Page 49 of 352

49
Toegang
2
Algemene aanbevelingen
voor de schuifdeuren
WARNI NG
Bedien de deuren alleen als de auto stilstaat.We raden u voor uw eigen veiligheid en die van uw passagiers en voor een juiste werking van de deuren ten zeerste aan niet met een open deur te rijden.Controleer altijd of het veilig is om de deur te bedienen en zorg er met name voor dat kinderen en dieren zich niet zonder toezicht in de buurt van de bedieningselementen van de deuren bevinden.U wordt hierop geattendeerd door een geluidssignaal, een waarschuwingslampje “open deur” en een melding op het display. Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats als u deze waarschuwing uit wilt schakelen.Vergrendel de auto als u gebruikmaakt van een
wasstraat.
WARNI NG
Zorg er vóór het openen of sluiten en tijdens het bewegen van de deuren voor dat er zich geen personen, dieren of objecten bevinden in de deuropening of op een andere plaats waar de
gewenste beweging gehinderd wordt, in of buiten de auto.Het niet opvolgen van dit advies kan leiden tot letsel of schade als een persoon of object bekneld raakt.
WARNI NG
Zorg ervoor dat u het geleidergedeelte op de vloer niet blokkeert, zodat de deur correct kan
schuiven.Rijd om veiligheids- en functionele redenen niet met de auto als de schuifdeur open is.
NOTIC E
Open de schuifdeur volledig om de
vergrendeling (aan de onderkant van de deur) te activeren en de deur zo in de geopende positie te houden.
NOTIC E
Open de schuifdeur volledig om de vergrendeling (aan de onderkant van de deur) te activeren en de deur zo in de geopende positie te houden.
Deuren en vrije ruimte
Een geopende deur steekt uit buiten de carrosserie. Zorg voor voldoende vrije ruimte bij parkeren naast muren, lantaarnpalen, hoge stoepen, enz.
NOTIC E
Een geopende deur steekt nooit uit buiten de achterbumper.
Page 50 of 352

50
Op een steile helling
Wees voorzichtig als u deuren opent terwijl de auto op een helling omhoog staat. Door het hellende terrein kan de deur sneller opengaan dan normaal.Geleid op een steile helling de schuifdeur bij het sluiten met de hand.
Als de auto op een helling omlaag staat, blijft de deur mogelijk niet openstaan, maar gaat hij mogelijk plotseling dicht, met kans op letsel. Houd de deur altijd vast om er zeker van te zijn dat hij niet onverwachts dichtgaat.
WARNI NG
Op een steile helling kan het gewicht van de deur ervoor zorgen dat deze in beweging komt, waardoor hij plotseling open- of dichtgaat.
Laat de auto nooit onbeheerd achter op een steile helling met een of meer deuren geopend. Het niet opvolgen van dit advies kan leiden tot letsel of schade als een persoon of object bekneld raakt.
Dakklep achter
De dakklep aan de achterzijde wordt alleen geleverd in combinatie met achterdeuren.
Openen van de dakklep achter:– Beweeg de zwarte handgreep van het scharnier omhoog.– Duw de dakklep achter naar beneden en ontgrendel vervolgens de haak.– Beweeg de dakklep achter omhoog.– Beweeg de dakklep achter voorbij het weerstandspunt om deze te vergrendelen met de steunen.
WARNI NG
Rijd nooit zonder dat de steunen zijn aangebracht.
Sluiten van de dakklep achter:– Controleer of de steunstang stevig is vergrendeld.
– Beweeg de dakklep achter omlaag.
– Druk de dakklep achter omlaag, houd de twee windingen van de veer vast en plaats de haak in de behuizing.– Beweeg de zwarte handgreep omlaag om de dakklep achter te vergrendelen.Het vergrendelen van de dakklep zorgt voor een goed contact met het rubber en garandeert een waterdichte en geluidloze afdichting.
Steunstang
De auto is uitgerust met een steunstang voor het vervoeren van lange ladingen na het openen van de dakklep achter.► Til de hendel op om de steunstang terug te klappen.► Beweeg de steunstang naar de deurstijl.► Ondersteun de lange ladingen die vervoerd moeten worden, til ze op en verplaats de steunstang met een hand.► Zorg ervoor dat de stang goed wordt vastgezet door de hendel omlaag te drukken voorbij het weerstandspunt en zet de lading stevig vast.De zijsteunen kunnen worden gebruikt om de
lading vast te zetten.
NOTIC E
De achterbumper is verstevigd om als opstap te dienen bij het instappen.
Page 51 of 352

51
Toegang
2
WARNI NG
Bevestig nooit lading op de dakklep.
WARNI NG
Rijd nooit zonder dat de steunstang is bevestigd.
De achterdeuren kunnen alleen vergrendeld worden als de steunstang is geplaatst.Houd rekening met de geopende dakklep als u ergens rijdt waar de hoogte beperkt is.Laat lading nooit rechtstreeks op de achterdeuren rusten.Gebruik de gebruikelijke middelen om andere bestuurders te waarschuwen.Gebruik de dakklep alleen voor korte afstanden.
Alarm
Systeem dat uw auto beveiligt tegen diefstal en inbraak.
WARNI NG
ZelfbeschermingsfunctieHet systeem controleert of er aansluitingen van componenten worden losgemaakt.Het alarm gaat af als de bedrading van de accu, toets of sirene wordt losgemaakt of wordt beschadigd.Neem voor alle werkzaamheden aan het alarmsysteem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Omtrekbewaking
Het systeem controleert of de auto wordt geopend.Het alarm gaat af als iemand een portier, een
achterdeur/de achterklep of de motorkap probeert te openen.
Volumetrische bewaking
(zonder tussenschot)
Het systeem controleert op eventuele variaties in volume in het passagierscompartiment.Het alarm gaat af wanneer iemand een ruit inslaat, het passagierscompartiment betreedt of zich in de auto beweegt.
(met tussenschot)
Het systeem controleert alleen op een variatie in volume in de cabine.Het alarm gaat af wanneer iemand een ruit inslaat of de cabine betreedt.Het alarm gaat niet af wanneer iemand de laadruimte betreedt.
NOTIC E
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, is volumetrische bewaking niet compatibel met dit systeem.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de extra verwarming/ventilatie.
Page 52 of 352

52
Hellingshoekbewaking
Het systeem controleert op eventuele veranderingen in het gedrag van de auto.Het alarm gaat af als de auto wordt opgetakeld of weggesleept.
NOTIC E
Wanneer de auto geparkeerd staat, gaat het alarm niet af als iets of iemand de auto raakt.
Vergrendelen van de auto met
een volledig alarmsysteem
Inschakelen
► Zet het contact UIT en verlaat de auto.► Vergrendel de auto met de afstandsbediening of het “Smart entry-systeem met startknop”.Het bewakingssysteem is actief: het rode controlelampje in de toets knippert iedere seconde en de richtingaanwijzers gaan gedurende ongeveer 2 seconden branden.
NOTIC E
Na een instructie om de auto te vergrendelen wordt de omtrekbewaking na 5 seconden geactiveerd en worden de volumetrische
bewaking van het interieur en de hellingshoekbewaking na 45 seconden geactiveerd.
NOTIC E
Als een portier, een achterdeur/de achterklep of de motorkap niet goed is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar wordt de omtrekbewaking na 45 seconden geactiveerd. Dit gebeurt tegelijk met de volumetrische bewaking van het interieur en de hellingshoekbewaking.
Uitschakelen
► Druk op de ontgrendeltoets op de afstandsbediening.of► Ontgrendel de auto met het Smart entry-systeem met startknop.Het bewakingssysteem wordt uitgeschakeld: het controlelampje in de toets dooft en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.
NOTIC E
Wanneer de auto automatisch weer wordt vergrendeld (wat gebeurt als een portier of de achterdeur/achterklep niet binnen 30 seconden na ontgrendeling wordt geopend), wordt het bewakingssysteem ook automatisch opnieuw geactiveerd.
Vergrendelen van de auto met
alleen omtrekbewaking
Schakel de volumetrische bewaking van het interieur en de hellingshoekbewaking uit om de voorkomen dat het alarm onbedoeld afgaat in bepaalde gevallen, zoals:– Een ruit die of het schuifdak dat gedeeltelijk openstaat. – Wassen van de auto.– Verwisselen van een wiel.– Slepen van uw auto.– Vervoer op een schip of veerpont.
Uitschakelen van de volumetrische
bewaking van het interieur en de
hellingshoekbewaking
► Zet het contact UIT en druk binnen 10 seconden op de alarmtoets totdat het rode controlelampje blijft branden.► Stap uit.► Vergrendel de auto direct met de afstandsbediening of het “Smart entry-systeem met
startknop”.Alleen de omtrekbewaking is geactiveerd: het rode controlelampje in de toets knippert iedere seconde.
NOTIC E
Het uitschakelen moet telkens wanneer het contact UIT wordt gezet, worden uitgevoerd.
Page 53 of 352

53
Toegang
2
Opnieuw inschakelen van de
volumetrische bewaking van het
interieur en de hellingshoekbewaking
► Schakel de omtrekbewaking uit door de auto te ontgrendelen met de afstandsbediening of het Smart entry-systeem met startknop.Het controlelampje in de toets dooft.► Schakel alle bewakingssystemen weer in door de auto te vergrendelen met de afstandsbediening of het Smart entry-systeem met startknop.Het rode controlelampje in de toets knippert opnieuw iedere seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, klinkt de sirene en knipperen de richtingaanwijzers gedurende 30 seconden.Afhankelijk van het land van verkoop blijven bepaalde bewakingsfuncties actief totdat het alarm elf keer achter elkaar is afgegaan.Wanneer de auto wordt ontgrendeld met de afstandsbediening of het “Smart entry-systeem met startknop”, gaat het rode controlelampje in de
toets snel knipperen om u te informeren dat het alarm is afgegaan tijdens uw afwezigheid. Wanneer het contact AAN wordt gezet, stopt het knipperen direct.
Als de afstandsbediening niet
werkt
Uitschakelen van de bewakingsfuncties:► Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het voorportier links.► Open het portier: het alarm gaat af.► Zet het contact AAN. Het alarm stopt en het controlelampje in de toets dooft.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of activeer de supervergrendeling met de sleutel (geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot van het bestuurdersportier.
Storing
Wanneer het contact AAN wordt gezet, blijft het rode controlelampje in de toets branden. Dit geeft een storing in het systeem aan.
Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Automatisch inschakelen
(Afhankelijk van de uitvoering)Het systeem wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterdeur/achterklep is gesloten automatisch geactiveerd.► Druk, om te voorkomen dat het alarm afgaat wanneer u in de auto stapt, eerst op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening of ontgrendel de auto met het Smart entry-systeem met startknop.
Elektrisch bedienbare
ruiten
Type 1
1.Links voor
2.Rechts voor
Page 54 of 352

54
Type 2
1.Links voor
2.Rechts voor
3.Rechts achter (afhankelijk van de uitvoering)
4.Links achter (afhankelijk van de uitvoering)
5.Blokkeren van de schakelaars van de elektrisch bedienbare ruiten achter (afhankelijk van de uitvoering)
Handmatige bediening
► Druk op/trek aan de schakelaar zonder voorbij het weerstandspunt te gaan om de ruit te openen/sluiten: de ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
(Afhankelijk van de uitvoering)► Druk op/trek aan de schakelaar tot voorbij het weerstandspunt om de ruit te openen/sluiten: de ruit wordt volledig geopend/gesloten als de schakelaar wordt losgelaten.De beweging van de ruit stopt als de schakelaar nogmaals wordt bediend.
NOTIC E
De bedieningselementen van de ruiten blijven gedurende ongeveer 45 seconden na het UIT zetten van het contact of het vergrendelen van de auto actief.Daarna worden de bedieningselementen uitgeschakeld. Zet het contact AAN of ontgrendel de auto om ze weer in te schakelen.
Klembeveiliging
(Afhankelijk van de uitvoering)Als de ruit een obstakel tegenkomt terwijl hij omhoog beweegt, stopt de beweging en gaat de ruit onmiddellijk weer gedeeltelijk omlaag.
Blokkeren van de
ruitbediening achter
(Type 2)
Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op toets
5 om de ruitbediening achter, ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.Ter bevestiging gaat het rode lampje van de toets branden en wordt er een melding weergegeven. Het lampje blijft branden zolang de blokkering is ingeschakeld.Het blijft mogelijk om de achterportierruiten via het bedieningspaneel op het bestuurdersportier te bedienen.
Opnieuw initialiseren van de
ruitbediening
Na het aansluiten van de accu of in geval van een abnormale beweging van de ruit moet de klembeveiliging opnieuw worden geïnitialiseerd.De klembeveiliging wordt gedurende de volgende opeenvolgende handelingen uitgeschakeld.Voor elke ruit:► Open de ruit volledig en sluit hem vervolgens; hij beweegt elke keer dat op de schakelaar wordt gedrukt een paar centimeter omhoog. Herhaal de handeling totdat de ruit volledig gesloten is.
Page 55 of 352

55
Toegang
2
► Blijf de schakelaar gedurende ten minste een seconde omhoog trekken nadat de ruit de gesloten positie heeft bereikt.
WARNI NG
Als de elektrisch bedienbare ruit tijdens de werking een obstakel tegenkomt, moet de beweging van de ruit worden omgekeerd. Druk hiertoe op de desbetreffende schakelaar.
Als de bestuurder de schakelaar van de elektrisch bedienbare ruit van de passagier bedient, moet hij er zeker van zijn dat niets het correct sluiten van de ruit kan hinderen.Verzeker u ervan dat de passagiers de elektrisch bedienbare ruiten correct gebruiken.Let extra goed op kinderen bij het bedienen van ruiten.Let op inzittenden en/of personen in de buurt van de auto tijdens het sluiten van de ruiten met de elektronische sleutel.Steek bij geopende ruiten nooit uw hoofd of arm naar buiten tijdens het rijden - kans op ernstig letsel!
Naar buiten uitklapbare
achterportierruiten
Openen
► Draai de hendel naar buiten.► Duw de hendel helemaal naar buiten om de ruit in de geopende stand te vergrendelen.
Sluiten
► Trek de hendel naar binnen om de ruit te
ontgrendelen.► Draai de hendel helemaal naar binnen om de ruit in de gesloten stand te vergrendelen.
Page 56 of 352

56
Algemene aanbevelingen
voor de stoelen
WARNI NG
Uit veiligheidsoverwegingen mogen de stoelen alleen worden versteld als de auto stilstaat.
WARNI NG
Klap de rugleuningen van de stoelen alleen neer en terug als de auto stilstaat.
WARNI NG
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt gehinderd door personen of voorwerpen.Er is een risico op bekneld raken van de achterpassagiers of op blokkeren van de stoel als grote voorwerpen op de vloer achter de stoel
zijn geplaatst.
WARNI NG
Plaats geen harde of zware voorwerpen op de rugleuningen, die zo als tafel fungeren. Deze kunnen bij plotseling remmen of een aanrijding veranderen in gevaarlijke projectielen.– Verwijder een hoofdsteun niet zonder deze op te bergen; zet hem vast in de auto.– Controleer of de veiligheidsgordels bereikbaar blijven voor de passagiers en gemakkelijk kunnen worden vastgemaakt.– Passagiers mogen nooit plaatsnemen zonder hun veiligheidsgordel af te stellen en vast te maken.– Let er, wanneer u op de derde zitrij zit, op dat u uw voeten niet onder de stoel van de tweede zitrij houdt wanneer deze wordt neergeklapt.– Zorg er, wanneer een stoel op de derde zitrij volledig is neergeklapt, voor dat de lus op de juiste manier in de bevestiging van de bovenste gordel van de rugleuning van de tweede zitrij is gehaakt. Anders kan de stoel onverwachts kantelen.
WARNI NG
Controleer voor het uitvoeren van de handelingen of de bewegende onderdelen en de vergrendelingen ongehinderd kunnen functioneren.Houd de rugleuning vast en ondersteun hem totdat hij rechtop staat, om te voorkomen dat hij plotseling neerklapt.Plaats uw handnooit onder de zitting om de stoel omlaag of omhoog te klappen. Anders kunnen uw vingers bekneld raken. Plaats uw hand op de greep/lus (afhankelijk van de uitrusting) aan de bovenzijde van de zitting.
WARNI NG
Let op: als de rugleuning niet goed vergrendeld is, komt bij plotseling remmen of een aanrijding de veiligheid van de passagiers in gevaar.De inhoud van de bagageruimte kan naar voren geslingerd worden - kans op ernstig letsel!