Page 137 of 352

137
Veiligheid
5
Handbediend kinderslot
Mechanisch systeem dat voorkomt dat de schuifdeur met de binnenportiergreep kan worden geopend.
Inschakelen/uitschakelen
► Draai de knop op de zijkant van de schuifdeur omhoog om het kinderslot in te schakelen of omlaag om het kinderslot uit te schakelen.
Elektrisch kinderslot
Op afstand bedienbaar systeem dat voorkomt dat de achterportieren (schuifdeur(en), achterdeuren of achterklep) van binnenuit kunnen worden geopend.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk met het contact AAN op deze toets om het kinderslot in of uit te schakelen.Als het controlelampje brandt, is het kinderslot ingeschakeld.
WARNI NG
Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op een storing in het elektrische kinderslot.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
NOTIC E
Als het kinderslot is ingeschakeld, blijft het mogelijk de portieren van buitenaf te openen.
NOTIC E
Bij een ernstige aanrijding wordt het elektrische kinderslot automatisch uitgeschakeld.
WARNI NG
Dit is een op zichzelf staand systeem dat in geen geval in de plaats komt van de centrale vergrendeling.Rijd niet met de auto als de schuifdeur open is.Controleer bij het AAN zetten van het contact altijd de stand van het kinderslot.Verwijder de sleutel altijd uit het contactslot als u de auto verlaat, zelfs voor een korte tijd.
Page 138 of 352

138
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.► Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.► Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer op situaties waarbij u moet remmen en houd afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht weer.► Breng de auto tot stilstand alvorens handelingen uit te voeren die uw constante aandacht vragen (bijvoorbeeld bepaalde instellingen).► Las tijdens een lange rit om de 2 uur een pauze in.
Belangrijk!
WARNI NG
Laat de motor nooit stationair draaien in een slecht geventileerde, afgesloten ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
WARNI NG
Laat bij extreem winterse omstandigheden (temperaturen onder -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de goede werking en de levensduur van de mechanische onderdelen van uw auto (de motor en de transmissie).
WARNI NG
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem. Kans op oververhitting en beschadiging van het remsysteem!
WARNI NG
Parkeer de auto niet en laat de motor niet draaien op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, enz.).Het uitlaatsysteem van de auto is zeer heet, zelfs enkele minuten nadat de motor is uitgeschakeld. Brandgevaar!
WARNI NG
Rijd nooit op met vegetatie (hoog gras, dode bladeren, restanten van gewassen, enz.) bedekte oppervlakken, zoals een veld, een overwoekerd pad of een berm met verdord gras.Deze vegetatie kan in aanraking komen met het uitlaatsysteem van de auto of andere systemen die zeer heet zijn. Brandgevaar!
WARNI NG
Laat niets in het interieur achter dat kan werken als een vergrootglas en als de auto in de zon staat brand of schade aan het interieur kan veroorzaken!
WARNI NG
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u uw auto met draaiende motor moet verlaten, activeer dan de parkeerrem en zet de transmissie in de neutraalstand of in de stand N of P, afhankelijk van het type transmissie.
WARNI NG
Laat nooit kinderen zonder toezicht in de auto achter.
Page 139 of 352

139
Rijden
6
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden op overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, omdat hierbij de motor, de transmissie en de elektrische installatie van uw auto ernstig beschadigd kunnen raken.
Als het niet te vermijden is om op een overstroomd gedeelte van de weg te rijden:► Verzeker u ervan dat het water nergens dieper is dan 15 cm en houd daarbij rekening met de golven die kunnen worden veroorzaakt door andere weggebruikers.► Schakel de functie Stop & Start uit.► rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h.► Zet de auto niet stil en zet de motor niet uit.Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan zodra de verkeerssituatie dit toelaat meerdere keren licht af om de remschijven en -blokken droog te maken.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als u twijfelt over de staat van uw auto.
Geluiden (Electric)
Aan de buitenzijde
Omdat de auto zo stil is, moet de bestuurder extra goed opletten.Blijf bij het manoeuvreren met de auto de omgeving in de gaten houden.Bij snelheden tot 30 km/h waarschuwt de voetgangerclaxon andere weggebruikers voor de aanwezigheid van de auto.
NOTIC E
Koelen van de tractiebatterijDe koelventilator wordt tijdens het laden ingeschakeld om de ingebouwde lader en de tractiebatterij te koelen.
Aan de binnenzijde
Tijdens het gebruik hoort u mogelijk bepaalde volstrekt normale geluiden die specifiek zijn voor elektrische auto's, zoals:– Het relais van de tractiebatterij tijdens het starten.– De vacuümpomp tijdens het remmen.– De autobanden of aerodynamica tijdens het rijden.– Stoot- en klopgeluiden tijdens het wegrijden op een helling.
Bij het trekken van een
aanhangwagen
WARNI NG
Het rijden met een aanhangwagen heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.
NOTIC E
Houd u aan de maximale aanhangwagengewichten.Op hoogte: trek voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale aanhangwagengewicht af; door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
WARNI NG
Nieuwe auto: koppel geen aanhangwagen achter de auto voordat deze een kilometerstand van ten minste 1000 km heeft.
NOTIC E
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam bij stilstaande auto de motor 1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Page 140 of 352

140
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhangwagen en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhangwagen en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.
NOTIC E
Als een originele TOYOTA-trekhaak wordt gebruikt, worden de parkeersensoren achter automatisch uitgeschakeld zodat u geen hinder hebt van het geluidssignaal.
Tijdens het rijden
Koeling
Het trekken van een aanhangwagen op een helling zorgt ervoor dat de koelvloeistoftemperatuur stijgt. Het maximale aanhangwagengewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het koelvermogen van de ventilator neemt niet toe met het motortoerental.► Verlaag de rijsnelheid en het motortoerental om het opwarmen te verminderen.► Houd altijd de koelvloeistoftemperatuur in de gaten.Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor uit.
Remmen
Maak gebruik van afremmen op de motor om oververhitting van de remmen te voorkomen. Met een aangekoppelde aanhangwagen heeft de auto een langere remweg.
Zijwind
Houd er rekening mee dat de auto tijdens het trekken van een aanhangwagen gevoeliger is voor wind.
Inbraakbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip met een specifieke code aangebracht. Om te kunnen starten moet bij het aanzetten van het contact deze code worden herkend door de startblokkering.Enkele seconden na het uitzetten van het contact vergrendelt dit systeem het motormanagementsysteem om te voorkomen dat de motor na een eventuele inbraak in de auto kan worden gestart.Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit lampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.De auto kan niet worden gestart; neem zo spoedig mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 141 of 352

141
Rijden
6
Starten/uitzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn geactiveerd.
► Zet bij een handgeschakelde transmissie de selectiehendel in de neutraalstand en houd het koppelingspedaal ingetrapt tot de motor is aangeslagen.► Zet bij een automatische transmissie de selectiehendel in stand P en trap vervolgens het rempedaal in.
Met de mechanische sleutel / Met de
sleutel met afstandsbediening
1.Stand Stop.
2.Stand Contact AAN.
3.Stand Start.
► Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de startcode.► Ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het stuurwiel en aan de contactsleutel te draaien.
NOTIC E
In bepaalde gevallen moet u flink aan het stuurwiel draaien om de wielen te bewegen (bijvoorbeeld als de wielen tegen het trottoir
staan).
► Draai de sleutel in stand 2 (contact AAN) om de motor te laten voorgloeien.► Activeer, zodra dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel is gedoofd, de startmotor door de sleutel in de stand 3 te houden tot de motor is aangeslagen; geef daarbij geen gas. Laat zodra de motor is aangeslagen de sleutel los om hem te laten terugkeren in stand 2.
NOTIC E
Het waarschuwingslampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is.Bij sommige weersomstandigheden wordt aanbevolen de volgende voorschriften te volgen:– Laat de motor bij gematigde temperaturen niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te laten draaien.
Afhankelijk van de uitvoering: als de airconditioning is ingeschakeld en de buitentemperatuur hoger is dan 35°C, kan het stationair toerental oplopen tot 1.300 omw/min, afhankelijk van de behoefte aan koeling.– Wacht onder winterse omstandigheden na het aanzetten van het contact met starten tot het lampje voorgloeien uit is.– Laat onder extreem koude omstandigheden (temperatuur lager dan -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit garandeert een optimale werking en levensduur van de mechanische componenten (motor en transmissie) van de auto.Laat de motor nooit draaien in een onvoldoende geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten gevaarlijke uitlaatgassen zoals koolmonoxide uit. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
NOTIC E
Bij een benzinemotor kan na een koude start het voorverwarmen van de katalysator 2 minuten lang duidelijk voelbare motortrillingen veroorzaken wanneer de motor stationair draait (bij verhoogd stationair toerental).
Page 142 of 352

142
WARNI NG
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit.Wacht een paar seconden voordat u de motor opnieuw start. Als de motor na enkele startpogingen nog steeds niet start, probeer dan niet langer de motor te starten: de startmotor of de motor zou beschadigd kunnen raken.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Met de Smart entry-systeem met
startknop-afstandsbediening
► Zorg dat de afstandsbediening zich in het detectiegebied in de auto bevindt.► Druk op de toets “START/STOP”.
Bij een handgeschakelde transmissie wordt de stuurkolom ontgrendeld en wordt de motor vrijwel
direct gestart.Bij de automatische transmissie EAT8 wordt de motor vrijwel direct gestart.
NOTIC E
Het waarschuwingslampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is. Bij sommige weersomstandigheden wordt aanbevolen de volgende voorschriften te volgen:– Laat de motor bij gematigde temperaturen niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de motor veel toeren te laten draaien. Afhankelijk van de uitvoering: als de airconditioning is ingeschakeld en de buitentemperatuur hoger is dan 35°C, kan het stationair toerental oplopen tot 1300 omw/min, afhankelijk van de airconditioningbehoeften.– Onder winterse omstandigheden kan nadat het contact AAN is gezet het controlelampje voorgloeien langer blijven branden. Wacht met het starten van de motor tot het controlelampje uit is.– Laat onder extreem koude omstandigheden (temperatuur lager dan -23°C) de motor gedurende 4 minuten
stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit garandeert een optimale werking en levensduur van de mechanische componenten (motor en transmissie) van de auto.Laat de motor nooit draaien in een onvoldoende geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten gevaarlijke uitlaatgassen zoals koolmonoxide uit. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
NOTIC E
Bij een benzinemotor kan na een koude start het voorverwarmen van de katalysator 2 minuten lang duidelijk voelbare motortrillingen veroorzaken wanneer de motor stationair draait (bij verhoogd stationair toerental).
WARNI NG
Bij een dieselmotor kan bij een buitentemperatuur beneden het vriespunt de motor pas worden gestart als het controlelampje voorgloeien uit is.Als dit lampje gaat branden nadat u op de knop “START/STOP” hebt gedrukt, moet u zonder nogmaals op de knop “START/STOP” te drukken het rem- of koppelingspedaal ingetrapt houden tot het lampje dooft en de motor wordt gestart en draait.
Page 143 of 352

143
Rijden
6
NOTIC E
De afstandsbediening van het “Smart entry-systeem met startknop”-systeem moet zich in het detectiegebied bevinden.Laat de afstandsbediening zolang de motor draait altijd in de auto.Als de afstandsbediening zich niet meer in het detectiegebied bevindt, wordt een melding weergegeven.Zorg dat de afstandsbediening zich in het detectiegebied bevindt zodat u de motor kunt starten.
NOTIC E
Als niet aan alle voorwaarden wordt voldaan om de motor te kunnen starten, wordt een melding weergegeven op het instrumentenpaneel. In sommige omstandigheden moet u aan het stuurwiel draaien terwijl u de knop “START/STOP” ingedrukt houdt om de stuurkolom te ontgrendelen. Er wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.► Bij een handgeschakelde transmissie is het raadzaam de selectiehendel in de neutraalstand te zetten.
► Bij een automatische transmissie is het raadzaam stand P te selecteren.
Met de mechanische sleutel/met de
sleutel met afstandsbediening
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop) en verwijder hem uit het contact.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
NOTIC E
Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor uit te zetten. Dit vergemakkelijkt het ontgrendelen van het stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is geactiveerd, met name als de auto op een helling staat.
WARNI NG
Zet nooit het contact uit voordat de auto volledig tot stilstand is gekomen. Als de motor uit wordt gezet, worden ook de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan de controle over de auto kunnen verliezen.
NOTIC E
Verlaat om veiligheidsredenen de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de afstandsbediening mee te nemen.
NOTIC E
Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel of de afstandsbediening: dit kan namelijk storingen aan het contactslot veroorzaken.
Sleutel zit nog in het contact
NOTIC E
Bij het openen van het bestuurdersportier wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven, vergezeld van een geluidssignaal, om u eraan te herinneren dat de sleutel nog in het contact zit en in stand 1 (Stop) staat.Als de sleutel in stand 2 (contact AAN) is blijven staan, wordt het contact na een uur automatisch UIT gezet.Draai de sleutel in stand 1 (Stop) en vervolgens weer in stand 2 (contact AAN) om het contact weer AAN te zetten.
Met Smart entry-systeem met startknop
► Druk op de knop “START/STOP” terwijl de afstandsbediening zich in het detectiegebied bevindt.Bij een handgeschakelde transmissie wordt de motor uitgezet en het stuurslot vergrendeld.Bij een auto met de automatische transmissie EAT8 wordt de motor uitgezet.
Page 144 of 352

144
NOTIC E
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet uitgezet.
WARNI NG
Voorkomen dat de pedalen blijven hangen:– gebruik alleen matten die geschikt zijn voor de bevestigingen die al aanwezig zijn in de auto. Deze bevestigingen moeten worden gebruikt;– Leg nooit twee matten op elkaar.Het gebruik van matten die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd, kan de bediening van de pedalen hinderen en de werking van de cruise control/snelheidsbegrenzer belemmeren.De door TOYOTA goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
Starten/uitzetten van de
elektromotor
Starten
De keuzeschakelaar moet in stand P zijn gezet.► Houd bij gebruik van de mechanische sleutel of sleutel met afstandsbediening het rempedaal ingetrapt en houd de sleutel in stand 3 gedraaid tot de motor aanslaat, zonder het gaspedaal in te trappen. Laat zodra de motor is aangeslagen de sleutel los om hem te laten terugkeren in stand 2.► Houd bij gebruik van het Smart entry-systeem met startknop-systeem het rempedaal ingetrapt en druk kort op de knop “START/STOP”.► Houd het rempedaal ingetrapt tot het controlelampje READY gaat branden in combinatie met een geluidssignaal om aan te geven dat de auto klaar is om te rijden.► Houd het rempedaal ingetrapt en selecteer stand D of R.► Laat het rempedaal los en geef gas.Bij het starten gaan de lampjes van het
instrumentenpaneel even branden en beweegt de indicator van de vermogensmeter naar de “neutrale” stand. De stuurkolom wordt automatisch ontgrendeld (hierbij kunt u een geluid horen en voelen dat het stuurwiel beweegt).
Uitschakelen
► Draai bij gebruik van de mechanische sleutel of sleutel met afstandsbediening de sleutel volledig naar stand 1 (Stop).► Druk bij gebruik van het Smart entry-systeem met startknop-systeem op de knop “START/STOP”.Controleer voordat u uitstapt of:– De keuzeschakelaar in stand P staat.– Het controlelampje READY uit is.
NOTIC E
De keuzeschakelaar wordt automatisch in stand P gezet als de motor wordt uitgezet of als het bestuurdersportier wordt geopend.
NOTIC E
Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl niet aan de vereiste voorwaarden voor het afzetten wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven.