Page 65 of 283

64
Als de functie SNELHEIDS -
LIMIET is ingeschakeld en de limiet
wordt overschreden, voert het
systeem het volgende uit:
– activering van de akoestische
waarschuwing (als de betreffende
functie ON C is ingeschakeld) gedu-
rende ongeveer 4 seconden, als de
snelheid niet onder de limiet van ten
minste 5 km/h daalt;
– overschakeling van het hoofd-
scherm naar het functiescherm
SNELHEIDSLIMIET ( fig. 64) voor
eventuele wijziging van de ingestelde
waarde of in-/uitschakeling van de
akoestische waarschuwing of de
functie zelf;
– op het scherm verdwijnt het op -
schrift LIMIET OVERSCHREDEN ;
– activering, als de radio is inge-
schakeld, van de functie MUTE
(volume uitschakelen).
Het opschrift LIMIET OVER-
SCHREDEN blijft weergegeven zo -
lang als de snelheid niet onder de
limiet van ten minste 5 km/h daalt
of als de functie SNELHEIDS -
LIMIET wordt uitgeschakeld.
Selecteer na het instellen van de
functie het veld TERUG Ddoor knop
3 te draaien en in drukken voor beves
tiging, om terug te keren naar
het scherm SETUP (fig. 60).
Bandenspanning Als u met knop 3 (fig. 57) de func-
tie BANDEN selecteert en bevestigt,
verschijnen op het scherm de waar-
den van de bandenspanning, af -
hankelijk van de beladingsgraad.
BELANGRIJK De functie geeft
geen aanwijzingen over de werke-
lijke bandenspanning. De banden-
spanning moet daarom regelmatig
worden gecontroleerd.
BOORDCOMPUTER (fig. 65)
Als u op de toets TRIP 6 (fig. 57)
drukt, met de contactsleutel in stand
MAR en na het verdwijnen van het
LANCIA-embleem, verschijnt het
scherm met de functies:
– ACTIERADIUS
– GEMIDDELD VERBRUIK (TRIP
MODE)
– VERBRUIK OP HET MOMENT
(KEY MODE)
– AFSTAND (aantal kilometers na
het op nul zetten) – GEMIDDELDE SNELHEID
– REISTIJD (vanaf het vertrek of
na het op nul zetten)
– KEY/TRIP
– TRIP OP NUL ZETTEN.
Als de functie TRIP is ingeschakeld
(gegevens handmatig op nul zetten)
kunnen de gegevens op nul worden
gezet door in een ander functie-
scherm het veld TRIP OP NUL ZET-
TEN te selecteren en te bevestigen.
Druk na de instelling opnieuw op
de toets TRIP 6 (fig. 57) om terug te
keren naar het hoofdscherm of op de
toets HELP RADIO 4 om naar het
scherm van de radiofuncties te gaan
of op de toets SETUP 5 om het
scherm met de scherm-instellingen
te openen.
fig. 65
P4T0628
Page 66 of 283

65
BELANGRIJKAls u bij het starten
van de motor de sleutel in stand MAR
draait, verwerkt de boordcomputer de
gegevens die noodzakelijk zijn voor
het berekenen van de verschillende
functies.
Tijdens deze fase die 30 seconden
duurt, worden de actieradius, het
gemiddeld verbruik, enz. niet meer
op het scherm weergegeven.
Actieradius (fig. 66)
Als u met knop 3 (fig. 57 ) de functie
ACTIERADIUS selecteert en beves -
tigt, toont het scherm bij benadering
de afstand (in km/h en met een reso-
lutie van 1 km) die nog kan worden
afgelegd met de nog in de tank aanwe-
zige brandstof. Dit is berekend op
basis van het gemiddelde verbruik van
voor het inschakelen van de functie.
De actieradius wordt iedere 30
seconde door het systeem bij-
gewerkt. De berekening is tot op
minder dan 1 km nauwkeurig.
BELANGRIJK Als de actieradius
lager dan 50 km is en de auto op
reservebrandstof rijdt, worden in
plaats van de actieradius streepjes weergegeven. Als de actieradius
lager dan 50 km is en de auto nog
niet op reservebrandstof rijdt, wordt
de waarde 50 continu weergegeven.
Om terug te keren naar het hoofd-
scherm van de boordcomputer ( fig.
65) moet u met knop 3 (fig. 57) de
functie TERUG selecteren en beves -
tigen.
Gemiddeld verbruik (zichtbaar
in TRIP MODE) (fig. 67)
Als u met knop 3 (fig. 57) de func-
tie GEMIDDELD VERBRUIK selec-
teert en bevestigt, toont het scherm
het gemiddelde brandstofverbruik
van de laatste 5 minuten (in l/100
km en met een resolutie van 0,1
l/100 km). Het gemiddeld verbruik wordt
iedere seconde door het systeem bij-
gewerkt. De berekening is tot op
minder dan 0,1 l/l00 km nauw -
keurig.
Om terug te keren naar het hoofd-
scherm van de boordcomputer (fig.
65) moet u met knop 3 (fig. 57) de
functie TERUG selecteren en beves -
tigen.
Verbruik op het moment
(zichtbaar in KEY MODE)
Als u de functie VERBRUIK OP
HET MOMENT selecteert en beves -
tigt, toont het scherm het gemiddel-
de brandstofverbruik van de laatste
5 minuten (in l/100 km).
fig. 66
P4T0610
fig. 67
P4T0611
Page 67 of 283

66
AFSTAND (afstand traject) (fig. 68)Als u met knop 3 (fig. 57) de functie
AFSTAND selecteert en bevestigt,
toont het scherm de afgelegde afstand
(in km en met een resolutie van 0,1
km) na het op nul zetten van de boord-
computer (zie de paragraaf “Gegevens
van de computer op nul zetten”).
De afgelegde afstand wordt iedere
seconde door het systeem bij-
gewerkt. De berekening is tot op
minder dan 1 km nauwkeurig. De
maximale waarde die wordt aange-
geven is 25.000 km.
Om terug te keren naar het hoofd-
scherm van de boordcomputer ( fig.
65) moet u met knop 3(fig. 57) de
functie TERUG selecteren en bevesti-
gen. Gemiddelde snelheid (fig. 69)
Als u met knop 3 (fig. 57) de func-
tie GEMIDDELDE SNELHEID
selecteert en bevestigt, toont het
scherm de gemiddelde snelheid
vanaf het begin van de reis (in km/h
en met een resolutie van 0,1 km/h).
De gemiddelde snelheid wordt alleen
berekend als de motor draait.
De gemiddelde snelheid wordt
iedere seconde door het systeem bij-
gewerkt. De berekening is tot op
minder dan 0,1 km/l nauwkeurig.
Om terug te keren naar het hoofd-
scherm van de boordcomputer ( fig.
65) moet u met knop 3(fig. 57) de
functie TERUG selecteren en bevesti-
gen. Reistijd (reisduur) (fig. 70)
Als u met knop 3 (fig. 57) de func-
tie REISTIJD selecteert en bevestigt,
toont het scherm de reistijd (in uren
en minuten) na het op nul zetten van
de boordcomputer (zie de paragraaf
“Gegevens van de boordcomputer
op nul zetten”).
De reistijd wordt iedere minuut
door het systeem bijgewerkt. De
berekening is tot op minder dan 2
seconden nauwkeurig. De maximale
waarde die wordt aangegeven is 99h
en 59 s.
Om terug te keren naar het hoofd-
scherm van de boordcomputer ( fig.
65) moet u met knop 3(fig. 57) de
functie TERUG selecteren en bevesti-
gen.
fig. 70
P4T0614
fig. 69
P4T0613
fig. 68
P4T0630
Page 68 of 283

67
Keuzemogelijkheid voor werking
computerMet de functies KEY en TRIP (fig.
71) kan één van de werkingen van
het systeem worden ingesteld.
De belangrijkste verschillen tussen
de twee functies zijn de manier waar -
op het scherm wordt weergegeven en
de wijze waarop de gegevens op nul
worden gezet.
Als u de functie KEY (KEY
3)acti-
veert, wordt iedere keer als de motor
wordt gestart het scherm van de
computer automatisch weergegeven
en worden de gegevens op nul gezet. Als u de functie TRIP (TRIP
3)
activeert, moeten de gegevens hand-
matig op nul worden gezet met de
functie TRIP OP NUL ZETTEN en
wordt het scherm van de computer
pas weergegeven als op de toets
TRIP 6 (
fig. 57) wordt gedrukt.
Kies een werking door met knop 3
(fig. 57) de functie KEY of TRIP te
selecteren en te bevestigen. Als u
nogmaals op knop 3drukt, wordt
van de ene naar de andere werking
overgeschakeld. Gegevens van de computer op
nul zetten
De gegevens van de computer kun-
nen op nul worden gezet door de
functie TRIP OP NUL ZETTEN
(fig. 71) met knop 3 (fig. 57) te
selecteren en te bevestigen. Als deze
functie wordt bevestigd, worden alle
opgeslagen gegevens op nul gezet.
De functie TRIP OP NUL ZET-
TEN is alleen beschikbaar als de
functie TRIP is geactiveerd.
Als de functie TRIP is ingeschakeld
(gegevens handmatig op nul zetten)
kunnen de gegevens op nul worden
gezet door in een ander functie-
scherm het veld TRIP OP NUL
ZETTEN te selecteren en te bevesti-
gen.
fig. 71
P4T0628
Page 69 of 283
68
AUTORADIO
(geïntegreerd in het ICS van Lancia zonder NAVIGATIESYSTEEM)
fig. 72P4T0251
Page 70 of 283

69
BEDIENINGSPANEEL 1 - Voorkeuzetoets, PTY-program ma
en functie volgend muziekstuk op CD
2 - Voorkeuzetoets, PTY-programma
en functie muziekstukken op CD her -
halen
3 - Voorkeuzetoets, PTY-programma
en functie muziekstukken op CD wil-
lekeurig weergeven
4 - Voorkeuzetoets en PTY-pro-
gramma
5 - Voorkeuzetoets, PTY-programma
en functie vorige CD selecteren
6 - Voorkeuzetoets, PTY-programma
en functie volgende CD selecteren
7 - Keuzetoets radio, cassettespeler,
CD-speler (indien geïnstalleerd)
8 - Keuzetoets AUDIO-functies (Bass/
Treble/Balance/Fader/Volume). Op en -
kele uitvoeringen kan onder het op -
schrift AUDIO het opschrift MUTE
staan
9 - Knop voor in- en uitschakeling:
display, radio en volumeregeling
10 - Inschakeltoets LOUDNESS-
functie (automatisch voor hifi-audio-
systeem) 11
- Inschakeltoets Traffic Program
en Alternative Frequence (voor ont-
vangst van RDS-programma’s)
12 - Inschakeltoets functies:
SCAN (opgeslagen zenders kort be-
luisteren), MSS (Music Search Sys -
tem) om een muziekstuk over te slaan
of te herhalen
13 - Inschakeltoets IS-functie om
een zender met optimale ontvangst te
zoeken
14 - Inschakeltoets EXP-functie
voor instellen van parameters voor de
autoradio
15 - Knop voor het selecteren en be-
vestigen van functies en veldwaarden
16 - Keuzetoets zenderband (LW –
MW – FM) en inschakeling AUTO-
REVERSE cassette. Op enkele uit-
voeringen kan onder het opschrift
BAND het opschrift DIR staan in
plaats van het afgebeelde symbool
17 - Toets voor zenderzoeken op
hogere frequentie en snel vooruit
spoelen van de cassette
18 - Toets voor zenderzoeken op
lagere frequentie en snel achteruit
spoelen van de cassette 19
- Keuzetoets Dolby/Mono
20 - Inschakeltoets functie maximale
ontvangstgevoeligheid
21 - Inschakeltoets RADIO-scher-
men
22 - Toets LIGHT voor lichtsterkte-
regeling DISPLAY
23 - Uitwerptoets audiocassette.
BEDIENINGSORGANEN OP
HET STUURWIEL (fig. 73)
(indien aanwezig) Ook op het stuurwiel zijn de bedie-
ningsknoppen van de belangrijkste
functies van de autoradio geplaatst,
zodat u tijdens het rijden de auto radio
kunt bedienen zonder afgeleid te wor-
den:
fig. 73
P4T0259
Page 71 of 283

70
A- Druktoets verhogen volume
B - Druktoets MUTE(volume op
nul zetten)
C - Druktoets verlagen volume
D - Druktoets voor zenderzoeken op
hogere frequentie, snel vooruit spoe-
len van de cassette en weergave vol-
gend muziekstuk op CD
E - Keuzetoets radio, cassettespeler,
CD-speler (indien geïnstalleerd)
F - Druktoets voor zenderzoeken op
lagere frequentie, snel achteruit spoe-
len van de cassette en weergave vorig
muziekstuk op CD.
Volumeregeling
Druk op toets A om het volume te
verhogen of op toets C om het te ver-
lagen (zie de aanwijzingen in de
paragraaf “Volumeregeling”). De
functie van de toetsen is gelijk aan die
van knop 9 (fig. 72) op het ICS van
Lancia. Volume op nul zetten (MUTE)
Druk op toets MUTE Bom de func-
tie voor het op nul zetten van het
volume in of uit te schakelen. De
functie van de toets is gelijk aan die
van toets AUDIO 8 op het ICS van
Lancia, en heeft betrekking op de
functie MUTE.
Keuzemogelijkheid voor
geluidsbron systeem (Radio,
Cassette of Compact Disc)
Druk meerdere keren op toets
MODE E om de functies Radio, Cas-
sette (indien geplaatst), Compact
Disc (indien de CD-speler is geïnstal-
leerd) en Phone (als de handsfree
carkit/mobiele telefoon is geïnstal-
leerd) te kiezen.
De functie van toets MODE Eis
gelijk aan die van toets MODE 7
( fig. 72 ) op het ICS van Lancia. Instellingen Radio, Cassette
en Compact Disc
De toetsen D en Factiveren de drie
verschillende functies, afhankelijk
van de met toets MODE E geselec-
teerde geluidsbron (Radio, Cassette of
Compact Disc).
De functies van de toetsen zijn gelijk
aan die van de toetsen 17 en 18 (fig.
72) op het ICS van Lancia, en hebben
betrekking op de hierna vermelde
functies.
1) Functie Radio:
zenderafstemming
Druk op toets D of Fom de zenders
op de gekozen zenderband te zoeken.
2) Functie Cassette: snel
vooruit/achteruit spoelen
Druk op toets D of op toets Fom
res pectievelijk de cassette snel vooruit
of achteruit te spoelen (zie de aan -
wijzingen in de paragraaf “Snel voor -
uit/achteruit spoelen”).
Page 72 of 283

71
3) Compact Disc: volgend/vorig
muziekstuk op CD selecterenDruk op toets D of op toets Fvoor
weergave van respectievelijk het vol-
gende of vorige muziekstuk van de CD
die wordt beluisterd (zie de aanwijzin-
gen in de paragraaf “Muziekstuk se-
lecteren of herhalen”).
TIPS EN AANWIJZINGEN
Verkeersveiligheid
Wij raden u aan om bekend te raken
met de verschillende functies van de
autoradio (bijv. het opslaan van zen-
ders) voordat u gaat rijden. Ontvangstomstandigheden
Tijdens het rijden wisselen de ont-
vangstomstandigheden voortdurend.
De ontvangst kan gestoord worden
door de aanwezigheid van bergen, ge-
bouwen of bruggen, vooral als u ver
verwijderd bent van de zender waar-
naar u luistert.
BELANGRIJK Bij verkeersinforma-
tie kan het volume aanzienlijk toene-
men in vergelijking tot de normale
weergave.
Voorzorgsmaatregelen en
onderhoud
Zonder dat er speciale voorzorgs -
maatregelen nodig zijn, is een lange
levensduur van de speciaal ontworpen
autoradio gegarandeerd. Raadpleeg
bij storingen een Lancia-dealer.
Stel de cassettebandjes nooit bloot
aan hitte en direct zonlicht en berg ze
na gebruik altijd op in de cassette-
doosjes.
Wij raden het gebruik aan van cas-
settes van een goede kwaliteit en met
een speelduur van maximaal 90 mi- nuten, waardoor altijd een perfecte
weergave is gegarandeerd.
Maak het display en het bedienings -
paneel alleen met een zachte en anti-
statische doek schoon. Schoonmaak-
en glansmiddelen kunnen het front
beschadigen.
Vuil op de koppen van de cassette-
speler kan na verloop van tijd een
vermindering van de hoge-tonen -
weergave veroorzaken.
Wij raden u daarom aan om de kop-
pen regelmatig met een reinigingscas-
sette schoon te maken.
Het oppervlak van de CD’s mag niet
met de vingers worden aangeraakt of
stoffig worden; krassen op de CD’s
veroorzaken een onderbreking van de
weergave.
Plaats geen beschadigde of ver-
vormde CD’s in de wisselaar.
Stel de CD’s niet bloot aan warmte-
bronnen of zonnestraling.
Als het oppervlak vuil is, kan de CD
vanuit het midden naar de rand wor-
den schoongemaakt met een zachte
doek.
Een te hoog volume tij-
dens het rijden kan zowel
uw leven als het leven van
anderen in gevaar brengen. Wij
raden u dan ook aan om het
volume altijd zo te regelen dat ge-
luiden van buiten (bijv. claxons,
sirenes van ambulance, brandweer,
politie e.d.) hoorbaar blijven.