Page 161 of 210

160
LAMPJES ENBERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Schakel voordat de auto ge-
sleept wordt, het stuurslot uit
(zie de paragraaf “Start-/contactslot”
in het hoofdstuk “Dashboard en be-
diening”). Houd er tijdens het slepen
rekening mee dat de rem- en stuurbe-
krachtiging niet werken als de motor
niet draait, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur. Gebruik voor
het slepen geen elastische kabels en
rijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleer
tijdens het slepen of de sleepkabel
geen carrosseriedelen kan beschadi-
gen. Houdt u bij het slepen van een
auto aan de wettelijke voorschriften.
Dit geldt zowel voor het slepen zelf als
voor het gedrag naar andere wegge-
bruikers.
ATTENTIE
Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
ATTENTIE
Maak de schroefdraad zorg-
vuldig schoon, voordat u het
sleepoog op de schroefdraadpen
draait. Controleer, voordat de auto
wordt gesleept, of het sleepoog geheel
in de schroefdraadboring is gedraaid.
ATTENTIE
Page 162 of 210

161
LAMPJES ENBERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .......................... 162
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ...... 163
PERIODIEKE CONTROLES .............................................. 165
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO................................ 165
NIVEAUS CONTRO LEREN .............................................. 166
LUCHTFILTER ...................................................................... 170
POLLENFILTER .................................................................... 170
ACCU ........................................................................\
............. 171
WIELEN EN BANDEN ....................................................... 173
RUBBER SLANGEN ............................................................ 174
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...................... 174
CARROSSERIE ...................................................................... 176
INTERIEUR ......................................................................\
...... 179
O
O
O
O
N
N
N
N
D
D
D
D
E
E
E
E
R
R
R
R
H
H
H
H
O
O
O
O
U
U
U
U
D
D
D
D
E
E
E
E
N
N
N
N
Z
Z
Z
Z
O
O
O
O
R
R
R
R
G
G
G
G
Page 163 of 210

BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerd Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet uit-
voeren van deze servicebeurten kan het
vervallen van de garantie tot gevolg heb-
ben.
De werkzaamheden van het geprogram-
meerd onderhoud kunnen door alle
Abarth-dealers tegen vaste tarieftijden
worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tij-
dens het uitvoeren van de diverse inspec-
ties en controles van het geprogrammeerd
onderhoud, worden uitsluitend na toe-
stemming van de klant uitgevoerd.BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele
kleine defecten onmiddellijk door de
Abarth-dealer te laten verhelpen en daar-
mee niet te wachten tot de volgende ser-
vicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het
trekken van aanhangers, moeten er
kortere intervallen worden aangehouden
voor de werkzaamheden van het gepro-
grammeerd onderhoud.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende
factor voor een lange levensduur, de
beste prestaties en een zo zuinig moge-
lijk gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Abarth een
reeks controle- en onderhoudsbeurten
samengesteld die iedere 30.000 km
moeten worden uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd
onderhoud niet volledig toereikend is om
de auto in optimale staat te houden: zo-
wel in de beginperiode voor de service-
beurt bij 30.000 kilometer als daarna,
tussen twee servicebeurten in, moet
regelmatig wat aandacht aan de auto wor-
den geschonken. Controleer bijvoorbeeld
regelmatig de bandenspanning en de vloei-
stofniveaus en vul deze laatste zo nodig bij.
162
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
Page 164 of 210

163
LAMPJES ENBERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
30 60 90 120 150 180
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●● ●
●●●●● ●
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
De onderhoudsbeurten moeten iedere 30.000 km worden uitgevoerd
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning
eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanw.,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,
waarschuwings-/ controlelampjes enz.) controleren;
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
Remblokken voor en achter (schijfremmen) op conditie en
slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep
op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controleren
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Handrem controleren en eventueel afstellen
Page 165 of 210

(❍ ) Om de juiste werking te garanderen en om ernstige schade aan de motor te\
voorkomen, is het volgende van
fundamenteel belang:
- gebruik uitsluitend het merk en type bougies dat specifiek voor de T-J\
ET motor is voorgeschreven (zie hetgeen beschreven
staat in de paragraaf “Motor”);
- houdt u strikt aan het vervangingsinterval van de bougies dat in het G\
eprogrammeerd Onderhoudsschema staat aangegeven;
- het is raadzaam u hiervoor tot de Abarth-dealer te wenden.
164
LAMPJES EN BERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
30 60 90 120 150 180
●●●●● ●
●●
●● ●
●●●●● ●
●●●●● ● ●●
●●●●● ● ●
●●●●● ● ●● ●
●●●●● ●
x 1000 km
Uitlaatgasemissie controleren
Benzinedamp-opvangsysteem controleren
Luchtfilterelement vervangen
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,
accu, ruitensproeiers enz.)
Bougies vervangen (❍ )
Conditie van distributieriem controleren
Inspuiting/ontsteking controleren
(m.b.v. diagnosestekker)
Getande distributieriem vervangen (*)
Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsoms\
tandigheden
(koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig stationair draaien,\
stoffige omgeving) om de 4 jaar of in ieder geval om de 5 jaar worden vervangen.
Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt en in elk geval al\
s de auto jaarlijks minder dan 10.000 km
rijdt, dan moet de motorolie en het oliefilter iedere 12 maanden worden \
vervangen.
Page 166 of 210

165
LAMPJES ENBERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
ZWAAR GEBRUIK VAN
DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware be-
drijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of caravans;
❒rijden op stoffige wegen;
❒veel korte ritten (minder dan 7-8 km)
en bij buitentemperaturen onder nul;
❒veel langdurig stationair draaiende
motor of lange ritten bij lage snel-
heden (bijv. bij huis-aan-huis bezor-
ging) of als de auto lang stilstaat;
❒in de stad;
is het noodzakelijk de volgende contro-
les vaker uit te voeren, dan in het Onder-
houdsschema staat aangegeven:
❒remblokken voor (schijfremmen) op
conditie en slijtage controleren;
❒vergrendelmechanismen van motor-
kap en achterklep op vervuiling con-
troleren en mechanismen smeren;
❒visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijfassen,
uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen
enz.) en rubber slangen van rem- en
brandstofsysteem;
❒acculading en niveau van het elektro-
lyt in de accu controleren;
❒conditie van diverse aandrijfriemen
voor hulporganen visueel controle-
ren;
❒pollenfilter controleren en eventueel
vervangen;
❒luchtfilter controleren en eventueel
vervangen.
PERIODIEKE
CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒niveau van de motorkoelvloeistof;
❒niveau van de remvloeistof;
❒niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning van de banden;
❒werking verlichting (koplamp-/achter-
lichtunits, richtingaanwijzers, waar-
schuwingsknipperlichten enz.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor en
achter.
Iedere 1.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motoroliepeil.
Gebruik bij voorkeur producten van FL
Selenia omdat die speciaal zijn afgestemd
op de Abarth-modellen (zie de “Vullings-
tabel” in het hoofdstuk “Technische ge-
gevens”).
Page 167 of 210
166
LAMPJES ENBERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
NIVEAUS
CONTROLEREN
fig. 1
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE
Belangrijk; tijdens het bijvullen
mogen de vloeistoffen met ver-
schillende specificaties niet ge-
mengd worden: als de specifi-
caties van de vloeistoffen verschillen,
kan de auto ernstig beschadigd worden.
1. Motorkoelvloeistof
2. Accu
3. Ruitensproeiervloeistof
4. Remvloeistof
5. Motorolie.
F0M044Ab
Page 168 of 210

167
LAMPJES ENBERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
MOTOROLIEVERBRUIK
Als richtlijn geldt een maximaal motor-
olieverbruik van ongeveer 400 gram per
1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het
motorolieverbruik pas na de eerste 5.000
÷ 6.000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden van de auto.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-
versen van de olie, moet u de motor enige
seconden laten draaien, vervolgens de
motor uitzetten en na enige minuten het
oliepeil controleren.
MOTOROLIE fig. 2
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat en enige minuten
(circa 5) na het uitzetten van de motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het
MIN-
en MAX-merkteken op de oliepeilstok B
staan.
Het verschil tussen het MIN- en MAX-
merkteken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
Als het olieniveau dicht bij of onder het
MIN-merkteken staat, moet via de olie-
vulopening Amotorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-
teken overschrijden.
fig. 2F0M045Ab
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de motor-
ruimte extra voorzichtig als de motor
nog warm is: gevaar voor verbranding.
Onthoud dat bij een warme motor de
elektroventilateur onverwacht kan in-
schakelen: kans op verwonding. Pas op
als u sjaals, dassen of loszittende kle-
dingstukken draagt: deze kunnen door
de bewegende onderdelen worden ge-
grepen.
ATTENTIE
Afgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter be-
vatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de olie
en het vervangen van de filters door de
Abarth-dealer te laten uitvoeren. De
dealer beschikt over de uitrusting voor
het op milieuvriendelijke wijze en con-
form de wettelijke bepalingen verwer-
ken van afgewerkte olie en oliefilters.
Vul nooit olie bij met andere
specificaties dan de olie waar-
mee de motor is gevuld.