Page 129 of 210

128
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN BERICHTEN
BUITENVERLICHTING
EN DIMLICHTEN
(groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Buitenverlichting en dimlichten
Het lampje gaat branden als de buiten-
verlichting of het dimlicht wordt inge-
schakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit systeem
wordt gebruikt (zie “Follow me home” in
het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
3
RICHTINGAANWIJZER
LINKS (groen -
knipperend)
Het lampje gaat branden als de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt ge-
zet of, tegelijkertijd met het lampje van de
rechter richtingaanwijzer, als de drukknop
voor de waarschuwingsknipperlichten
wordt ingedrukt.
F
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS (groen -
knipperend)
Het lampje gaat branden als de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt
gezet of, tegelijkertijd met het lampje van
de linker richtingaanwijzer, als de druk-
knop voor de waarschuwingsknipperlich-
ten wordt ingedrukt.
D
SPORT BOOST-
FUNCTIE
INGESCHAKELD
(groen)
Het opschrift SPORT gaat branden als de
“SPORT BOOST”-functie wordt ingescha-
keld door het indrukken van de be-
treffende bedieningsknop. Als opnieuw op
de knop wordt gedrukt, dooft het op-
schrift SPORT.
SPORT
GROOTLICHT (blauw)
Het lampje gaat branden als
het grootlicht wordt ingescha-
keld.
1
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de
mistlampen voor worden inge-
schakeld.
5
Page 130 of 210

129
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN BERICHTEN
BERICHTEN OP INSTELBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Controle bandenspanning
Als twee of meer banden te zacht zijn, ver-
schijnt er een melding op het display. Op
het display wordt achtereenvolgens iede-
re band apart aangegeven.
In dit geval raden wij u aan om zo snel
mogelijk de juiste bandenspanning te her-
stellen (zie de paragraaf “Bandenspanning
in koude toestand” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”). Te lage bandenspanning
Als de spanning van een of meer banden
onder een bepaalde drempelwaarde komt,
verschijnt er een melding op het display.
In dat geval waarschuwt het TPMS-systeem
de bestuurder op het mogelijk leeglopen
van de band(en) en dus op een mogelijke
lekke band.
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of
meerdere zachte banden omdat de rijvei-
ligheid van de auto in gevaar kan worden
gebracht. Stop de auto zonder bruusk te
remmen en vermijd heftige stuurbewe-
gingen. Repareer de band onmiddellijk met
de daarvoor bestemde reparatieset (zie
het hoofdstuk “Noodgevallen) en wendt
u zo snel mogelijk tot de Abarth-dealer.
Bandenspanning niet aangepast
aan snelheid
Wanneer constant harder dan 160 km/h
wordt gereden, moet de bandenspanning
verhoogd worden overeenkomstig de
waarde die aangegeven is in de paragraaf
“Bandenspanning”.
Als het TPMS-systeem (indien aanwezig)
signaleert dat de spanning van een of meer
banden niet is aangepast aan de snelheid
van de auto, verschijnt een bericht op het
display (zie de paragraaf “Te lage banden-
spanning” in dit hoofdstuk). BELANGRIJK Verlaag in dat geval onmid-
dellijk de snelheid, omdat door te warme
banden de prestaties en de levensduur van
de banden in gevaar kunnen worden ge-
bracht, en zelfs, in een beperkt aantal ge-
vallen, tot een klapband kunnen leiden.
Sterke straling op een radio-
frequentie kunnen het
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt
aan de bestuurder aangegeven door
het verschijnen van een melding (in-
dien van toepassing). Deze melding
verdwijnt automatisch zodra de sto-
ring het systeem niet meer ontregelt.
ATTENTIE
Page 131 of 210

130
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN BERICHTEN
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur gelijk is aan of
lager wordt dan 3°C, dan knippert de tem-
peratuuraanduiding om aan te geven dat
er kans op gladheid bestaat.
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
BEPERKTE ACTIERADIUS
Op het display verschijnt een melding om
de gebruiker te waarschuwen als de
actieradius van de auto kleiner wordt dan
50 km. SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN
Op het display verschijnt een bericht als de
ingestelde snelheidslimiet wordt over-
schreden (zie “Instelbaar multifunctioneel
display” in het hoofdstuk “Dashboard en
bediening”).
ASR-SYSTEEM
Het ASR-systeem kan worden uitgescha-
keld door het indrukken van de knop
ASR OFF.
Op het display verschijnt een melding die
aangeeft dat het systeem is uitgeschakeld;
gelijktijdig gaat het lampje op de knop
branden.
Als opnieuw op de knop ASR OFF
wordt gedrukt, dooft het lampje op de
knop en verschijnt op het display een mel-
ding die aangeeft dat het systeem weer is
ingeschakeld.
Page 132 of 210

131
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN BERICHTEN
SYMBOLEN EN BERICHTEN OP
HET INSTELBARE
MULTIFUNCTIONELE DISPLAY
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht weergegeven op het dis-
play als de accu onvoldoende wordt op-
geladen.
Als het symbool weergegeven blijft, wendt
u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer.
w
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN (rood)
Als een of meer portieren of de
achterklep niet goed gesloten zijn, dan ver-
schijnt het symbool samen met het bijbe-
horende bericht op het display.
Als de auto in beweging is met geopende
portieren, dan klinkt er een akoestisch sig-
naal.
´
STORING
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING -
FIAT CODE (geel)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht weergegeven op het dis-
play bij een mogelijke storing (zie “CODE-
systeem” in het hoofdstuk “Dashboard en
bediening”).
BELANGRIJK Als het lampje
Uen het
symbool
Ytegelijk branden, dan is er
een storing in de Fiat CODE.
Als het symbool
Ybij draaiende motor
op het display wordt weergegeven, wendt
u dan tot een Abarth-dealer om alle
sleutels in het geheugen te laten opslaan.
Y
Page 133 of 210

132
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN BERICHTEN
VERSLETEN
REMBLOKKEN (geel)
Het symbool wordt samen met
het bijbehorende bericht op het
display weergegeven als de remblokken
versleten zijn; laat deze zo snel mogelijk
vervangen.
d
CRUISE-CONTROL
(SNELHEIDSREGELAAR)
(indien aanwezig) (groen)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weergege-
ven, als de draaiknop van de cruise-con-
trol in stand ON wordt gezet.
Ü
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht weergegeven op het dis-
play in de volgende gevallen:
Op het display verschijnen de bijbe-
horende meldingen.
Storing motoroliedruksensor
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weerge-
geven bij een storing in de motoroliedruk-
sensor. Wendt u zo snel mogelijk tot de
Abarth-dealer om de storing te laten ver-
helpen.
Inschakeling
brandstofnoodschakelaar
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weerge-
geven als de brandstofnoodschakelaar in-
schakelt.
è
Storing bandenspanning-
controlesysteem
(indien aanwezig)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weerge-
geven als er een storing is in het controle-
systeem voor de bandenspanning TPMS
(indien aanwezig).
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
de Abarth-dealer.
Als er een of meer wielen zonder sensor
gemonteerd zijn, gaat het symbool op het
display branden totdat de oorspronkelijke
situatie weer is hersteld.
Page 134 of 210
133
LAMPJES ENBERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 134
SNELLE BANDENREPARATIESET
FIX & GO automatic ........................................................... 135
GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 139
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN . 141
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN ........................................................................\
146
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 148
ACCU OPLADEN ............................................................... 157
OPKRIKKEN VAN DE AUTO .......................................... 158
SLEPEN VAN DE AUTO .................................................... 159
N N
N
N
O
O
O
O
O
O
O
O
D
D
D
D
G
G
G
G
E
E
E
E
V
V
V
V
A
A
A
A
L
L
L
L
L
L
L
L
E
E
E
E
N
N
N
N
Page 135 of 210

MOTOR STARTEN
NOODSTART
Als het symbool
Yop het display blijft
weergegeven, wendt u dan onmiddellijk
tot de Abarth-dealer.
STARTEN MET EEN HULPACCU
fig. 1
Als de accu leeg is, kan de motor worden
gestart met een hulpaccu, die ten minste
dezelfde capaciteit moet hebben als de
lege accu.
134
LAMPJES EN BERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Ga voor het starten als volgt te werk:
❒verbind de pluspolen (+ teken nabij de
pool) van de beide accu’s met een start-
kabel;
❒sluit een tweede startkabel aan op de
minpool ( –) van de hulpaccu en op de
massa-aansluiting
Eop de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
❒start de motor;
❒neem als de motor draait, de kabels in
de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot de
Abarth-dealer. BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet direct met elkaar:
eventuele vonken kunnen het explosieve
gas ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd
aan boord van een andere auto, mogen
tussen deze auto en de auto met de lege
accu niet per ongeluk metalen delen met
elkaar in verbinding staan.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze
aan te duwen, te slepen of van een hel-
ling af te laten rijden. Op die wijze kan er
onverbrande brandstof in de katalysator
terechtkomen, waardoor deze onherstel-
baar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat
de rem- en stuurbekrachtiging niet wer-
ken zolang de motor niet is aangeslagen,
waardoor meer kracht nodig is voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
fig. 1F0M036Ab
Laat deze procedure door ge-
specialiseerd personeel uit-
voeren. Onjuiste handelingen kunnen
leiden tot vonken. De vloeistof in de
accu is giftig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Kom
ook niet dicht bij een accu met open
vuur of een brandende sigaret en ver-
oorzaak geen vonken.
ATTENTIE
Page 136 of 210

135
LAMPJES ENBERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
SNELLE
BANDENREPARATIESET
FIX & GO automatic
De snelle bandenreparatieset Fix & Go
automatic bevindt zich in de bagageruimte.
De set fig. 2 bevat:
❒een spuitbus A met afdichtvloeistof, die
voorzien is van:
– een vulbuis B ;
– een sticker C met het opschrift
“max. 80 km/h”. Na het repareren
van het wiel moet deze sticker op
een voor de bestuurder goed zicht-
bare plaats worden aangebracht (op
het dashboard);
❒een informatiefolder (zie fig. 3), voor
een correct gebruik van de snelle
reparatieset. De folder moet overhan-
digd worden aan het personeel dat de
behandelde band repareert;
❒een compressor D-fig. 2 met mano-
meter en aansluitnippels, die in het vak
zijn te vinden;
❒een paar werkhandschoenen die in het
zijvak van de compressor zijn te vinden;
❒adapters voor het oppompen van
diverse voorwerpen.
fig. 2F0M0198m
In de houder (die zich in de bagageruim-
te onder de bekleding bevindt) van de ban-
denreparatieset zijn ook de schroeven-
draaier en het sleepoog te vinden.
fig. 3F0M0199m
Overhandig de informatie-
folder aan het personeel dat
de band repareert die behandeld is
met de bandenreparatieset.
ATTENTIE
Als u een lekke band krijgt,
kan de band gerepareerd
worden als de diameter van
het lek niet groter is dan 4 mm.
Het is niet mogelijk lekken
aan de zijkanten van de
band te repareren. Gebruik de repa-
ratieset niet als de band beschadigd
is geraakt door het rijden met een
lege band.
ATTENTIE