Page 97 of 283
Muziekstuk kiezen of herhalen Druk kort en herhaaldelijk op toets
17 of 18, totdat op het display het
nummer van het gewenste muziek-
stuk verschijnt.
17: volgend muziekstuk
18 : herhaling van het huidige mu-
ziekstuk of vorige muziekstuk.
Alle muziekstukken van de
gekozen CD kort (circa 10
seconden) beluisteren (SCAN) Druk kort op toets SCAN/
MSS 12: op het display verschijnt
kort het opschrift “SCAN ON”
Druk om de functie te onderbreken
kort op toets SCAN/ MSS 12: op het
display verschijnt kort het opschrift
“SCAN OFF”.
96
CD’s uit de wisselaar
verwijderen
Trek de betreffende houder uit de
wisselaar en verwijder de CD. WERKING VAN DE CD-SPELER
CD-speler als geluidsbron
kiezen
Druk kort en herhaaldelijk op toets
MODE 7 , totdat op het display het
opschrift “CD” verschijnt.
CD kiezen
Druk kort en herhaaldelijk op toets
5 of 6, totdat op het display het num-
mer van de gewenste CD verschijnt.
5: Vorige CD
6 : Volgende CD
fig. 93
P4T0257
fig. 92
P4T0256
Page 98 of 283

97
Snel vooruit/achteruit zoeken
(TRACK FAST)Hiermee kunt u een muziekstuk
“versneld” en met laag volume beluis -
teren:
– VOORUIT: druk op toets 17 en
houd de toets ingedrukt.
– TERUG: druk op toets 18 en houd
de toets ingedrukt.
Muziekstuk herhalen
(TRACK REPEAT)
Hiermee kunt u het beluisterde mu-
ziekstuk continu herhalen: druk op
toets 1, op het display verschijnt het
opschrift “TRK ON”.
Als de TRACK REPEAT-functie is
geactiveerd, kan altijd een ander
muziekstuk worden gekozen.
Druk om de functie te onderbreken
op toets 1 : op het display verschijnt
het opschrift “TRK OFF”. CD herhalen (REPEAT)
Druk voor herhaling van de CD op
toets 2: op het display verschijnt het
opschrift “RPT CD”.
Als de functie is geactiveerd, kan al-
tijd een andere CD worden gekozen.
Druk om de functie te onderbreken
op toets 2 : op het display verschijnt
het opschrift “RPT MAG”.
Muziekstukken in willekeurige
volgorde beluisteren
(TRACK RANDOM)
Druk om de functie te activeren op
toets 3: op het display verschijnt het
opschrift “RND ON”. De muziek-
stukken op de geselecteerde CD wor-
den in willekeurige volgorde afge-
speeld.
Druk om de functie uit te schakelen
op toets 3 : op het display verschijnt
het opschrift “RND OFF”.
BELANGRIJK De functie TRACK
RANDOM kan niet worden gecombi-
neerd met de functies TRACK RE-
PEAT en REPEAT.CD-speler uitschakelen
Druk op toets MODE 7om weer
naar de radio of de cassettespeler te
kunnen luisteren.
BELANGRIJK U kunt de verkeers -
informatie onderbreken op het mo-
ment dat de informatie wordt uitge-
zonden. Het blijft dan mogelijk even-
tuele volgende verkeersinformatie te
beluisteren, door kort op toets TP/AF
11 te drukken.
Weergave van de werking van
de CD-speler Druk kort op toets EXP 14. Op het
display wordt aangegeven welke spe-
ciale functies gekozen zijn (bijv.:
“TRK ON”).
Page 99 of 283
98
KLIMAATREGELING
P4T0641fig. 94
Page 100 of 283

99
1 - Luchtroosters voor ontwasemen
of ontdooien van de voorruit.
2 - Luchtroosters voor ontwasemen
of ontdooien van de zijruiten voor.
3 - Verstelbare en regelbare uit-
stroomopeningen in het midden.
4 - Verstelbare en regelbare uit-
stroomopeningen aan de zijkant
5 - Luchtroosters beenruimten voor.
6 - Luchtroosters beenruimten achter.
7 - Luchtroosters beenruimten achter.
De klimaatregeling in het interieur
(verwarming, ventilatie en airconditio-
ning - indien aanwezig) kan op één van
de volgende manieren worden geregeld:
– handbediende klimaatregeling,
door het selecteren van de functies
met de bedieningsknoppen op het be-
dieningspaneel;
– automatische klimaatregeling, ge-
regeld door de elektronische regel -
eenheid van het systeem.
De lucht wordt in het interieur in -
gevoerd via een aantal uitstroomope-
ningen/luchtroosters op het dash- board, op de panelen van de voorpor-
tieren, op de tunnelconsole en op de
vloer, overeenkomstig het afgebeelde
schema (fig. 94
).O= uitstroomopening volledig
geopend.
l= uitstroomopening volledig ge-
sloten.
In de panelen van de voorportieren
bevinden zich vaste luchtroosters C
( fig. 96) voor ontdooiing of ontwase-
ming van de zijruiten voor.
fig. 95
P4T0035
fig. 97
P4T0022
fig. 96
P4T0021
VERSTELBARE EN REGELBARE
UITSTROOMOPENINGEN
(fig. 95-96-97)
De uitstroomopeningen kunnen naar
boven en naar beneden worden
gekanteld en naar links en rechts met
regelknop A.
De luchthoeveelheid wordt geregeld
met regelknop B :
Page 101 of 283
100
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING: VERWARMING,
VENTILATIE EN AIRCONDITIONING
(indien aanwezig)
fig. 98
P4T0038
1- Display ingestelde interieurtem-
peratuur (bestuurderszijde).
2 - Draaiknop voor regeling van de
interieurtemperatuur (bestuurders -
zijde).
3 - Display ingestelde interieurtem-
peratuur (passagierszijde).
4 - Draaiknop voor regeling van de in-
terieurtemperatuur (passagiers zijde).
5 - Toetsen voor de instellingen van
de luchtverdeling.
6 - Toetsen voor het regelen van de
aanjagersnelheid.
7 - Ingestelde luchtverdeling.
8 - Ingestelde aanjagersnelheid.
9 - Buitentemperatuur (in graden
Celsius).
10 - Toets voor in-/uitschakeling
maximale ontdooiing/ontwaseming
voorruit, zijruiten voor, achterruit en
buitenspiegels.
11 - Toets voor in-/uitschakeling
achterruit- en spiegelverwarming.
Page 102 of 283

101
12- Toets voor handmatige in-/uit-
schakeling luchtrecirculatie.
13 - Toets voor uitschakeling airco-
compressor (indien aanwezig).
14 - Toets om de ingestelde tempe-
ratuur aan bestuurders- en passagiers -
zijde te synchroniseren.
15 - Keuzetoets automatische
werking van het systeem.
16 - Toets voor uitschakeling van
het systeem. GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende
manieren worden ingeschakeld, maar
wij raden u aan te beginnen met het
indrukken van de knop AUTO en
vervolgens de gewenste temperatuur
op het scherm in te stellen.
Op deze manier begint het systeem
volledig automatisch te werken en
wordt de ingestelde temperatuur zo
snel mogelijk bereikt. Het systeem
handhaaft de ingestelde temperatuur
door regeling van de temperatuur, de
luchthoeveelheid en de luchtverdeling
in het interieur, en regelt de recircu-
latie en de inschakeling van de airco-
compressor (indien aanwezig).
Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem zijn de enige
vereiste handmatige handelingen, het
eventuele inschakelen van de vol-
gende functies:
– MONO, om de ingestelde tempera-
tuur aan bestuurders- en passagiers -
zijde te synchroniseren –
ECON, voor uitschakeling airco-
compressor (indien aanwezig): onder
deze omstandigheden werkt het sys -
teem alleen als verwarming
– luchtrecirculatie, om de recirculatie
altijd in- of uitgeschakeld te houden
– Z voor een snellere ontwase-
ming/ontdooiing van de ruiten
– ( voor het ontwasemen/ontdooien
van de achterruit en de buiten spiegels.
Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem kunt u op ie-
der moment de ingestelde temperatuur
wijzigen: het systeem zal automatisch
de eigen instellingen wijzigen en aan-
passen aan de nieuwe vereisten.
Het is bovendien mogelijk de aan -
jagersnelheid en de luchtverdeling te
wijzigen met de betreffende toetsen:op
deze manier schakelt het systeem over
van de automatische werking naar de
handmatige bediening, totdat u op -
nieuw de toets AUTO indrukt.
De airconditioning (in-
dien aanwezig) gebruikt
koelmiddel “R134a”. Bij
lekkage is dit middel niet schade-
lijk voor het milieu. Gebruik in
geen geval andere middelen, om-
dat anders de componenten van
het systeem beschadigd kunnen
worden.
Page 103 of 283

102
Als één of meerdere functies hand-
matig zijn ingesteld, blijft de tempe-
ratuur van de in het interieur inge-
voerde lucht automatisch door het
sys teem geregeld, behalve bij uitge-
schakelde compressor (indien aan -
wezig):in deze situatie kan de tempe-
ratuur van de in het interieur inge-
voerde lucht niet lager zijn dan de
buitentemperatuur.
BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 98)
Draaiknop voor regeling van de
luchttemperatuur (2, 4 - fig. 98)
Als u de knop naar links of naar
rechts draait, verhoogt of verlaagt u de
luchttemperatuur respectievelijk aan
de linkerzijde (draaiknop 2 ) of aan de
rechterzijde (draaiknop 4) van het
interieur. De ingestelde temperaturen
verschijnen op de schermen 1 en 3
onder de respectievelijke knoppen.
Als u knop 14 (MONO) indrukt,
wordt de temperatuur aan bestuur-
ders- en passagierszijde automatisch
gesynchroniseerd, waarna u de tempe-
ratuur in de twee gedeelten met
draaiknop 2aan bestuurderszijde kunt
regelen. Met deze functie kan de tem-
peratuur in het interieur makkelijk ge- regeld worden, als alleen de bestuur-
der in de auto zit. De gescheiden tem-
peratuurregeling wordt automatisch
weer hervat als u draaiknop
4bedient.
Als u de toets helemaal naar rechts
of helemaal naar links draait, tot aan
de uiterste waarden HI of LO, wordt
respectievelijk de functie van de
maximale verwarming of de maxi-
male koeling ingeschakeld:
– Functie HI (maximale verwar-
ming):wordt ingeschakeld door op het
display een temperatuur in te stellen
boven 32°C. Deze functie kan worden
geactiveerd voor alleen de bestuur-
derszijde of de passagierszijde of voor
beide zijden (ook door het selecteren
van de functie MONO). Deze functie
kan worden ingeschakeld als u de
lucht in het interieur zo snel mogelijk
wilt verwarmen, waarbij maximaal
gebruik gemaakt wordt van de moge-
lijkheden van het systeem. Deze func-
tie maakt gebruik van de maximale
temperatuur van de verwarmings -
vloeistof, terwijl de luchtverdeling en
de snelheid van de aanjager door het
systeem worden ingesteld op basis
van de omgevingsomstandigheden.
Als de verwarmingsvloeistof niet
warm genoeg is, schakelt het systeem niet onmiddellijk de maximale aan
-
jagersnelheid in, om de invoer van te
koude lucht in het interieur te be-
perken. Als deze functie is inge-
schakeld zijn alle handmatige instel-
lingen toegestaan. Voor het uit-
schakelen van de functie is het vol-
doende om de op het display inge-
stelde temperatuur te verlagen tot een
waarde onder 32 °C.
– Functie LO (maximale koeling):
wordt ingeschakeld door op het dis -
play een temperatuur in te stellen on-
der 18 °C. Deze functie kan worden
geactiveerd voor alleen de bestuur-
derszijde of de passagierszijde of voor
beide zijden (ook door het selecteren
van de functie MONO).
Deze functie kan worden inge-
schakeld als u de lucht in het interieur
zo snel mogelijk wilt koelen, waarbij
maximaal gebruik gemaakt wordt
van de mogelijkheden van het sys -
teem. Deze functie schakelt de ver -
warming uit, schakelt de luchtrecir-
culatie en de aircocompressor (indien
aanwezig) in, terwijl de luchtverde-
ling en de snelheid van de aanjager
worden ingesteld op basis van de om-
gevingsomstandigheden. Als deze
Page 104 of 283

103
functie is ingeschakeld zijn alle hand-
matige instellingen toegestaan. Voor
het uitschakelen van de functie is het
voldoende om de op het display inge-
stelde temperatuur te verhogen tot
een waarde boven 18 °C.
Toetsen voor het regelen van de
aanjagersnelheid (6 - fig. 98)Als u respectievelijk de bovenste of
onderste toets indrukt, wordt de
aanjagersnelheid verhoogd of ver-
laagd en daarmee de hoeveelheid
lucht die in het interieur wordt inge-
voerd. Zo wordt de gewenste tempe-
ratuur gehandhaafd.
De aanjagersnelheid wordt weerge-
geven door de verlichte streepjes op
het display 8 . Als u meerdere keren
op de bovenste toets drukt, wordt de
maximale aanjagersnelheid inge-
schakeld (alle streepjes verlicht); als
u meerdere keren op de onderste toets
drukt, wordt de functie uitgeschakeld
(geen enkel streepje verlicht). BELANGRIJK
Op uitvoeringen met
airconditioning (indien aanwezig)
kan de aanjager alleen worden uitge-
schakeld als de aircocompressor al is
uitgeschakeld met toets ECON. Voor
het hervatten van de automatische
werking van de aanjager na een
handmatige instelling, moet toets
AUTO worden ingedrukt.
Toetsen voor de instellingen van
de luchtverdeling (5 - fig. 98) Als u op één van de toetsen 5drukt,
kunt u handmatig één van de 5
instellingen voor de luchtverdeling in
het interieur kiezen:
OLucht uit de uitstroomopeningen
in het midden en aan de zijkant van
het dashboard en uit de uit stroom -
opening achter.
MLucht uit de luchtroosters van de
beenruimten (warmere lucht), de
uitstroomopeningen in het midden en
aan de zijkant van het dashboard en
uit de uitstroomopening achter
(koelere lucht). Deze luchtverdeling is bijzonder
nuttig in de gematigde seizoenen
(voor- en najaar) als de zon schijnt.
NLucht uit de luchtroosters van
de verschillende beenruimten voor
en achter.
Met deze luchtverdeling kan, door-
dat warme lucht stijgt, het interieur
op de snelste manier worden
verwarmd waarbij bovendien de
koudste delen van het lichaam snel
warm aanvoelen.
QLucht uit de luchtroosters van de
beenruimten en de luchtroosters voor
de ontdooiing en ontwaseming van de
voorruit en de zijruiten voor.
Deze luchtverdeling zorgt voor een
goede verwarming van het interieur
en voorkomt het eventuele beslaan
van de ruiten.
üLucht uit de luchtroosters voor
de ontdooiing en ontwaseming van de
voorruit en de zijruiten voor.