Page 177 of 352

177
Rijden
6
Zodra de auto de ingestelde snelheid heeft bereikt, schakelt de cruise control weer in: de weergegeven ingestelde snelheid knippert niet meer.
WARNI NG
In een steile afdaling kan de cruise control niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.U moet dan mogelijk het rempedaal intrappen
om de rijsnelheid te beperken. De werking van de cruise control wordt dan automatisch onderbroken.Druk op toets 4 om het systeem opnieuw in te schakelen bij een rijsnelheid hoger dan 40 km/h.
Uitschakelen
► Draai knop 1 in stand “0”. De informatie van de cruise control wordt niet meer weergegeven.
Storing
Bij een storing worden in plaats van de ingestelde snelheid streepjes weergeven die eerst knipperen en vervolgens permanent worden weergegeven.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Adaptive Cruise Control
WARNI NG
Zie voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen en Cruise control - specifieke adviezen.
Met behulp van dit systeem wordt de snelheid van uw auto automatisch aangehouden op een waarde die u vooraf hebt ingesteld (ingestelde snelheid), terwijl een veilige afstand tot de voorligger (gesignaleerde auto) wordt aangehouden. Het systeem regelt automatisch het accelereren en decelereren van de auto.Bij een handgeschakelde transmissie kan het systeem de auto afremmen tot een snelheid van 30 km/h.
De Stop-functie kan de auto afremmen tot deze volledig tot stilstand is gekomen.
WARNI NG
Als de auto wordt afgeremd door het systeem, gaan de remlichten branden.Als de remlichten niet goed werken, kan het gevaarlijk zijn om met de auto te rijden.
Hierbij maakt het systeem gebruik van een camera bovenaan de voorruit en, afhankelijk van de uitvoering, een radar in de voorbumper.
WARNI NG
Dit systeem is hoofdzakelijk ontworpen voor snelwegen en autowegen. Het werkt alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde richting als uw auto rijden.
NOTIC E
Als de bestuurder een richtingaanwijzer bedient om een langzamere auto in te halen, stelt de cruise control uw auto tijdelijk in staat om de voorligger te naderen om de inhaalmanoeuvre te vergemakkelijken. De ingestelde snelheid wordt hierbij niet overschreden.
Page 178 of 352

178
Op het stuur gemonteerde
knop
1.AAN (stand CRUISE)/UIT (stand 0)
2.Inschakelen van de cruise control waarbij de actuele snelheid de ingestelde snelheid wordt / verlagen van de ingestelde snelheid
3.De actuele rijsnelheid instellen als de aan te houden snelheid / verhogen van de ingestelde snelheid
4.Onderbreken/hervatten van de cruise control met de eerder ingestelde snelheid
5.Afhankelijk van de uitvoering:Weergeven van de met de functie “Snelheden opslaan” opgeslagen snelhedenofGebruiken van de door de Snelheidslimietherkenning en advies voorgestelde snelheid (weergave MEM)
6.Weergeven en instellen van de afstand tot de voorligger
Gebruik
Inschakelen van het systeem (Pause)
► Draai bij draaiende motor knop 1 omlaag in de stand CRUISE. De cruise control is gebruiksklaar (grijze weergave).
Inschakelen van de cruise control en selecteren van de ingestelde snelheid
Bij een handgeschakelde transmissie moet de snelheid van de auto liggen tussen 30 en 160 km/h.Bij een automatische transmissie moet stand D of M zijn geselecteerd en moet de snelheid van de auto liggen tussen 30 en 180 km/h.Bij een keuzeschakelaar (Electric) moet de snelheid van de auto tussen 0 en 180 km/h liggen.► Druk op toets 2-SET- of 3-SET+: de actuele rijsnelheid van de auto wordt de ingestelde snelheid (ten minste 30 km/h) en de cruise control wordt direct geactiveerd (groene weergave).► Druk op toets 3-SET+ om de ingestelde snelheid te verhogen of op toets 2-SET- om deze te verlagen (in stappen van 8 km/h als de toets
ingedrukt wordt gehouden).
WARNI NG
Tijdens het ingedrukt houden van toets 2-SET- of 3-SET+ kan de rijsnelheid snel veranderen.
Onderbreken/hervatten van de cruise control
Druk op 4-II of trap het rempedaal in (grijze weergave).► De werking van de cruise control kan worden onderbroken:• Automatisch, als de Vehicle Stability Control (VSC) in werking treedt.• Door de neutraalstand te selecteren.• Als de rijsnelheid lager wordt dan 30 km/h bij een handgeschakelde transmissie.• Als het motortoerental lager wordt dan 1100 omw/min bij een handgeschakelde transmissie.• Door het koppelingspedaal gedurende ten minste 10 seconden ingetrapt te houden.• Door de elektrisch bedienbare parkeerrem te activeren.► Druk op 4-II om de cruise control te hervatten (groene weergave).Handgeschakelde transmissie: om de werking van het systeem te hervatten moet de bestuurder het gaspedaal intrappen om weg te rijden, harder gaan rijden dan 30 km/h en het systeem weer activeren door op toets 2-SET-, 3-SET+ of 4-II te drukken.
Automatische transmissie: na het afremmen van de auto waardoor deze tot stilstand is gebracht, zorgt het systeem ervoor dat de auto blijft stilstaan; de werking van de cruise control is onderbroken. Om de werking van het systeem te hervatten moet de bestuurder het gaspedaal intrappen om weg te rijden, harder gaan rijden dan 30 km/h en het systeem weer activeren door op toets 2-SET-, 3-SET+ of 4-II te drukken.
Page 179 of 352

179
Rijden
6
Keuzeschakelaar (Electric): als na het afremmen van de auto waardoor deze tot stilstand is gebracht de verkeerssituatie het systeem niet toelaat om de auto binnen 3 seconden verder te laten rijden, druk dan op 4-II of trap het gaspedaal in om verder te rijden.Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat de auto tot stilstand is gekomen, wordt na ongeveer 5 minuten automatisch de elektrisch bedienbare parkeerrem geactiveerd.
NOTIC E
De cruise control blijft actief na het schakelen, ongeacht het type transmissie.
WARNI NG
Als de bestuurder probeert de werking van de cruise control te hervatten nadat deze is onderbroken, wordt kort de melding Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt weergegeven als de werking niet kan worden hervat (er wordt niet voldaan aan de veiligheidsvoorwaarden).
Wijzigen van de ingestelde snelheid met de functie Snelheidslimietherkenning en advies
► Druk op toets 5-MEM om de door het systeem
op het instrumentenpaneel voorgestelde snelheid te accepteren en druk nogmaals op de toets om deze snelheid te bevestigen.
WARNI NG
Selecteer om bruusk accelereren of vertragen van de auto te voorkomen een snelheid die dicht bij de actuele rijsnelheid ligt.
Wijzigen van de ingestelde afstand tot de voorligger
► Druk op toets 6 om het selectiescherm voor het instellen van de afstand (“Ver”, “Normaal”, “Sluiten”), weer te geven en druk nogmaals op de toets om de gewenste afstand te selecteren.Na enkele seconden wordt de geselecteerde instelling geaccepteerd. Deze blijft in het geheugen bewaard nadat het contact UIT is gezet.
Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid
► Trap het gaspedaal volledig in. De afstandsregeling en cruise control blijven uitgeschakeld zolang wordt geaccelereerd. De melding “Cruise control onderbroken” wordt weergegeven.
Uitschakelen van het systeem
► Draai knop 1 omhoog in de stand OFF.
Weergave op het
instrumentenpaneel
7.Voertuig gedetecteerd door het systeem (gevuld symbool)
8.Cruise control actief (kleur niet grijs)
9.Waarde van de ingestelde snelheid
10.Door de Snelheidslimietherkenning en advies voorgestelde snelheid
11 .Auto op zijn plaats gehouden (uitvoeringen met automatische transmissie)
12.Geselecteerde afstand tot de voorligger
13.Door het systeem gedetecteerde positie van de auto
Page 180 of 352

180
Meldingen en
waarschuwingen
NOTIC E
De weergave van deze meldingen of waarschuwingen is niet sequentieel.
“Cruise control onderbroken” of “Cruise control afgebroken” na een korte acceleratie
door de bestuurder.“Cruise control actief”, geen voertuig gedetecteerd.“Cruise control onderbroken”, voertuig gedetecteerd.“Cruise control actief”, voertuig gedetecteerd.“Neem controle over” (oranje).► Rem of geef gas, afhankelijk van de omstandigheden.“Neem controle over” (rood).► Neem onmiddellijk de controle over de auto over: het systeem kan niet met de actuele rijsituatie omgaan.“Activering niet mogelijk, omstandigheden ongeschikt”. Het systeem weigert de cruise control te activeren, omdat niet aan alle voorwaarden is voldaan.
Stop-functie
“Cruise control onderbroken” (gedurende enkele seconden).
Het systeem heeft de auto volledig tot stilstand gebracht en houdt de auto op zijn plaats: de werking van de cruise control is onderbroken.De bestuurder moet gas geven om weer verder te rijden en vervolgens de cruise control weer inschakelen.
Beperkingen van het systeem
De cruise control werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige regen.Bij situaties waarmee het systeem niet kan omgaan, moet de bestuurder de controle over de auto overnemen.Zaken die niet door het systeem kunnen worden gedetecteerd:– Voetgangers, sommige fietsers, dieren.– Stilstaande voertuigen (file, auto met pech, enz.).
– Kruisende voertuigen.– Tegemoetkomende voertuigen.In de volgende situaties moet de bestuurder de cruise control onderbreken:
– In een scherpe bocht.– Bij het naderen van een rotonde.
– Bij het rijden achter een smal voertuig.Schakel de cruise control weer in zodra de omstandigheden dit toelaten.Situaties waarin de bestuurder onmiddellijk de controle moet overnemen:– De voorligger remt zeer sterk af.
– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw auto en de voorligger.
Page 181 of 352

181
Rijden
6
WARNI NG
Sommige voertuigen op de weg kunnen niet goed gedetecteerd of verkeerd geïnterpreteerd worden door de camera en/of de radar (bijv. een vrachtwagen), wat kan leiden tot een slechte inschatting van de afstanden en het onjuist versnellen of afremmen van de auto.
WARNI NG
Wees vooral voorzichtig:– Bij de aanwezigheid van motorfietsen en voertuigen die niet midden op de rijstrook rijden.– Wanneer u een tunnel binnenrijdt of over een brug rijdt.
WARNI NG
Gebruik het systeem niet in de volgende situaties:– Als de voorruit is beschadigd ter hoogte van de camera.– Als de remlichten niet werken.
W ARNI NG
Gebruik het systeem evenmin in de volgende situaties:– Bij het vervoer van lange voorwerpen op dakdragers of een imperiaal.– Tijdens slepen of het trekken van een aanhangwagen.– Bij wijzigingen aan de voorzijde van de auto (montage van verstralers of spuiten van de voorbumper).– Radar afgedekt.
Storing
Bij een storing in het cruise control-systeem worden streepjes weergegeven in plaats van de ingestelde snelheid.In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van het waarschuwingslampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Opslaan van snelheden
Met deze functie, die alleen wordt gebruikt voor de snelheidsbegrenzer en de programmeerbare cruise control, kunt u snelheden opslaan die vervolgens kunnen worden gebruikt voor het instellen van deze twee systemen.U kunt voor beide systemen meerdere snelheden opslaan.Er zijn standaard al enkele snelheden opgeslagen.
WARNI NG
Om veiligheidsredenen mogen de opgeslagen snelheden alleen worden gewijzigd als de auto stilstaat.
Wijzigen van een
geprogrammeerde snelheid
De ingestelde snelheid kan worden geactiveerd, gedeactiveerd, geselecteerd en gewijzigd via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.
Page 182 of 352

182
Toets “MEM”
Met deze toets kunt u een opgeslagen snelheid selecteren om deze te gebruiken voor de snelheidsbegrenzer of programmeerbare cruise control.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer of de programmeerbare cruise control.
Active Safety Brake met
Collision Risk Alert en
Intelligent Emergency
Braking Assistance
WARNI NG
Zie voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:– waarschuwt de bestuurder dat de auto risico loopt op een aanrijding met de voorligger.– verlaagt de snelheid van de auto om een aanrijding te voorkomen of de ernst ervan te verminderen.
WARNI NG
Het systeem detecteert ook motorrijders en dieren. Dieren kleiner dan 0,5 m en objecten op de weg worden echter niet altijd gedetecteerd.
Dit systeem heeft drie functies:– Collision Risk Alert.– Intelligent Emergency Braking Assistance (iEBA).
– Active Safety Brake (automatisch noodremsysteem).
De auto is voorzien van een camera bovenaan de voorruit.
W ARNI NG
Dit systeem kan nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.Het systeem is ontworpen om de bestuurder te ondersteunen en de verkeersveiligheid te vergroten.De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.
NOTIC E
Zodra het systeem een mogelijk obstakel detecteert, wordt het remsysteem voorbereid op een automatische remactie. Er kan dan een licht geluid hoorbaar zijn en mogelijk lijkt de auto wat af te remmen.
Page 183 of 352

183
Rijden
6
Werkingsvoorwaarden en
beperkingen van het systeem
Auto rijdt naar voren.VSC-systeem is in werking.DSC-systeem geactiveerd.DSC/ASR-systemen geactiveerd.Veiligheidsgordels van alle inzittenden vastgemaakt.Constante snelheid op niet te bochtige wegen.In de volgende gevallen is het raadzaam het systeem uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:– Trekken van een aanhangwagen.– Vervoeren van lange voorwerpen op dakdragers of een imperiaal.– Sneeuwkettingen gemonteerd.– Voordat de auto met draaiende motor in een wasstraat wordt gewassen.– Als een wiel verwisseld moet worden of werkzaamheden bij een wiel of in de motorruimte moeten worden uitgevoerd.– Voordat de auto op een rollenbank in een
werkplaats wordt gezet.– Auto wordt gesleept met draaiende motor.– bij een beschadiging op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera.
NOTIC E
Dit systeem wordt automatisch uitgeschakeld als het gebruik van een bepaald type noodreservewiel (met een kleinere diameter), een storing in de rempedaalschakelaar of ten minste twee defecte remlichten wordt/worden gesignaleerd.
WARNI NG
Als de remlichten niet goed werken, kan het gevaarlijk zijn om met de auto te rijden.
WARNI NG
De bestuurder mag de auto niet overbeladen (het maximaal toelaatbare voertuiggewicht en de maximale laadhoogte op de allesdragers mogen niet worden overschreden).
WARNI NG
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, te laat of op een onjuist moment worden gegeven.De bestuurder moet altijd de controle over de auto hebben en voorbereid zijn om in te grijpen om een ongeval te voorkomen.
WARNI NG
Na een aanrijding wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Collision Risk Alert
Dit systeem waarschuwt de bestuurder dat de auto risico loopt op een aanrijding met de voorligger of een voetganger op zijn rijstrook.
Werking
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een aanrijding en de door de bestuurder geselecteerde activeringsdrempel voor de waarschuwing kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.Het systeem houdt rekening met het dynamische
gedrag van de auto, de snelheid van uw auto en die van de voorligger, de weersomstandigheden en de rijomstandigheden (intrappen van pedalen, bedienen van stuurwiel, enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.Niveau 1 (oranje): alleen een visuele waarschuwing die aangeeft dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.
Page 184 of 352

184
De melding “Voertuig dichtbij” wordt weergegeven.Niveau 2 (rood): visuele signalen en geluidssignalen die waarschuwen voor een dreigende aanrijding.De melding “Remmen!” wordt weergegeven.Niveau 3: in sommige gevallen kan een voelbare waarschuwing in de vorm van zeer licht remmen worden gegeven, wat de kans op een aanrijding bevestigt.
NOTIC E
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven. In dat geval wordt waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.Belangrijk: waarschuwingsniveau 1 wordt niet weergegeven bij een stilstaand obstakel of als de activeringsdrempel “Dichtbij” is geselecteerd.
Activeringsdrempel voor de
waarschuwing wijzigen
Deze activeringsdrempel bepaalt de gevoeligheid waarmee de functie waarschuwt voor het risico op een aanrijding.De drempel wordt ingesteld via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.► Selecteer een van de drie vooraf gedefinieerde drempels: “Ver”, “Normaal” of “Sluiten”.
De drempel die als laatste gebruikt is, wordt opgeslagen bij het UIT zetten van het contact.
Intelligent Emergency
Braking Assistance (iEBA)
Deze functie zorgt voor extra remkracht als de bestuurder wel remt, maar niet voldoende om een aanrijding te voorkomen.Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Deze functie, ook wel automatisch noodremsysteem genoemd, treedt in werking nadat de bestuurder is gewaarschuwd, maar niet snel genoeg reageert en het rempedaal niet bedient.
De functie is bedoeld om de snelheid van de aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
NOTIC E
De rijsnelheid wordt verminderd met maximaal 25 km/h bij uitvoeringen met alleen een camera en met maximaal 50 km/h bij uitvoeringen met
een camera en een radar.
Werking
Dit systeem werkt onder de volgende voorwaarden:– Bij het rijden met lage snelheid, wanneer een voetganger wordt gedetecteerd.– Bij het rijden met lage snelheid, wanneer een stilstaand voertuig wordt gedetecteerd.– De rijsnelheid moet liggen tussen 10 km/h en 85 km/h wanneer een bewegend voertuig wordt gedetecteerd.Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) als de functie ingrijpt op de remmen van de auto.Bij auto's met een automatische transmissie begint de auto weer te rijden nadat deze door het automatische noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Houd het rempedaal ingetrapt als u dit wilt voorkomen.Bij auto's met een handgeschakelde transmissie kan de motor afslaan als de auto door het