze knoppen drukt,
kunt u handmatig voor de linker- en de
rechterzijde in het interieur een van de ze-
ven instellingen voor de luchtverdeling kie-
zen:
NLucht uit de luchtroosters van de
voorruit en de zijruiten voor voor ont-
dooiing/ontwaseming van de ruiten.
˙Lucht uit de luchtroosters in het mid-
den en aan de zijkant van het dash-
board voor een koele luchtstroom op
het lichaam en het gezicht bij warm
weer.
OLucht uit de luchtroosters van de
beenruimten voor en achter. Met de-
ze luchtverdeling kan in een zo kort
mogelijke tijd de lucht in het interieur
worden verwarmd, omdat warme
lucht opstijgt. Dit geeft snel een
behaaglijk gevoel.
Page 44 of 210

43
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
˙Lucht uit de luchtroosters in de been-
Oruimten voor en achter (warmere
lucht) en de luchtroosters in het mid-
den en aan de zijkant van het dash-
board (koelere lucht). Deze luchtver-
deling is bijzonder nuttig in de gema-
tigde seizoenen (voor- en najaar) als
de zon schijnt.
NLucht uit de luchtroosters in de been-
Oruimten en de luchtroosters voor
ontwaseming/ontdooiing van de voor-
ruit en zijruiten voor. Deze luchtver-
deling zorgt voor een goede verwar-
ming van het interieur en voorkomt
het eventuele beslaan van de ruiten.
NLucht uit de luchtroosters voor
˙ontwaseming/ontdooiing van de voor-
ruit en de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard. Deze luchtverdeling zorgt
voor een luchtstroom naar de voor-
ruit bij zonnestraling.
NLucht uit alle luchtroosters in de auto.
˙
O
Bij FULL AUTO regelt het systeem
automatisch de luchtverdeling. Het sys-
teem kiest de beste luchtverdeling op
basis van de klimatologische omstandig-
heden. Bij FULL AUTO zijn de lampjes
van de luchtverdeling gedoofd. De luchtverdeling, als deze handmatig is
ingesteld, wordt aangegeven door een
brandend lampje op de geselecteerde
knoppen. Als een gecombineerde functie
is ingesteld en er een knop wordt inge-
drukt, dan wordt ook de functie van die
knop ingeschakeld. Als daarentegen een
knop van een reeds ingestelde functie
wordt ingedrukt, dan wordt die functie
uitgeschakeld (het betreffende lampje
dooft). Voor het hervatten van de auto-
matische werking van de luchtverdeling na
een handmatige instelling, moet de knop
AUTO
worden ingedrukt.
Als de bestuurder kiest voor luchtverde-
ling naar de voorruit, wordt ook de lucht-
stroom aan passagierszijde automatisch
naar de voorruit geleid. De passagier kan
vervolgens een andere luchtverdeling kie-
zen door de betreffende knoppen in te
drukken.
Drukknoppen voor regelen
aanjagersnelheid L
Als u op de knop pdrukt, wordt de aan-
jagersnelheid respectievelijk verhoogd of
verlaagd en daarmee de hoeveelheid lucht
die in het interieur wordt gevoerd om de
gewenste temperatuur te handhaven. De aanjagersnelheid wordt weergegeven
door verlichte staafjes op het display:
❒maximum aanjagersnelheid = alle staaf-
jes verlicht;
❒minimum aanjagersnelheid = één staaf-
je verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld,
maar alleen als u de aircocompressor hebt
uitgeschakeld met de knop B.
BELANGRIJK Voor het hervatten van de
automatische werking van de aanjager na
een handmatige instelling, moet de knop
AUTO worden ingedrukt.
Drukknoppen AUTO
(automatische werking) H-N
Als u de knop AUTO aan bestuurderszij-
de en/of passagierszijde voor indrukt, re-
gelt het systeem automatisch, in de be-
treffende zones, de hoeveelheid en de ver-
deling van de naar het interieur toege-
voerde lucht en worden alle voorafgaande
handmatige instellingen opgeheven. Dit
wordt aangegeven door het verschijnen van
het opschrift FULL AUTO op het display.
Als er een of meerdere handmatige instel-
lingen zijn uitgevoerd (luchtrecirculatie,
luchtverdeling, aanjagersnelheid of uitscha-
keling aircocompressor), dooft het op-
schrift FULL op het display om aan te ge-
ven dat het systeem niet langer alle functies
automatisch regelt (behalve de tempera-
tuur die altijd automatisch wordt geregeld).
Page 45 of 210

44
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Als het systeem vanwege
handmatige instellingen de gewenste tem-
peratuur in de verschillende zones niet
meer kan garanderen en handhaven, knip-
pert de ingestelde temperatuur om aan te
geven dat het systeem een probleem heeft
gesignaleerd; na een minuut dooft het op-
schrift AUTO.
Voor het hervatten van de automatische
werking van het systeem na een handma-
tige instelling (een of meerdere), moet de
knop AUTO worden ingedrukt.
Drukknop MONO (gelijkstellen
ingestelde temperaturen en
luchtverdeling) A
Als u de knop MONO indrukt, wordt de
temperatuur aan bestuurderszijde en aan
passagierszijde voor automatisch gelijkge-
steld, waardoor u in de twee zones de-
zelfde temperatuur en de luchtverdeling
kunt instellen met de draaiknop aan be-
stuurderszijde. Met deze functie kan de
temperatuur in het interieur makkelijk ge-
regeld worden als alleen de bestuurder
in de auto zit. De gescheiden regeling van
de temperatuur en de luchtverdeling
wordt automatisch weer hervat als u de
draaiknop Hdraait voor de instelling van
de temperatuur aan passagierszijde voor
of nogmaals op de knop MONO drukt,
als het lampje op de knop brandt. Drukknop voor in-/uitschakelen
luchtrecirculatie C
De luchtrecirculatie werkt als volgt:
❒automatisch ingeschakeld, door een van
de knoppen AUTO
in te drukken; het
symbool AUTOop het display naast het
autoprofiel brandt.
❒handmatig ingeschakeld (recirculatie al-
tijd ingeschakeld); het lampje op de
knop Cen het symbool í op het dis-
play branden;
❒handmatig uitgeschakeld (recirculatie al-
tijd uitgeschakeld met luchttoevoer van
buiten); lampje op de knop en het sym-
bool êop het display gedoofd. De re-
circulatie kan handmatig worden in-/uit-
geschakeld door op de recirculatieknop
C te drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen (verwarming of koeling van het in-
terieur) de gewenste omstandigheden
sneller worden bereikt.
Het is echter niet raadzaam deze functie
handmatig in te schakelen op regenachti-
ge of koude dagen, omdat dan de ruiten
aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kun-
nen beslaan, vooral als de airconditioning
niet is ingeschakeld. Bij lage buitentemperaturen wordt de re-
circulatie uitgeschakeld (met luchttoevoer
van buiten) om het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Bij automatische werking wordt de recir-
culatie automatisch door het systeem ge-
regeld op basis van de externe klimato-
logische omstandigheden.
Als de handmatige werking van de recir-
culatie is ingesteld, dooft het opschrift
FULL
en verdwijnt AUTO van het sym-
bool op het display.
Bij lage buitentemperaturen
raden wij u aan om de recir-
culatiefunctie niet te gebruiken om-
dat hierdoor de ruiten sneller kunnen
beslaan.
ATTENTIE
Page 46 of 210

45
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Drukknop voor in-/uitschakelen
aircocompressor B
Als u op de knop
√drukt als het lampje
op de knop brandt, wordt de aircocom-
pressor uitgeschakeld en dooft het lamp-
je. Als u nogmaals op de knop drukt als
het lampje gedoofd is, wordt de inscha-
keling van de compressor weer automa-
tisch door het systeem geregeld; dit wordt
aangegeven door het gaan branden van het
lampje op de knop. Als u de aircocom-
pressor uitschakelt, wordt de recircula-
tie uitgeschakeld om het eventuele beslaan
van de ruiten te voorkomen.
Ook als het systeem de ingestelde tem-
peratuur kan handhaven, verdwijnt het op-
schrift FULL van het display. Als het sys-
teem de ingestelde temperatuur echter
niet meer kan handhaven, gaat de tempe-
ratuur knipperen en dooft ook het op-
schrift AUTO.
BELANGRIJK Met uitgeschakelde airco-
compressor is het niet mogelijk lucht in
het interieur te voeren met een tempe-
ratuur die lager is dan de buitentempera-
tuur; bovendien kunnen (in bijzondere
weersomstandigheden) de ruiten zeer snel
beslaan omdat de lucht niet gedroogd kan
worden. De uitschakeling van de airco-
compressor blijft in het geheugen opge-
slagen, ook na het afzetten van de motor.
U kunt de automatische regeling van de
aircocompressor weer inschakelen door
nogmaals de knop
√in te drukken of de
knop AUTO. Als bij uitgeschakelde compressor de bui-
tentemperatuur hoger is dan de ingestel-
de temperatuur, kan het systeem niet aan
de wens voldoen. Dit wordt als volgt aan-
gegeven: de ingestelde temperatuur knip-
pert enkele seconden op het display en
vervolgens dooft het opschrift
AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan
de aanjagersnelheid handmatig op nul wor-
den gezet.
Als de compressor is ingeschakeld bij
draaiende motor, kan de aanjagersnelheid
niet lager zijn dan een minimale waarde
(één staafje verlicht).
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
voorruit en de zijruiten voor F
Als u deze knop indrukt, schakelt de kli-
maatregeling automatisch alle functies in
die noodzakelijk zijn voor het snel ont-
dooien/ontwasemen van de voorruit en
de zijruiten voor. D.w.z. dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wan-
neer de klimatologische omstandighe-
den dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HIop
beide displays instelt;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op ba-
sis van de koelvloeistoftemperatuur, om
toevoer van nog te koude lucht voor de
ontwaseming van de ruiten te beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroosters
voor de voorruit en de zijruiten voor
leidt;
❒de achterruitverwarming inschakelt.
BELANGRIJK De functie voor snelle ont-
waseming/ontdooiing van de ruiten blijft
ongeveer 3 minuten ingeschakeld, nadat
de koelvloeistoftemperatuur de juiste
temperatuur heeft bereikt.
Als de functie voor snel ontdooien/ont-
wasemen is ingeschakeld, gaan het lamp-
je op de betreffende knop en het lampje
op de knop van de achterruitverwarming
branden.
Bovendien dooft het opschrift FULL AU-
TO op het display.
Als de functie voor maximaal ontwase-
men/ontdooien is ingeschakeld, kunnen al-
leen de aanjagersnelheid en de uitschake-
ling van de achterruitverwarming hand-
matig worden geregeld. Als u de knop
voor maximale ontdooiing/ontwaseming
indrukt, of de knoppen voor de luchtre-
circulatie of de uitschakeling van de com-
pressor of de knop AUTO, schakelt het
systeem de functie maximaal ontdooi-
en/ontwasemen uit en worden alle be-
drijfsomstandigheden van voor het in-
schakelen van de functie hersteld.
Page 47 of 210

46
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
achterruit en de buitenspiegels
(indien aanwezig) G
Als u deze knop indrukt, dan wordt de
achterruitverwarming ingeschakeld.
Het lampje op de knop gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten auto-
matisch uit, of als opnieuw de knop wordt
ingedrukt. De functie wordt ook uitge-
schakeld als u de motor uitzet en blijft uit-
geschakeld als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
Systeem uitschakelen (OFF) E
Het systeem schakelt uit als u op de knop
E drukt. Als het systeem is uitgeschakeld:
❒zijn de temperatuurdisplays gedoofd;
❒is de recirculatie ingeschakeld, waarbij
geen lucht van buiten binnenkomt;
❒is de aircocompressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.
Ook als het systeem is uitgeschakeld, kan
de achterruitverwarming worden in-/uit-
geschakeld.
BELANGRIJK De regeleenheid van de kli-
maatregeling slaat de ingestelde tempera-
turen in het geheugen op voordat het sys-
teem wordt uitgeschakeld. Als u vervol-
gens op een willekeurige knop drukt (be-
halve de knop van de achterruitverwar-
ming), worden de functies weer hersteld.
Als de functie van de ingedrukte knop niet
was ingeschakeld voor de uitschakeling,
dan wordt deze functie ook geactiveerd;
als deze daarentegen was ingeschakeld,
blijft de functie gehandhaafd.
Als u de volledig automatische werking van
het systeem weer wilt inschakelen, druk
dan op de knop AUTO. HULPVERWARMING (indien
aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-
warming van het interieur bij koud weer.
De hulpverwarming schakelt automatisch
uit als de ingestelde temperatuur is be-
reikt.
Automatische tweezone-
klimaatregeling
De hulpverwarming schakelt automatisch
in nadat u de contactsleutel in stand MAR
hebt gezet.
Hulpverwarming en handbediende
airconditioning
De hulpverwarming wordt automatisch in-
geschakeld als u de draaiknop A
in het ro-
de gebied draait en de aanjager ten min-
ste op de eerste snelheid inschakelt (draai-
knop B).
BELANGRIJK De hulpverwarming werkt
alleen bij een lage buitentemperatuur en
een lage koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De hulpverwarming wordt
niet ingeschakeld als de accu onvoldoen-
de is opgeladen.
Page 48 of 210

47
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel fig. 35bedient u de
buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als
de contactsleutel in stand MARstaat.
Als u de buitenverlichting inschakelt, gaan
ook de verlichting van het instrumenten-
paneel en de bedieningsknoppen op het
dashboard branden.
VERLICHTING
UITGESCHAKELD
Draaiknop in stand O.
BUITENVERLICHTING
Draai de draaiknop in stand
6.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
3branden. DIMLICHT
Draai de draaiknop in stand
2.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
3branden.
GROOTLICHT
Trek, als de draaiknop reeds in stand
2staat, de hendel naar het stuurwiel (2eon-
vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
1branden.
Als de hendel opnieuw naar het stuurwiel
wordt getrokken, dooft het grootlicht en
wordt het dimlicht weer ingeschakeld. GROOTLICHTSIGNAAL
Trek de hendel naar het stuurwiel (1
eon-
vergrendelde stand), ongeacht de stand
van de draaiknop. Op het instrumenten-
paneel gaat het controlelampje
1bran-
den.
fig. 35F0M0060m