Page 17 of 283

16
Als de auto wordt ver -
kocht, moeten alle sleutels
en de CODE-card over -
handigd worden aan de nieuwe
eigenaar.
Samen met de sleutels hebt u een
CODE-card (fig. 4)ontvangen waar -
op staat aangegeven:
E - de elektronische code voor het
uitvoeren van een noodstart (zie
“Noodstart” in het hoofdstuk “Nood-
gevallen”);
F - de mechanische code van de
sleu tels, die bij aanvraag van dupli-
caatsleutels aan de Lancia-dealer
moet worden meegedeeld.
G en H- vakjes voor het aanbrengen
van de codestickers van de afstands -
bedieningen als de auto is uitgerust
met het optionele “Diefstalalarm”.
De codes op de CODE-card moeten
op een veilige plaats worden opge-
borgen, niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische
code van de CODE-card altijd bij u te
hebben omdat deze onmisbaar is voor
het uitvoeren van een noodstart. eenheid van het systeem de code, die
door de zender in de sleutel wordt
verzonden, heeft herkend via een
in het start-/contactslot ingebouwde
antenne.
1) Als de code wordt herkend, gaat
het controlelampje ¢op het instru-
mentenpaneel kort knipperen; het be-
veiligingssysteem heeft de door de
sleutel gezonden code herkend en de
startblokkering wordt opgeheven.
Draai de sleutel in stand AVVom de
motor te starten.
2) Als het lampje ¢ (samen met
lampje U) blijft branden, wordt de
code niet herkend. In dat geval raden
wij u aan de sleutel in stand STOP en
vervolgens in MAR te draaien; als de
motor geblokkeerd blijft, probeer het
dan opnieuw met de andere geleverde
sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, voer
dan zelf een noodstart uit (zie
“Noodstart” in het hoofdstuk “Nood-
gevallen”) of wendt u tot een Lancia-
dealer.
fig. 4
P4T0229
WERKING
Iedere keer als u de start-/contact-
sleutel in stand STOP of PARK uit-
neemt, schakelt de Lancia-CODE de
functies van de elektronische regel -
e enheid van de motor uit.
Als bij het starten van de motor de
sleutel in stand MAR wordt gedraaid,
stuurt de regeleenheid van de Lancia-
CODE een code naar de regeleenheid
van de motor die, als de code wordt
herkend, de blokkering van de func-
ties opheft. De geheime code, die meer
dan 4 miljard combinaties heeft,
wordt alleen verzonden als de regel -
Page 18 of 283

17
Tijdens het rijden met de contact-
sleutel in stand MAR:
1) Als het controlelampje ¢ gaat
branden, betekent dit dat het systeem
zichzelf controleert (bijv. bij een ver-
mindering van de spanning). Als u het
systeem wilt controleren, moet u de
auto stilzetten,de motor uitzetten en
de contactsleutel in stand STOP en
vervolgens opnieuw in stand MAR
draaien: het controlelampje ¢gaat
branden en moet na ongeveer 1 se-
conde doven. Als het controlelampje
blijft branden, dan moet de gehele
procedure herhaald worden, waarbij
de contactsleutel ten minste 30 se-
conden in stand STOP moet blijven.
Als het controlelampje blijft branden,
dient u contact op te nemen met de
Lancia-dealer.
2) Als het lampje ¢knippert, be-
tekent dit dat de auto niet beveiligd
wordt door de startblokkering. Wendt
u onmiddellijk tot een Lancia- dealer
om alle sleutels in het geheugen te
laten opslaan. Als ongeveer 2 seconden
na het draaien van de con-
tactsleutel in stand MAR,
het controlelampje van de Lancia
CODE opnieuw gaat knipperen
met een interval van ongeveer een
halve seconde, betekent dit dat de
code van de sleutels niet is op -
geslagen en de auto dus niet door
de Lancia CODE wordt beveiligd
tegen eventuele diefstalpogingen.
Wendt u in dat geval tot een
Lancia-dealer om alle sleutels in
het geheugen te laten opslaan.
BELANGRIJK Bij een snelle start
waarbij de contactsleutel direct
van stand STOP in stand AVV
wordt gedraaid, kan het gebeuren
dat de code niet volledig wordt
verzonden, waardoor de motor
niet kan worden gestart: voer de
startprocedure langzamer uit.
DUPLICAATSLEUTELS
Bedenk dat bij aanvraag van extra
sleutels, zowel de nieuwe sleutels als
de reeds in uw bezit zijnde sleutels
opnieuw in het geheugen (tot een
maximum van 7 sleutels) moeten worden ingevoerd. Wendt u onmid-
dellijk tot een Lancia-dealer
en
neem alle in uw bezit zijnde sleutels,
de CODE-card, een identiteitsbewijs
en de papieren van de auto mee. Het
is mogelijk bij de Lancia-dealer een
duplicaat van de CODE-card aan te
vragen.
BELANGRIJK Als tijdens het
opslaan van een nieuwe sleutelcode de
reeds opgeslagen sleutelcodes niet
opnieuw worden ingevoerd, worden
ze uit het geheugen gewist, zodat
eventueel verloren of gestolen sleutels
niet meer gebruikt kunnen worden
voor het starten van de motor.
BATTERIJEN VERVANGEN
Als u op knop 1 (fig. 3) drukt en
lampje 2knippert één keer kort, dan
moet u zo snel mogelijk de batterijen
van de afstandsbediening vervangen.
Ga voor het vervangen van de bat-
terijen als volgt te werk:
1)Draai schroef A(fig. 5) los m.b.v.
een schroevendraaier met een scherpe
punt.
2) Verwijder het klepje B bij de
inkeping.
Page 19 of 283

Lege batterijen zijn scha-
delijk voor het milieu. Ze
moeten bij een daarvoor
bestemd depot worden ingeleverd.
Ze kunnen ook ingeleverd worden
bij een Lancia-dealer. Die zorgt
vervolgens voor de afvoer.
18
3) Vervang de batterijen en let daar-
bij op de polariteit.
De batterijen moeten worden ver-
vangen door exemplaren van het-
zelfde type, die normaal in de handel
verkrijgbaar zijn.
Na het vervangen van de batterij
werkt het lampje normaal als twee
keer op knop 1is gedrukt.DIEFSTALALARM
(indien aanwezig)
Het op de auto gemonteerde diefstala-
larm is goedgekeurd volgens de EU-
normen 95/56 en bestaat uit:
– een zender met radiofrequentie (in
de contactsleutel ingebouwd);
– een ontvanger met radiofrequen-
tie;
– een elektronische regeleenheid met
ingebouwde uitschakelbare sirene;
– uitschakelbare volumetrische sen-
soren (in de plafondverlichting voor);
– een kantelsensor;
– een drukschakelaar motorkap;
– een drukschakelaar kofferdek-
sel/achterklep; – een drukschakelaar portieren;
– een controlelampje;
– een schakelaar voor het uitschake-
len van het systeem;
– een sleutel voor de sleutelschake-
laar.
Het diefstalalarm wordt bediend via
een ontvanger en in-/uitgeschakeld
door de in de sleutel ingebouwde
knop A(fig. 6) in te drukken, waar-
door de geheime code wordt verzon-
den.
Het diefstalalarm, dat ook de cen-
trale portiervergrendeling bedient,
beveiligt tegen:
– het ongeoorloofd openen van
portieren, motorkap en kofferdeksel
(omtrekbeveiliging);
fig. 6
P4T0266
fig. 5
P4T0632
Page 20 of 283

19
– het bedienen van het start-/con-
tactslot;
– de aanwezigheid van bewegende
lichamen in het interieur (volumetri-
sche beveiliging);
– het proberen op te krikken van de
auto;
– het doorknippen van de accu -
kabels en de kabels van de sleutel-
schakelaar.
De werking van de sirene en de
volumetrische beveiliging kunnen
naar wens worden uitgeschakeld, vol-
gens de hieronder vermelde aan -
wijzingen.
BELANGRIJK De startblokkering
wordt uitgevoerd door de Lancia
CODE en wordt automatisch inge-
schakeld als de contactsleutel uit het
slot wordt genomen. AFSTANDSBEDIENING (fig. 6)
De in de contactsleutel ingebouwde
afstandsbediening is uitgerust met een
knop Aen een rood lampje B ; de
knop schakelt de afstandsbediening in
en het lampje knippert als de zender
een code stuurt naar de ontvanger.
Deze code (type “rolling code”) is
gecodeerd door middel van een speci-
fiek algoritme en dus bij iedere ver-
zending verschillend.
Met de afstandsbediening met radio -
frequentie kan het diefstalalarm op
afstand (tot aan ongeveer 10 meter)
worden ingeschakeld, zonder te rich-
ten en ook als de ruiten van de auto
vuil zijn.
BELANGRIJK Als u op knop A
drukt en lampje B knippert één keer
kort, dan moet u zo snel mogelijk de
batterijen van de afstandsbediening
vervangen. Na het vervangen van de
batterijen werkt het lampje normaal
als twee keer op knop Ais gedrukt. ALARM INSCHAKELEN
Het alarm kan alleen worden inge-
schakeld als de contactsleutel in stand
STOP of PARK staat, of als hij is uit-
genomen.
Druk om het alarm in te schakelen
op knop A(fig. 6) op de contact sleutel
en laat de knop weer los.
Met uitzondering van bepaalde
markten, zendt de sirene een geluids-
signaal (“BIEP”) uit, knipperen, als
de centrale portiervergrendeling
wordt ingeschakeld, de richting -
aanwijzers ongeveer 3 seconden, en
begint het rode lampje C (fig. 7) bij
het stuurwiel te knipperen.
fig. 7
P4T0268
Page 21 of 283

20
Het inschakelen van het alarm
wordt voorafgegaan door een zelf -
diagnose waarin het lampje C(fig. 7)
met verschillende frequenties gaat
knipperen:
– 4 keer knipperen in 1 seconde:
geen enkele storing gesignaleerd;
– 8 keer knipperen in 1 seconde:
portier/motorkap/kofferdeksel ge -
opend of defecte sensor;
– constant branden: defecte volume-
trische sensoren of defecte kantelsen-
sor.
Bij een gesignaleerde storing, wordt
het betreffende component niet meer
beveiligd en zendt het systeem nog
een “BIEP” uit.
Bewaking
Als na het inschakelen van het
alarm, lampje C (fig. 7) gaat knippe-
ren, betekent dit dat de bewakings -
fase in werking is getreden.
Het lampje knippert zolang de
bewakingsfase actief is. BELANGRIJK
De wijze waarop het
diefstalalarm inschakelt, verschilt per
land.
Zelfdiagnose en portieren,
motorkap en kofferdeksel
controleren
Als u na het inschakelen van het
alarm een tweede “BIEP” hoort, moet
u het systeem uitschakelen, controle-
ren of de portieren, de motorkap en
het kofferdeksel gesloten zijn en ver-
volgens het systeem weer inschakelen.
Als de portieren, de motorkap en het
kofferdeksel niet goed gesloten zijn,
worden ze niet door het diefstalalarm
gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren,
motorkap en kofferdeksel het ge-
luidssignaal wordt herhaald, betekent
dit dat door de zelfdiagnose van het
sys teem een storing is gesignaleerd in
de werking van het systeem. Neem
contact op met de Lancia-dealer. ALARM INSCHAKELEN
ZONDER SIRENE
Als u het geluidssignaal van de
sirene wilt uitschakelen bij inge-
schakeld diefstalalarm, dan moet u bij
inschakeling van het systeem knop A
( fig. 6) van de afstandsbediening 4
seconden indrukken.
Het systeem zendt dan, na de nor-
male akoestische en zichtbare signa-
len, een snelle reeks van 5 “BIEPS”
uit.
Als het systeem opnieuw wordt in-
geschakeld, wordt automatisch de
normale werking van de sirene weer
ingeschakeld.
BELANGRIJK De hierboven be -
schreven procedure moet iedere keer
worden herhaald als het alarm wordt
ingeschakeld en u opnieuw de sirene
wilt uitschakelen.
Page 22 of 283

21
ALARM INSCHAKELEN
ZONDER VOLUMETRISCHE
BEVEILIGING De volumetrische beveiliging kan
worden uitgeschakeld (als er bijvoor-
beeld dieren aan boord zijn) door de
volgende handelingen snel achter
elkaar uit te voeren: draai de contact-
sleutel van stand MARin stand STOP
en direct daarna weer in stand MAR
en vervolgens opnieuw in stand STOP.
Neem vervolgens de sleutel uit het slot.
Het lampje op het stuurwiel gaat on-
geveer 2 seconden branden om de uit-
schakeling te bevestigen.
U schakelt de volumetrische beveili-
ging weer in door de sleutel in stand
MAR te draaien en langer dan 30 se-
conden te wachten.
Als u bij uitgeschakelde volumetri-
sche beveiliging een elektrische in-
stallatie wilt gebruiken die werkt met
de contactsleutel in stand MAR (bijv.
de elektrische ruitbediening), dan
moet de contactsleutel in stand MAR
worden gedraaid, de installatie wor-
den bediend en de sleutel binnen 30
seconden weer in stand STOP worden
gedraaid. Op deze manier wordt de
volumetrische bewaking niet opnieuw
ingeschakeld. ALARM AUTOMATISCH
INSCHAKELEN
(indien aanwezig)
In bepaalde markten kan het dief-
stalalarm worden geprogrammeerd
met de functie “automatisch in-
schakelen”.
Ongeveer 30 seconden na het ver -
laten van de auto schakelt het alarm
automatisch in, met uitzondering van
de centrale portiervergrendeling. Dit
wordt gesignaleerd aan de hand van de
volgende opeenvolgende handelingen:
– contactsleutel van stand MAR in
stand STOP draaien.
– openen en vervolgens weer sluiten
van het laatste portier.
Bij het openen van een portier, de
motorkap en het kofferdeksel wordt
binnen 30 seconden de automatische
inschakeling geblokkeerd. Als het
portier, de motorkap of het koffer-
deksel vervolgens weer gesloten wor-
den, duurt het opnieuw 30 seconden
voordat het alarm automatisch wordt
ingeschakeld.
U schakelt het automatisch inge-
schakelde alarm weer uit door knop
A (fig. 6) op de contactsleutel in te
drukken. ALARM UITSCHAKELEN
U schakelt het alarm uit door de
knop van de afstandsbediening in te
drukken. Het systeem voert de vol-
gende handelingen uit (met uitzonde-
ring van bepaalde markten):
– richtingaanwijzers knipperen twee
keer (pijlen);
– twee korte geluidssignalen
(“BIEP”) van de sirene;
– blokkeren van de centrale portier-
vergrendeling.
BELANGRIJK Als na uit schakeling
van het systeem het lampje in de auto
blijft branden (maximaal 2 minuten
of totdat de sleutel in stand MAR
wordt gezet), moet het volgende
onthouden worden:
–
als het lampje constant blijft branden,
betekent dit dat de batterijen van de
afstandsbediening leeg zijn en ver-
vangen moeten worden;
–
als het lampje blijft knipperen, maar
met verschillende intervallen dan die
bij een normale signalering, betekent
dit dat er geprobeerd is de auto open
Page 23 of 283

22
te breken, waarbij het aantal keren
knipperen de reden van het alarm
aangeeft:1 keer knipperen: rechter voorpor-
tier
2 keer knipperen: linker voorportier
3 keer knipperen: rechter achter-
portier
4 keer knipperen: linker achter -
portier
5 keer knipperen: volumetrische
sensoren of kantelsensor
6 keer knipperen: motorkap
7 keer knipperen: kofferdeksel/ach-
terklep
8 keer knipperen: losmaken kabels
voor het starten van de auto
9 keer knipperen: losmaken accu -
kabels of doorknippen kabels van de
sleutelschakelaar
10 keer knipperen: ten minste drie
alarmoorzaken tegelijkertijd. VOLUMETRISCHE
BEVEILIGING
Om een correcte werking van de vo-
lumetrische sensoren te garanderen,
mogen geen personen of dieren in de
auto worden achtergelaten en moeten
de ruiten en het opendak (indien
aanwezig) volledig gesloten zijn. Con-
toleer bovendien of de portieren, de
motorkap en het kofferdeksel op de
juiste wijze gesloten zijn. KANTELSENSOR
De kantelsensor meet iedere veran-
dering in de hellingshoek van de auto
en signaleert daardoor het geheel of
gedeeltelijk optillen van de auto (bijv.
bij het verwijderen van een wiel).
De sensor is in staat minimale ver -
anderingen te meten in de hellings -
hoek van de auto, zowel in lengte- als
breedterichting. Veranderingen van
minder dan 0,5°/min worden niet
aangegeven. (bijv. bij het langzaam
leeglopen van een band).
Page 24 of 283

23
KOFFERDEKSEL OPENEN MET
INGESCHAKELD ALARMAls het alarm is ingeschakeld, kan
het kofferdeksel geopend worden door
knopje D(fig. 8) op de contactsleutel
in te drukken.
In dit geval werkt het alarmsysteem
op de volgende manier:
– uitschakeling van de volumetri-
sche beveiliging;
– uitschakeling van de kantelsensor;
– uitschakeling druksensor mo-
torkap/kofferdeksel.
Als de motorkap en het kofferdeksel
weer gesloten worden, worden de uit-
geschakelde functies weer inge-
schakeld. WANNEER GAAT HET ALARM
AF
Als het systeem is ingeschakeld, gaat
het alarm in de volgende gevallen af:
– als één van de portieren, de motor -
kap of het kofferdeksel wordt ge -
opend;
– als de accu wordt losgekoppeld of
de voedingskabels van het diefsta -
lalarm of van de sleutelschakelaar
worden losgemaakt;
– als er iets in het interieur komt,
bijv. bij het breken van de ruiten
(volumetrische beveiliging).
– bij een startpoging (contactsleutel
in stand MAR);
– als geprobeerd wordt de auto op te
tillen.
Als het alarm in werking treedt,
wordt de sirene geactiveerd (maxi-
maal 3 keer gedurende 26 seconden),
en knipperen de richtingaanwijzers
ongeveer 4 à 5 minuten (alleen be-
paalde landen). De manier waarop het systeem werkt en het aantal cycli,
kunnen per land verschillen.
Toch is een maximum aantal cycli
voorzien voor de akoestische en zicht -
bare signalen.
Na een alarmsignalering schakelt het
systeem over naar de normale be wa -
kingsfunctie.
ALARM ONDERBREKEN
Druk op de knop van de afstands -
bediening om het alarm te onder-
breken. Als dit niet lukt, kunt u het
alarm uitschakelen met de sleutel-
schakelaar, zoals in de volgende para -
graaf wordt beschreven.
fig. 8
P4T0265