Page 161 of 324

159
Rijden
6Bij vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Slecht zicht (slecht verlichte weg, zware
regenval, dichte mist, sneeuw) en verblinding
(koplampen van tegenliggers, laagstaande
zon, reflecties op nat wegdek, uitrijden van een
tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en
licht) kunnen ook de detectieprestaties negatief
beïnvloeden.
Wanneer de voorruit wordt vervangen, neem
dan contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats om de camera
opnieuw te laten kalibreren; de werking van de
bijbehorende rijhulpsystemen kan anders worden
verstoord.
Overige camera’sDe beelden van de camera('s) op het
touchscreen of het instrumentenpaneel kunnen
door het terrein worden vervormd.
Bij de aanwezigheid van schaduwzones, bij
zonnig weer of bij onvoldoende omgevingslicht
kan het beeld donkerder en minder contrastrijk
zijn.
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in
werkelijkheid zijn.
Sensoren De werking van de sensoren en de
bijbehorende functies kan worden verstoord door
omgevingsgeluiden van bijvoorbeeld luidruchtige
voertuigen en machines (zoals vrachtwagens of
drilboren), door de ophoping van sneeuw of dode
bladeren op de weg, of bij beschadigde bumpers
en spiegels.
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling
geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren mogelijk vuil zijn.
Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde
van de auto kan de sensorinstellingen
verstoren, wat niet altijd door het systeem wordt
vastgesteld: de afstandsmetingen kunnen
hierdoor incorrect zijn.
De sensoren detecteren geen obstakels die te
laag (trottoirbanden, drempels) of te dun (bomen,
palen, draadhekken) zijn.
Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel worden
gedetecteerd, worden mogelijk niet meer
gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het
detectiebereik van de sensoren bevinden.
Bepaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
Onderhoud Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig.
Houd het uiteinde van de hogedrukspuit tijdens
het wassen van de auto op minimaal 30
cm van
de radar, sensoren en camera's.
Matten / pedaalbekledingen Het gebruik van matten of
pedaalbekledingen die niet door PEUGEOT
zijn goedgekeurd, kan de werking van de
snelheidsbegrenzer of de snelheidsregelaar
hinderen.
Voorkom dat de pedalen blijven hangen:
–
Controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.
–
Leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
SnelheidseenhedenAls u in een ander land bent, controleer
dan of de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph of
km/h), overeenkomt met de in het land geldende
eenheid.
Zo niet, verander dan bij stilstaande auto de door
het instrumentenpaneel gebruikte eenheid van
snelheid zodat deze overeenkomt met de ter
plaatse geldende eenheid.
Neem bij twijfel contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Head-up display
Systeem dat bepaalde informatie op een getint
scherm projecteert, in het directe gezichtsveld van
de bestuurder zodat deze zijn ogen niet van de weg
hoeft af te wenden.
Page 162 of 324

160
Rijden
Bij bepaalde weersomstandigheden (regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, enz.) kan
de informatie op het head-up display tijdelijk
minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen van de
informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek (bijvoorbeeld
een brillendoekje of microvezeldoekje) om
het projectiescherm te reinigen. Gebruik nooit
een droge doek, een schuurspons, of een
schoonmaak- of oplosmiddel, om te voorkomen
dat er krassen ontstaan op het scherm of dat de
anti-reflecterende laag beschadigd raakt.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en de instellingen worden opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Snelheden opslaan
Met deze functie kunt u snelheden instellen
en opslaan en daarna gebruiken voor de
volgende twee systemen: de snelheidsbegrenzer
(beperkt de rijsnelheid van de auto) en de
snelheidsregelaar (houdt een kruissnelheid aan).
U kunt voor beide systemen 6 snelheden opslaan.
Programmeren
De ingestelde drempelwaarden kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu
van de auto met behulp van het touchscreen.
Informatie op het display
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft het de
volgende informatie weer:
A. De rijsnelheid.
B. De informatie van de
snelheidsregelaar/-begrenzer.
C. Indien de auto met deze systemen is
uitgerust: informatie van de Distance Alert,
waarschuwingen van het automatische
noodremsysteem en aanwijzingen van het
navigatiesysteem.
D. Indien de auto met dit systeem is uitgerust:
informatie van de snelheidsbegrenzer.
Zie de hoofdstukken over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie
over navigatie.
Keuzeschakelaars
1.Aan.
2. Uit (lang indrukken).
3. Lichtsterkte aanpassen.
4. Weergavehoogte aanpassen.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk bij draaiende motor op de toets 1 om het
systeem in te schakelen en het projectiescherm uit
te klappen.
► Houd de toets 2 ingedrukt om het systeem uit te
schakelen en het projectiescherm in te klappen.
De systeemstatus wordt opgeslagen bij het afzetten
van het contact en wordt hersteld als de motor
opnieuw wordt gestart.
In hoogte verstellen
► Stel het display bij draaiende motor op de
gewenste hoogte af met de knoppen 4 :
•
omhoog om het display hoger af te stellen,
•
omlaag om het display lager af te stellen.
Lichtsterkte aanpassen
► Stel bij een draaiende motor de lichtsterkte van
het informatiedisplay in met de toetsen 3 :
•
op de "zon" om de lichtsterkte te verhogen,
•
op de "maan" om de lichtsterkte te verlagen.
Leg nooit voorwerpen rondom het projectiescherm (of in de uitsparing), om te
voorkomen dat het bewegen en de goede
werking van het scherm gehinderd worden.
Page 163 of 324

161
Rijden
6Bij bepaalde weersomstandigheden (regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, enz.) kan
de informatie op het head-up display tijdelijk
minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen van de
informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek (bijvoorbeeld
een brillendoekje of microvezeldoekje) om
het projectiescherm te reinigen. Gebruik nooit
een droge doek, een schuurspons, of een
schoonmaak- of oplosmiddel, om te voorkomen
dat er krassen ontstaan op het scherm of dat de
anti-reflecterende laag beschadigd raakt.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en de instellingen worden opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Snelheden opslaan
Met deze functie kunt u snelheden instellen
en opslaan en daarna gebruiken voor de
volgende twee systemen: de snelheidsbegrenzer
(beperkt de rijsnelheid van de auto) en de
snelheidsregelaar (houdt een kruissnelheid aan).
U kunt voor beide systemen 6 snelheden opslaan.
Programmeren
De ingestelde drempelwaarden kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu
van de auto met behulp van het touchscreen.
► Selecteer de functie waarvoor u nieuwe
snelheden wilt programmeren:
– snelheidsbegrenzer
of
– snelheidsregelaar.
► Druk op de toets van de snelheid die u wilt
wijzigen.
►
V
oer de nieuwe waarde in met de
nummertoetsen en bevestig.
►
Bevestig het opslaan van de wijzigingen en sluit
het menu af.
U kunt de opgeslagen snelheden weergeven door op deze toets te
drukken.
Verkeersbordherkenning
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem geeft de ter plaatse geldende
maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel
met behulp van:
–
Door de camera gedetecteerde verkeersborden
met een snelheidslimiet.
–
Informatie over snelheidslimieten uit de
kaartgegevens van het navigatiesysteem.
De kaarten van navigatiesystemen moeten regelmatig worden vernieuwd om
nauwkeurige informatie over snelheidslimieten
van het systeem te ontvangen.
De eenheid voor de snelheidslimieten (km/h of mph) hangt af van het land waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen dat u
de snelheidslimiet overschrijdt.
Page 164 of 324

162
Rijden
De ingestelde snelheid
opslaan
Naast de Verkeersbordherkenning kan de
bestuurder de weergegeven snelheid als
snelheidsinstelling voor de snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar gebruiken met behulp van de
toets voor het opslaan van instellingen voor de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer, de
snelheidsregelaar of de adaptieve
snelheidsregelaar.
Stuurkolomschakelaars
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar
2. De ingestelde snelheid opslaan
Het systeem kan in een ander land alleen goed
werken als de eenheid van de snelheid die
voor het instrumentenpaneel wordt gebruikt
overeenkomt met die van het land waar u rijdt.
De verkeersbordherkenning is een
rijhulpsysteem; het kan zijn dat het systeem
niet altijd de juiste snelheidslimiet weergeeft.
De snelheidslimietborden langs of boven de weg
hebben altijd prioriteit boven de door het systeem
weergegeven snelheidslimieten.
Het systeem is bedoeld voor het detecteren van
borden die aan de regels van het Verdrag van
Wenen voor verkeersborden voldoen.
Inschakelen/uitschakelen
De instellingen kunnen via het configuratiemenu van de auto worden
gewijzigd.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Head-up display
1. Weergave van de snelheidslimiet
Weergave van de snelheid
Het systeem is actief, maar detecteert geen
snelheidslimiet.
Zodra er informatie over de snelheidslimiet wordt
ontvangen, geeft het systeem de waarde weer.
De bestuurder kan, als hij dat wil, zijn
snelheid aanpassen op basis van de door
het systeem geleverde gegevens.
Werkingslimieten
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen van
kracht kunnen zijn:
–
Slecht weer (regen, sneeuw).
–
Luchtvervuiling.
–
T
rekken van een aanhanger.
–
Rijden met een noodreservewiel of
sneeuwkettingen.
–
Rijden met een band die met de
bandenreparatieset is gerepareerd.
–
Beginnende bestuurders.
Het systeem geeft de snelheidslimiet mogelijk niet
weer wanneer binnen een vooraf ingestelde tijd
geen bord met snelheidslimiet wordt gedetecteerd,
en in de volgende gevallen:
–
V
erkeersborden die afgeschermd, beschadigd of
vervormd zijn, of die niet aan de norm voldoen.
–
V
erouderde of onjuiste kaartgegevens.
Page 165 of 324

163
Rijden
6De ingestelde snelheid
opslaan
Naast de Verkeersbordherkenning kan de
bestuurder de weergegeven snelheid als
snelheidsinstelling voor de snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar gebruiken met behulp van de
toets voor het opslaan van instellingen voor de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer, de
snelheidsregelaar of de adaptieve
snelheidsregelaar.
Stuurkolomschakelaars
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar
2. De ingestelde snelheid opslaan
Informatie op het instrumentenpaneel
Head-up display
3. Weergave van de snelheidslimiet.
4. Verzoek om de snelheid op te slaan.
5. Huidige ingestelde snelheid.
De ingestelde snelheid opslaan
► Schakel de snelheidsbegrenzer /
snelheidsregelaar in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer /
snelheidsregelaar wordt weergegeven.
Bij de detectie van een verkeersbord met een
andere snelheidslimiet geeft het systeem de waarde
aan en knippert "MEM" enkele seconden; u kunt
deze snelheid vervolgens als nieuwe snelheid
opslaan.
Bij een verschil van minder dan 9 km/h
tussen de ingestelde snelheid en de door de
Verkeersbordherkenning weergegeven snelheid
wordt het symbool "MEM" niet weergegeven.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
verschillende snelheden worden weergegeven.
►
Druk
één keer op toets 2 om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
Er wordt een bericht weergegeven om het verzoek
te bevestigen.
►
Druk toets
2 nogmaals in om te bevestigen en
deze snelheid als nieuwe snelheid op te slaan.
Het display keert terug naar de vorige weergave.
Page 166 of 324

164
Rijden
Inschakelen / onderbreken
► Draai rolwiel 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (pauze).
► Als de ingestelde snelheidslimiet (de recentste in
het systeem opgeslagen snelheid) geschikt is, druk
dan op toets 4-II om de snelheidsbegrenzer in te
schakelen.
► Druk nogmaals op 4-II om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken (pauze).
Instellen van de
snelheidslimiet
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de
snelheidsbegrenzer in te schakelen.
Als u de snelheidslimiet wilt aanpassen uitgaande
van de huidige snelheid van de auto:
► Voor stappen van +/- 1 km/h drukt u kort
herhaaldelijk op 2-SET- of 3-SET+.
► Voor stappen van +/- 5 km/h houdt u 2-SET- of
3-SET+ ingedrukt.
De snelheidslimiet wijzigen met behulp van de
geprogrammeerde snelheden via het touchscreen:
► Druk op de 5-MEM om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven.
► Druk op de toets op het touchscreen voor de
gewenste snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt de nieuwe ingestelde
snelheidslimiet.
Snelheidsbegrenzer
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden
ingeschakeld.
De minimale snelheid die ingesteld kan worden is
30
km/h.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over deze toets en
de adaptieve snelheidsregelaar.
Zie het betreffende hoofdstuk voor
meer informatie over het opslaan
van snelheden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de
snelheidslimietherkenning en in het bijzonder
het opslaan van de weergegeven snelheidslimiet.
Schakelaars op of rondom het
stuurwiel
1. ON (stand LIMIT) / OFF (stand0 )
2. Ingestelde snelheid verlagen
3. Ingestelde snelheid verhogen
4. Snelheidsbegrenzer onderbreken/hervatten met
de eerder opgeslagen ingestelde snelheid
5. Afhankelijk van de uitvoering:
Weergave van de opgeslagen snelheidslimieten
met de functie Opslaan van de snelheden
of
Gebruik van de snelheid die wordt voorgesteld
door de functie Verkeersbordherkenning
(MEM-display)
6. Weergeven en instellen van de opgeslagen
afstand tot de voorligger Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het opslaan van snelheden of over het
Verkeersbordherkenning.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Head-up display
7. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld / onderbroken.
8. Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
9. Ingestelde snelheid.
Page 167 of 324

165
Rijden
6Inschakelen / onderbreken
► Draai rolwiel 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (pauze).
►
Als de ingestelde snelheidslimiet (de recentste in
het systeem opgeslagen snelheid) geschikt is, druk
dan op toets 4-II om de snelheidsbegrenzer in te
schakelen.
►
Druk nogmaals op
4-II om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken (pauze).
Instellen van de
snelheidslimiet
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de
snelheidsbegrenzer in te schakelen.
Als u de snelheidslimiet wilt aanpassen uitgaande
van de huidige snelheid van de auto:
►
V
oor stappen van +/- 1 km/h drukt u kort
herhaaldelijk op
2-SET- of 3-SET+.
►
V
oor stappen van +/- 5 km/h houdt u 2-SET- of
3-SET+ ingedrukt.
De snelheidslimiet wijzigen met behulp van de
geprogrammeerde snelheden via het touchscreen:
►
Druk op de
5-MEM om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven.
►
Druk op de toets op het touchscreen voor de
gewenste snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt de nieuwe ingestelde
snelheidslimiet. U kunt de ingestelde snelheidslimiet aanpassen aan
de snelheid die wordt voorgesteld door de functie
Verkeersbordherkenning op het instrumentenpaneel:
►
Druk een keer op
5-MEM; er wordt een melding
weergegeven die het verzoek tot opslaan bevestigt.
►
Druk opnieuw op
5-MEM om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
De nieuw ingestelde waarde voor de snelheid wordt
op het instrumentenpaneel weergegeven.
De ingestelde snelheid tijdelijk
overschrijden
► Als u de ingestelde snelheid tijdelijk wilt
overschrijden, trap dan het gaspedaal helemaal in.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk uitgeschakeld
en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
Als deze een langere periode wordt overschreden,
klinkt ter waarschuwing een geluidssignaal.
Het loslaten van het gaspedaal is voldoende om
weer terug te keren onder de ingestelde snelheid.
Als de ingestelde snelheidslimiet wordt
overschreden, maar dit komt niet door de bestuurder
(bijvoorbeeld op een steile helling), dan klinkt er
onmiddellijk een geluidssignaal.
Zodra de rijsnelheid de ingestelde snelheid
weer heeft bereikt, wordt de snelheidsbegrenzer
ingeschakeld: de weergegeven ingestelde snelheid
knippert niet meer.
Uitschakelen
► Draai de knop 1 in de stand 0 : de informatie
over de snelheidsbegrenzer wordt niet meer
weergegeven.
Storing
Bij een storing worden streepjes knipperend en
vervolgens permanent weergegeven in plaats van
de ingestelde snelheid.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Snelheidsregelaar -
Specifieke adviezen
De snelheidsregelaar garandeert niet dat de wettelijke maximumsnelheid wordt
nageleefd en dat een veilige afstand tussen
voertuigen wordt aangehouden. De bestuurder
blijft verantwoordelijk voor zijn/haar rijgedrag.
Gebruik voor ieders veiligheid de
snelheidsregelaar alleen als de verkeerssituatie
het toelaat dat met een constante snelheid
gereden kan worden en dat een veilige afstand
kan worden bewaard.
Blijf alert wanneer de snelheidsregelaar is
ingeschakeld.Wanneer u een van de toetsen
voor het wijzigen van de ingestelde snelheid
Page 168 of 324

166
Rijden
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het opslaan van snelheden of over het
Verkeersbordherkenning.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Head-up display
6. Snelheidsregelaar onderbroken/hervat.
7. Snelheidsregelaar geselecteerd
8. Ingestelde snelheid.
ingedrukt houdt, kan de rijsnelheid plotseling
veranderen.
Op een steile afdaling kan de snelheidsregelaar
niet voorkomen dat de auto de ingestelde
snelheid overschrijdt. Rem indien nodig om de
rijsnelheid te verlagen.
Op een steile helling of bij het trekken van
een zware aanhanger kan het voorkomen dat
de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of
vastgehouden.
Hoger dan de ingestelde snelheid
U kunt tijdelijk harder rijden dan de
ingestelde snelheid door op het gaspedaal
te drukken (de geprogrammeerde snelheid
knippert).
Laat het gaspedaal los om terug te keren naar de
ingestelde snelheid (wanneer deze snelheid weer
wordt bereikt, stopt de weergave van de snelheid
met knipperen).
Werkingslimieten Gebruik het systeem nooit in de volgende
situaties:
–
In een stedelijk gebied met overstekende
voetgangers.
–
In druk verkeer
.
–
Op bochtige of steile wegen.
–
Op gladde of overstroomde wegen.
–
Bij slechte weersomstandigheden.
–
W
anneer het zicht voor de bestuurder slecht is.
–
Bij rijden op een racecircuit.
– Op een testbank.
– Bij het gebruik van sneeuwkettingen,
sneeuwsokken of spijkerbanden.
Snelheidsregelaar
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen en het hoofdstuk
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen voor
meer informatie.
Met behulp van dit systeem kan de bestuurder met een ingestelde constante
snelheid rijden zonder het gaspedaal te gebruiken.
De snelheidsregelaar moet handmatig worden
ingeschakeld.
De auto moet met een snelheid van ten minste
40
km/h rijden.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde versnelling
zijn ingeschakeld.
Bij een auto met een automatische transmissie moet
stand D of minimaal de tweede versnelling in stand
M zijn ingeschakeld.
Bij een keuzeschakelaar moet stand
D of B zijn
geselecteerd.
Bij een auto met de functie Stop & Start blijft de snelheidsregelaar na het schakelen
actief, ongeacht het type versnellingsbak.
Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.
Schakelaars op en rondom het
stuurwiel
1. ON (stand CRUISE) / OFF (stand0 )
2. Snelheidsregelaar inschakelen met huidige
rijsnelheid / ingestelde snelheid verlagen
3. Snelheidsregelaar inschakelen met huidige
rijsnelheid / ingestelde snelheid verhogen
4. Snelheidsregelaar onderbreken / hervatten met
eerder opgeslagen snelheid
5. Afhankelijk van de uitvoering:
Weergave van de opgeslagen snelheidslimieten
met de functie Opslaan van de snelheden
of
Gebruik van de snelheid die wordt voorgesteld
door de functie Verkeersbordherkenning
(MEM-display)