75
1 1-3. Noodoproep
Veiligheid en beveiliging
2.3. Soorten gegevens en hun ontvangers
2.3.1.
Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde
eCall-systeem kan alleen de volgende gegevens ver-
zamelen en verwerken: voertuigidentificatienummer,
type voertuig (personenauto of lichte bestelwagen),
type brandstof/aandrijving van het voertuig (ben-
zine/diesel/aardgas/LPG/elektriciteit/waterstof), laatste
drie locaties en rijrichting van het voertuig, logbestand
van de automatische activering van het systeem inclu-
sief tijdstip van activering
O
2.3.2.
De ontvangers van de door het in het voertuig geïnte-
greerde op 112 gebaseerde eCall-systeem verwerkte
gegevens zijn de relevante openbare alarmcentrales
die zijn aangewezen door de publieke autoriteiten van
het land waarin deze centrales zijn gevestigd om als
eerste eCall-oproepen naar het Europese alarmnum-
mer 112 te ontvangen en te verwerken.
O
Gebruikersinformatie uitvoering regelgeving, bijlage 1, DEEL 3Conformiteit
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 75 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
81
1 1-4. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
*: Indien aanwezig
■Zaken die gecontroleerd moeten
worden alvorens de auto te ver-
grendelen
Controleer onderstaande zaken om
ongewild activeren van het alarm en
diefstal te voorkomen:
Er is niemand in de auto.
De ruiten zijn gesloten voordat het
alarm wordt ingeschakeld.
Er zijn geen waardevolle spullen of
persoonlijke zaken in de auto achter-
gebleven.
■Inschakelen
Sluit de portieren en de bagageruimte
en vergrendel beide portieren met de
instapfunctie of de afstandsbediening.
Na 30 seconden wordt het systeem
automatisch ingeschakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra het con-
trolelampje niet meer constant brandt maar
knippert.
■Uitschakelen of uitzetten
Voer een van de onderstaande hande-
lingen uit om het alarm te deactiveren
of uit te schakelen:
Ontgrendel de portieren of open de
achterklep met de instapfunctie of de
afstandsbediening.
Zet het contact in stand ACC of AAN
of start de motor.
1Controleer of beide portieren en de
achterklep gesloten zijn.
2Zet het contact AAN.
3Open het bestuurdersportier terwijl
u van de schakelaar voor de
centrale vergrendeling ingedrukt
houdt en blijf gedurende onge-
veer 10 seconden nadat het
bestuurdersportier is geopend inge-
drukt houden.
Alarm*
Met licht en geluid worden alarm-
signalen gegeven wanneer er een
inbraakpoging wordt gedetec-
teerd.
Het alarm gaat af wanneer een ver-
grendeld portier of de achterklep
wordt ontgrendeld of geopend
zonder gebruik te maken van de
instapfunctie of de afstandsbedie-
ning terwijl het alarm is ingescha-
keld.
Inschakelen/uitschakelen/
uitzetten van het alarmsysteem
Inschakelen/uitschakelen van
het alarmsysteem
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 81 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
821-4. Antidiefstalsysteem
Het alarmsysteem wijzigt als volgt tussen
ingeschakeld en uitgeschakeld.
■Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrij
alarmsysteem.
■Openen en sluiten van de achterklep
●Als de handelingen voor het instellen van
het alarm worden uitgevoerd terwijl de ach-
terklep is geopend, wordt het alarm niet
ingeschakeld. Na het sluiten van de ach-
terklep wordt het alarm ingeschakeld nadat
er ten minste 30 seconden zijn verstreken.
●Wanneer de achterklep wordt ontgrendeld
met behulp van de instapfunctie of de
afstandsbediening terwijl het alarm is inge-
schakeld, gaat het alarm over in de
stand-bystand. Na het sluiten van de ach-
terklep wordt het alarm opnieuw ingescha-
keld nadat er ten minste 30 seconden zijn
verstreken.
■Activeren van het alarm
Het alarm kan in de volgende situaties geac-
tiveerd worden:
(Door het stopzetten van het alarm wordt het
systeem gedeactiveerd.)
●De portieren worden ontgrendeld met de
sleutel of de mechanische sleutel.
●Een persoon in de auto opent een portier
of de achterklep of ontgrendelt de auto met
de vergrendelknop aan de binnenzijde.
●De accu wordt opgeladen of vervangen
terwijl de auto is vergrendeld. (→Blz. 361)
AlarmstatusClaxonMulti-informa-
tiedisplay
Uitgescha-
keldKlinkt
tweemaalAL OFF
(alarm uit)
IngeschakeldKlinkt
eenmaalAL ON (alarm
aan)
OPMERKING
■Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na
veranderen of verwijderen kan de juiste
werking van het systeem niet worden
gegarandeerd.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 82 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
982-1. Instrumentenpaneel
Hiermee kan de werkingsstatus van de
Adaptive Cruise Control worden weer-
gegeven (→Blz. 185, 201)
De instellingen van de volgende syste-
men kunnen worden gewijzigd.
LDW (Lane Departure Warning)
(indien aanwezig)
PCB (Pre-Crash Brake-systeem)
(indien aanwezig)
BSD/RCTA (indien aanwezig)
RAB (Reverse Automatic Bra-
king-systeem) (indien aanwezig)
Sonaralarm (indien aanwezig)
SRH (Steering Responsive Head-
light) (indien aanwezig)
■Instellingen voor de weergave van
het instrumentenpaneel die u kunt
wijzigen
Eenheden (indien aanwezig)
Hiermee kunnen de weergegeven meeteen-
heden worden gewijzigd.
Beginscherm
Hiermee kan worden ingesteld of het begin-
scherm al dan niet wordt weergegeven als
het contact AAN wordt gezet.
GSI (indien aanwezig)
Hiermee kunnen de schakelstandindicator
en de opschakeladviesindicator worden
ingeschakeld/uitgeschakeld.
REV. (toerentalindicator)
• Hiermee kunt u de toerentalindicator in- of
uitschakelen.
• Hiermee kan worden in- en uitgeschakeld
dat er een zomer gaat klinken als de toe-
rentalindicator gaat branden.
• Hiermee kan het motortoerental waarbij
de toerentalindicator (oranje) verschijnt
worden ingesteld.
■Voertuigfuncties en instellingen
die u kunt wijzigen
→Blz. 377
■Onderbreking van de weergave van de
instellingen
●Bepaalde instellingen kunnen niet gewij-
zigd worden tijdens het rijden. Breng de
auto op een veilige plaats tot stilstand
voordat u instellingen wijzigt.
●Als er een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, kan het instelscherm tijdelijk
niet worden bediend.
Weergave informatie
ondersteunend systeem
(indien aanwezig)
Weergave instelling
ondersteunend systeem
Weergave instellingen
WAARSCHUWING
■Waarschuwing bij het instellen van
het display
Aangezien de motor tijdens het instellen
van het display moet draaien, dient de
auto te worden geparkeerd op een plaats
met voldoende ventilatie. In een afgeslo-
ten ruimte, zoals een garage, kunnen uit-
laatgassen die het schadelijke koolmo-
noxide (CO) bevatten, zich ophopen en in
de auto terechtkomen. Dit kan leiden tot
de dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
OPMERKING
■Tijdens het instellen van het display
Zorg ervoor dat de motor draait tijdens het
instellen van het display om te voorkomen
dat de accu leeg raakt.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 98 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
1043-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
■Functie openen/sluiten van zijruiten
gekoppeld aan portieren
Om het openen en sluiten van de portieren te
vergemakkelijken is het volledig sluiten van
de ruiten gekoppeld aan de portieren.
Daarom wordt, als een portier wordt
geopend, ook de ruit van het portier iets
geopend. Als een portier wordt gesloten,
wordt de ruit van het portier volledig gesloten.
Als de accu echter ontladen is of is losgeno-
men, werkt deze functie niet. (→Blz. 362)
■Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te
geven dat de portieren zijn vergrendeld/ont-
grendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgren-
deld: tweemaal)
■Beveiligingsfunctie (auto's zonder
supervergrendeling)
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden na
het ontgrendelen van de auto met de instap-
functie of de afstandsbediening een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie
ervoor dat de auto weer automatisch wordt
vergrendeld.
■Wanneer het portier niet kan worden
vergrendeld met de vergrendelsensor
op het oppervlak van de portiergreep
Wanneer de portieren niet kunnen worden
vergrendeld als u de vergrendelsensor op het
oppervlak van de portiergreep met uw vinger
aanraakt, raak dan de vergrendelsensor aan
met uw handpalm.
Als u handschoenen draagt, doe deze dan
uit.
■Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren te ver-
grendelen met de instapfunctie of de
afstandsbediening wanneer een portier niet
geheel gesloten is, klinkt er gedurende 5
seconden een zoemer. Sluit het portier volle-
dig om de zoemer uit te schakelen en ver-
grendel de portieren opnieuw.
■Alarm (indien aanwezig)
Wanneer de portieren worden vergrendeld,
wordt het alarmsysteem ingeschakeld.
(→Blz. 81)
■Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met startknop
en de afstandsbediening beïnvloeden
→Blz. 111
■Wanneer het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening niet
goed werkt
Gebruik de mechanische sleutel en/of de ver-
grendelknoppen aan de binnenzijde om de
portieren te vergrendelen en ontgrendelen.
(→Blz. 357)
Vervang de sleutelbatterij door een nieuw
exemplaar als deze ontladen raakt.
(→Blz. 316)
■Als de accu ontladen is
De portieren kunnen niet worden vergrendeld
en ontgrendeld met het Smart entry-systeem
met startknop of de afstandsbediening. Ver-
grendel of ontgrendel de portieren met de
mechanische sleutel. (→Blz. 357)
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
WAARSCHUWING
■Voorkomen van ongevallen
Controleer of beide portieren volledig
gesloten zijn tijdens het rijden.
Het niet in acht nemen van deze voor-
schriften kan ertoe leiden dat er per onge-
luk een portier wordt geopend en dat er
iemand uit de auto valt, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
■Als een portier wordt geopend of
gesloten
Controleer de omgeving van de auto; let er
bijvoorbeeld op of de auto op een helling
staat, of er voldoende ruimte is om het
portier te openen en of het hard waait.
Houd bij het openen of sluiten van het por-
tier de portiergreep goed vast, zodat u
bent voorbereid op eventuele onverwachte
bewegingen.
■Functie openen/sluiten van zijruiten
gekoppeld aan portieren
Houd de bovenrand van de zijruit niet vast
wanneer u het portier sluit. Anders kunnen
uw vingers of kan uw hand bekneld raken
tussen de ruit.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 104 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
1103-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
■Bereik (gebieden waarin de elektroni-
sche sleutel wordt gesignaleerd)
Bij het vergrendelen of ontgrendelen van
de portieren
Het systeem werkt als de elektronische sleu-
tel zich binnen ongeveer 0,4 ⎯ 0,8 m van
een buitenportiergreep bevindt. (Alleen de
portieren die de sleutel signaleren, kunnen
worden geopend of gesloten.)
Bij het openen van de achterklep
Het systeem kan worden bediend als de
elektronische sleutel zich binnen 0,4 ⎯ 0,8 m
van de knop voor het ontgrendelen van de
achterklep bevindt.
Bij het starten van de motor of het in een
andere stand zetten van het contact
Het systeem werkt als de elektronische sleu-
tel zich in de auto bevindt.
■Alarmfuncties en waarschuwingsmel-
dingen
Er gaat een alarm af en op het multi-informa-
tiedisplay worden waarschuwingsmeldingen
weergegeven om een ongeval of diefstal van
de auto als gevolg van onjuist gebruik te
voorkomen. Wanneer er een waarschuwings-
melding wordt weergegeven, neem dan de
juiste maatregelen op basis van de weerge-
geven melding. (→Blz. 344)
In onderstaande tabel worden de omstandig-
heden en de correctieprocedures beschreven
in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
●Wanneer het buiten de auto hoorbare
alarm gedurende 5 seconden één keer
klinkt
●Wanneer het buiten de auto hoorbare
alarm één keer gedurende 2 seconden
klinkt
●Als het alarm in de auto continu klinkt
■Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geacti-
veerd om te voorkomen dat de batterij van de
elektronische sleutel en de accu leeg raken
wanneer de auto gedurende langere tijd niet
wordt gebruikt.
●In de volgende situaties kan het enige tijd
duren voordat de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop ontgrendeld
kunnen worden.
• De elektronische sleutel bevindt zich gedu-
rende 10 minuten of langer binnen een
afstand van 2 m van de auto.
• Het Smart entry-systeem met startknop is
gedurende 5 dagen of langer niet gebruikt.
A
C
SituatieCorrectie-
procedure
Er is geprobeerd de auto
te vergrendelen terwijl er
nog een portier geopend
was.Sluit beide por-
tieren en ver-
grendel ze
opnieuw.
SituatieCorrectie-
procedure
De achterklep werd geslo-
ten terwijl de elektroni-
sche sleutel zich nog in de
bagageruimte bevond en
beide portieren waren ver-
grendeld.Neem de elek-
tronische sleu-
tel uit de baga-
geruimte en
sluit de achter-
klep.
SituatieCorrectie-
procedure
Het contact werd in stand
ACC gezet terwijl het
bestuurdersportier
geopend was (of het
bestuurdersportier werd
geopend terwijl het contact
in stand ACC stond).
Zet het contact
UIT en sluit het
bestuurderspor-
tier.
Het contact stond UIT ter-
wijl het bestuurdersportier
geopend was.Sluit het
bestuurderspor-
tier.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 110 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
1123-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
●Zolang de elektronische sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, kunnen de
portieren door een willekeurige persoon
worden vergrendeld en ontgrendeld. De
auto kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische sleu-
tel signaleren.
●Zelfs als de elektronische sleutel zich bui-
ten de auto bevindt, kan de motor mogelijk
gestart worden als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
●Als de sleutel zich binnen het ontvangstge-
bied bevindt en er een grote hoeveelheid
water op de portiergreep terechtkomt (bij-
voorbeeld tijdens een zware regenbui of
het wassen van de auto), kunnen de por-
tieren worden ontgrendeld of vergrendeld.
(Als de portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer 30
seconden automatisch weer vergrendeld.)
●Als de afstandsbediening wordt gebruikt
om de portieren te vergrendelen terwijl de
elektronische sleutel zich in de nabijheid
van de auto bevindt, bestaat de mogelijk-
heid dat de portieren niet ontgrendeld wor-
den door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te ont-
grendelen.)
●Wanneer u de vergrendel- of ontgrendel-
sensor aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, worden de portieren mogelijk niet
vergrendeld of ontgrendeld.
●Auto's zonder supervergrendeling: Wan-
neer de vergrendelactie is uitgevoerd met
de vergrendelsensor, worden maximaal
driemaal achter elkaar identificatiesignalen
getoond. Vervolgens worden geen identifi-
catiesignalen gegeven.
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier her-
haaldelijk worden vergrendeld en ontgren-
deld. Volg in dit geval de correctieproce-
dure hieronder bij het wassen van de auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een
afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de
elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. (→Blz. 111)
●Als de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er
mogelijk een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel beide
portieren om het alarm uit te schakelen.
●De vergrendelsensor werkt mogelijk niet
goed wanneer deze in contact komt met
ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de ver-
grendelsensor schoon en probeer deze
nogmaals te bedienen.
●Het plotseling bedienen van de handgreep
of het bedienen van de handgreep direct
nadat u het effectieve bereik bent binnen-
gestapt, kan ontgrendeling van de portie-
ren belemmeren. Raak de ontgrendelsen-
sor van het portier aan en controleer of de
portieren worden ontgrendeld voordat u
opnieuw aan de portiergreep trekt.
●Het ontgrendelen van de auto duurt moge-
lijk langer als zich een andere elektroni-
sche sleutel in het effectieve bereik
bevindt.
■Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
●Bewaar, om diefstal van de auto te voorko-
men, de elektronische sleutel niet binnen
een afstand van 2 m van de auto.
●Het Smart entry-systeem met startknop
kan vooraf worden uitgeschakeld.
(→Blz. 113)
●Het inschakelen van de energiebespaar-
modus van de elektronische sleutel helpt
te voorkomen dat de sleutelbatterij leeg-
raakt. (→Blz. 111)
■Voor een juiste bediening van het sys-
teem
●Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel
bij u hebt als u het systeem bedient. Houd
de elektronische sleutel niet te dicht bij de
auto als u het systeem van buitenaf
bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet cor-
rect door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem wellicht niet juist functio-
neert. (Het alarm kan per ongeluk afgaan of
de functie die voorkomt dat de portieren per
ongeluk worden vergrendeld, werkt wellicht
niet.)
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 112 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
1424-2. Rijprocedures
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal (automatische transmissie)
of het koppelingspedaal (handgescha-
kelde transmissie) in te trappen. (De
stand verandert iedere keer dat op de
knop wordt gedrukt.)
1UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen worden
gebruikt.
2ACC
Sommige elektrische componenten zoals
het audiosysteem kunnen worden gebruikt.
Op het instrumentenpaneel wordt ACCES-
SORY weergegeven.
3AAN
Alle elektrische componenten kunnen wor-
den gebruikt.
Op het instrumentenpaneel wordt IGNITION
ON (contact AAN) weergegeven.
*: Auto's met automatische transmissie: Als
de selectiehendel niet in stand P staat en
de motor wordt uitgezet, wordt het contact
niet UIT maar in stand ACC gezet.
■Auto power off-functie
Automatische transmissie: Als het contact
gedurende meer dan 20 minuten in stand
ACC staat of gedurende meer dan een uur
AAN staat (zonder dat de motor draait) met
de selectiehendel in stand P, schakelt het
systeem het contact automatisch UIT. Deze
functie kan echter niet geheel uitsluiten dat
de accu ontladen kan raken. Laat het contact
niet gedurende langere tijd in stand ACC of
AAN staan zonder dat de motor draait.
Handgeschakelde transmissie: Als het con-
tact gedurende meer dan 20 minuten in stand
ACC staat of gedurende meer dan een uur
AAN staat (zonder dat de motor draait), scha-
kelt het systeem het contact automatisch UIT.
Deze functie kan echter niet geheel uitsluiten
dat de accu ontladen kan raken. Laat het
contact niet gedurende langere tijd in stand
ACC of AAN staan zonder dat de motor
draait.
Wijzigen van de stand van het
contact
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de
accu
●Laat het contact niet gedurende langere
tijd in stand ACC of AAN staan wanneer
de motor niet draait.
●Als ACCESSORY (stand ACC) of IGNI-
TION ON (contact AAN) op het instru-
mentenpaneel wordt weergegeven ter-
wijl de motor niet draait, is het contact
niet UIT. Verlaat de auto nadat u het
contact UIT hebt gezet.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 142 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM