Page 201 of 324

199
Praktische informatie
7kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in het deel Technische
gegevens van dit boekje wordt vermeld.
De maximale kogeldruk geldt ook voor de
montage op de trekhaak van accessoires
zoals een fietsendrager of een bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende regelgeving.
ElektromotorEen elektrische auto kan met een trekhaak
worden uitgerust.
U kunt dus een aanhanger of caravan met een
dergelijke auto trekken.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats voor meer
informatie en voor het aanschaffen van een
geschikte trekhaak.
Dakdragers / imperiaal
Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt, is het raadzaam om uitsluitend
voor uw auto goedgekeurde dakdragers en
imperiaals te gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoorwaarden die staan vermeld in de
handleiding die bij de dakdragers en imperiaals
wordt meegeleverd.
Voorschriften Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij
het dak.
Zet de lading goed vast.
Rijd voorzichtig: de auto reageert sneller op
zijwind en de stabiliteit van de auto kan door de
belading worden beïnvloed.
Controleer regelmatig of de dakdragers goed
zijn geplaatst en bevestigd, in ieder geval voor
elke rit.
Verwijder de dakdragers zodra deze niet meer
nodig zijn.
Deze waarde kan veranderen; controleer de maximaal toegestane belasting in de
handleiding van de dakdragers.
Pas de rijsnelheid bij een belading hoger dan 40
cm aan de rijomstandigheden aan om schade
aan de dakdragers en de bevestigingsspunten op
het dak te voorkomen.
Raadpleeg de landelijke wetgeving met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die
langer zijn dan de auto.
Dakdragers
Er kunnen maximaal 3 dakdragers (of 2 dragers
voor de uitvoering met panoramadak) worden
gemonteerd - gebruik de met groen gemarkeerde
punten.
Met panoramadak
Max. toegestane belasting: – op 2 dakdragers: 100 kg.
–
verdeeld over 3 dakdragers: 150
kg.
Gebruik de specifieke bevestigingspunten bij het
monteren van de dakdragers:
Page 202 of 324

200
Praktische informatie
► Open de afdekkapjes van de bevestigingspunten
van elke dakdrager.
►
Breng de bevestigingspunten aan en vergrendel
ze één voor één op het dak.
►
Controleer of de dakdragers goed zijn bevestigd
(door eraan te schudden).
►
Sluit de afdekkapjes op elke dakdrager
.
De dakdragers zijn verwisselbaar en kunnen voor
elk paar bevestigingspunten worden afgesteld.
Imperiaals
Max. toegestane belasting: – Compact: 140 kg,
–
Standard en Long: 170 kg.
Monteer een imperiaal op de daarvoor bestemde
bevestigingspunten:
►
Plaats het imperiaal uitgelijnd met de
bevestigingspunten op het dak en vergrendel ze één
voor één op het dak.
►
Controleer of het imperiaal goed is bevestigd
(door eraan te schudden).
Motorkap
Stop & Start Voordat u werkzaamheden onder de
motorkap uitvoert, moet u het contact afzetten
om te voorkomen dat de motor automatisch weer
wordt gestart.
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding die
in de bladen van de koelventilator of in bepaalde
bewegende componenten kunnen komen - kans
op verstikking en ernstig letsel!
Elektromotor Wees voorzichtig met voorwerpen of
kleding die in de bladen van de koelventilator of
in bepaalde bewegende componenten kunnen
komen - kans op verstikking en ernstig letsel!
Voordat er werkzaamheden onder de motorkap
worden uitgevoerd, moet u het contact afzetten,
controleren of het controlelampje READY op
het instrumentenpaneel uit is en de laadstekker
loskoppelen uit de laadaansluiting als deze is
aangesloten.
Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang het
voorportier links is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden). Gebruik
de beschermde zone.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Koelen van de motor als deze wordt afgezet
De koelventilator van de motor kan starten
nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de propeller van de ventilator kunnen
komen!
Openen
► Open de deur .
► Trek hendel 1 aan de onderzijde van de
portieropening naar u toe.
►
Beweeg veiligheidshaak
2 omhoog en til de
motorkap op.
►
Neem motorkapsteun
3 uit de houder en plaats
de steun in de uitsparing om de motorkap geopend
te houden.
Page 203 of 324

201
Praktische informatie
7Sluiten
► Houd de motorkap vast en trek de steun uit de
houder.
►
Bevestig de motorkapsteun in de houder
.
►
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
►
T
rek aan de motorkap om te controleren of deze
goed vergrendeld is.
In verband met de aanwezigheid van elektrische componenten onder de
motorkap, wordt geadviseerd om blootstelling
aan water (regen, wassen,enz.) te beperken.
Onder de motorkap
De afgebeelde motor dient slechts als voorbeeld.
De plaats van de volgende componenten kan
verschillen:
–
Luchtfilter
.
–
Oliepeilstok.
–
Olievuldop.
–
Handopvoerpomp.
* Afhankelijk van de motor.
Dieselmotor
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof
2. Reservoir motorkoelvloeistof
3. Reservoir remvloeistof
4. Accu
5. Afzonderlijk massapunt (-)
6. Zekeringkast
7. Luchtfilter
8. Olievuldop
9. Oliepeilstok
10. Handopvoerpomp*
11 . Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
Dieselbrandstofsysteem
Dit systeem staat onder zeer hoge druk.
Laat alle werkzaamheden alleen door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Elektromotor
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof
2. Reservoir motorkoelvloeistof (alleen peil)
3. Reservoir remvloeistof
4. Accu / zekeringen
5. Afzonderlijk massapunt (-)
6. Zekeringkast
7. Elektrisch circuit van 400 V
8. Stroomonderbreker voor noodgevallen voor
nooddiensten en onderhoudsmonteurs
9. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het laadsysteem (Elektrisch).
Niveaus controleren
Controleer regelmatig alle hieronder aangegeven
niveaus volgens het onderhoudsschema van
de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders
aangegeven.
Laat het betreffende circuit bij een sterk gedaald
niveau door een PEUGEOT-dealer of door een
gekwalificeerde werkplaats controleren.
Page 204 of 324

202
Praktische informatie
De vloeistoffen moeten voldoen aan de eisen die de fabrikant stelt aan vloeistoffen
voor de motor van de auto.
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor
kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en
de koelventilator kan ieder moment aanslaan
(zelfs bij afgezet contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en
schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of
op de grond.
Deponeer afgewerkte olie de daarvoor bestemde
containers bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Motorolie
Het peil moet worden gecontroleerd nadat de motor minimaal 30 minuten uitgeschakeld is
geweest en op een vlakke ondergrond staat.
Controleer het peil met de oliepeilindicator op het
instrumentenpaneel terwijl het contact is
ingeschakeld (bij auto's met elektrische meter) of
met de peilstok.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Er
wordt geadviseerd om het oliepeil elke 5000 km te
controleren en, waar nodig, olie bij te vullen.
Gebruik nooit additieven in de motorolie om te voorkomen dat de motor en
emissieregeling minder betrouwbaar werken.
Controle met de oliepeilstok
Zie de afbeelding van onder de motorkap voor de
locatie van de peilstok.
►
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde
helemaal naar buiten.
►
V
eeg het uiteinde van de peilstok af met een
schone, niet-pluizende doek.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de buis en
trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren:
het oliepeil is juist als het tussen de merktekens
A
(max) en
B (min).
Start de motor niet wanneer het peil staat:
–
boven merkteken
A; neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
– onder merkteken B; vul onmiddellijk motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Wanneer u motorolie bijvult of ververst,
controleer dan of de olie geschikt is voor de
motor en voldoet aan de aanbevelingen in het
onderhoudsschema dat bij de auto is geleverd
(of verkrijgbaar is bij uw PEUGEOT-dealer en bij
gekwalificeerde werkplaatsen).
Wanneer er niet-aanbevolen olie wordt gebruikt,
kan de garantie bij een defecte motor vervallen.
Motorolie bijvullen
Zie de betreffende afbeelding van de motorruimte
voor de locatie van de motorolievuldop.
►
Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen
op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand
veroorzaken).
►
W
acht enkele minuten en controleer vervolgens
nogmaals het oliepeil met de peilstok.
►
V
ul indien nodig bij.
►
Draai, nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd, de motorolievuldop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
De indicatie van het oliepeil dat op het instrumentenpaneel wordt weergegeven
wanneer het contact wordt aangezet, is de eerste
30 minuten na het bijvullen van olie niet geldig.
Page 205 of 324

203
Praktische informatie
7Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAX" te
bevinden. Wanneer dit niet het geval is, controleer of
de remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast
te stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden
ververst.
Reinig de dop voordat u deze verwijdert om bij te vullen. Gebruik alleen DOT4-
remvloeistof die in een ongeopende verpakking
zit.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
Het peil van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAX" te
bevinden. Controleer het peil terwijl de auto met een
koude motor op een vlakke ondergrond staat
geparkeerd door het peil op de vulhals af te lezen.
Koelvloeistof
(Diesel)
Het is normaal dat de koelvloeistof tussen twee onderhoudsbeurten moet worden
bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het peil controleert en
koelvloeistof bijvult.
Bij te weinig koelvloeistof kan er ernstige schade
aan de motor ontstaan, dus zorgt dat het peil bij de
markering "MAX" staat, maar nooit erboven.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering
" MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht daarom
na het afzetten van de motor ten minste één uur
voordat u er werkzaamheden aan uitvoert.
Wanneer u met spoed moet bijvullen, neem dan een
doek om brandwonden te voorkomen en draai de
dop twee slagen los om de druk te laten dalen.
Als de druk is gedaald, verwijder de dop en vul bij tot
het vereiste peil.
Auto met elektromotorVul geen koelvloeistof bij.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering
"MIN"
bevindt, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een kant-en-
klaar mengsel.
In de winter (bij temperaturen onder nul) moet
er een vloeistof met antivries (geschikt voor de
temperatuur) worden gebruikt om de componenten
van het systeem (pomp, tank, kanalen, verstuivers)
te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Dieselbrandstofadditief
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Wanneer het minimumpeil in het additiefreservoir van het roetfilter is
bereikt, gaat een van deze waarschuwingslampjes
permanent branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een waarschuwingsmelding.
Bijvullen
Dit additief moet snel worden bijgevuld.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue® (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de indicatoren en met name de indicatoren
voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat de
motor om wettelijke redenen niet meer kan worden
gestart.
Page 206 of 324

204
Praktische informatie
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over AdBlue® (BlueHDi) en met name de toevoer
van AdBlue.
Controles
Zie voor het controleren van deze onderdelen het
onderhoudsschema van de fabrikant voor uw motor,
tenzij anders aangegeven.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Voor een optimale werking van belangrijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert en
biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij. Controleer wel regelmatig of de
accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen
zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of
de aansluitingen schoon zijn.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen voordat u
werkzaamheden aan de 12V-accu uitvoert.
Uitvoeringen met Stop & Start zijn voorzien van een 12V-loodaccu met speciale
technologie en specificaties.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door een PEUGEOT-dealer of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (bijvoorbeeld stof en veel stadsverkeer) daartoe
aanleiding geven, moet het twee keer zo vaak
worden vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan een negatief effect op de werking van het
airconditioningssysteem hebben en nare geurtjes
veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (bijvoorbeeld stof en veel stadsverkeer) daartoe
aanleiding geven, moet het twee keer zo vaak
worden vervangen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen ook het oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
/ Als het roetfilter verstopt begint te raken, gaat dit
waarschuwingslampje tijdelijk branden, in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
Regenereer het roetfilter zodra de
verkeersomstandigheden dit toelaten door ongeveer
15 minuten met een snelheid van minimaal 60
km/h
en een motortoerental van minimaal 2.500 omw/min
te rijden (totdat het waarschuwingslampje uit gaat).
Als u geen snelheid van 60
km/h kunt bereiken,
laat de motor dan ongeveer 15 minuten
stationair draaien en rijd dan 15 minuten met een
motortoerental van meer dan 2.500 omw/min.
Zet de motor pas uit als het filter volledig is geregenereerd; bij herhaalde intervallen kan
de kwaliteit van de motorolie vroegtijdig afnemen.
We raden u niet aan om het filter te regenereren
terwijl de auto stilstaat.
Als er langere tijd met een zeer lage snelheid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan er in uitzonderlijke
gevallen waterdamp uit de uitlaat komen als u
gas geeft. Deze emissies hebben geen invloed
op het rijgedrag en het milieu.
Nieuwe auto Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een
brandlucht ruiken. Dit is volkomen normaal.
Page 207 of 324

205
Praktische informatie
7Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Selectiehendel (elektrisch)
De bediening van de transmissie (elektrische auto) is onderhoudsvrij.
Handbediende parkeerrem
Als u merkt dat de parkeerremhendel veel speling heeft of dat de parkeerrem minder
goed werkt, dan moet de parkeerrem worden
afgesteld. Dit kan ook tussen twee
onderhoudsbeurten in noodzakelijk zijn.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem is onderhoudsvrij. Laat het systeem bij problemen altijd door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats
controleren.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de elektrische parkeerrem.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Het kan gebeuren
dat u de remblokken vaker tussen twee
onderhoudsbeurten moeten laten controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent een
daling in het remvloeistofniveau dat de remblokken
zijn versleten.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse omstandigheden ijs
vormen op de remschijven en remblokken: de
remwerking kan daardoor afnemen. Rem een
paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij
te maken.
Slijtage van remschijven /
remtrommels
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de slijtage van
de remschijven / remtrommels.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden, inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker gelden
voor koude banden. Als u langer dan 10 minuten of
meer dan 10 km met een snelheid van meer dan
50 km/h hebt gereden, moet u een 0,3 bar (30 kPa)
hogere bandenspanning ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden aanhouden.
Bij een te lage bandenspanning neemt het energieverbruik toe. Wanneer de spanning
van de banden niet correct is, kunnen ze
voortijdig slijten. Bovendien kan dit een negatief
effect hebben op de wegligging: risico van een
ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het wegligging. Controleer de staat
van de banden (loopvlak en flanken) en de
velgen regelmatig, en controleer dan ook of de
ventieldoppen nog aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder het
loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de groeven
minder dan 1,6 mm. De banden moeten zo snel
mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van de
banden, de bodemvrijheid en de waarde op de
snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op de
wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESC) niet meer op het juiste
moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden die
worden opgeslagen bij het monteren van de winter-
of zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek
op, uit de buurt van direct zonlicht.
Page 208 of 324

206
Praktische informatie
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te herkennen aan dit symbool op de flanken.
Schokdempers
Het is voor bestuurders lastig om te weten wanneer de schokdempers zijn versleten.
Schokdempers hebben echter wel een grote invloed
op de wegligging en de remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan om
ze regelmatig door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Distributie- en accessoiresets
De distributie- en accessoiresets worden gebruikt vanaf het moment dat de motor
wordt gestart totdat de motor wordt afgezet. Het is
normaal dat ze in de loop der tijd slijten.
Een defecte distributie- of accessoireset kan schade
aan de motor veroorzaken, waardoor deze niet meer
kan worden gebruikt. Houd u aan de aanbevolen
vervangingsintervallen, aangegeven in kilometers of
tijd, afhankelijk van welke als eerste wordt bereikt.
AdBlue® (BlueHDi)
PEUGEOT heeft ervoor gekozen om zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor
de nabehandeling van de uitlaatgassen zonder
dat de prestaties afnemen of het brandstofverbruik
toeneemt, om het milieu zo min mogelijk te belasten
en om aan de Euro 6-norm te voldoen.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot
85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
en water (deze stoffen zijn niet schadelijk voor de
gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 20 liter.
Met deze inhoud kan het voertuig ongeveer
5.000
km rijden (hierbij spelen uw rijstijl en de
uitvoering van uw voertuig ook een grote rol).
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat het
reservoir helemaal leeg is, wordt er automatisch een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
In de resterende 2.400
km worden er nog diverse
waarschuwingen gegeven voordat het reservoir leeg
is en het voertuig niet meer kan worden gestart.
Als u verwacht tussen twee periodieke
onderhoudscontroles meer dan 5.000
km te rijden,
moet AdBlue tussentijds worden bijgevuld.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de waarschuwings- en
controlelampjes en bijbehorende
waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot het
voertuig te veel schadelijke stoffen uit, waardoor
hij niet meer aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om
zo snel mogelijk contact op te nemen met
een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats. Na 1.100 km wordt er automatisch
een voorziening geactiveerd die voorkomt dat de
motor kan starten.
In beide gevallen geeft een actieradiusindicator
aan hoever u nog kunt rijden voordat de auto
wordt stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reservoir waardoor u ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.
Bijvullen van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij te
vullen zodra de eerste waarschuwing wordt gegeven
dat het minimumniveau is bereikt.