Page 97 of 324

95
Verlichting en zicht
4Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
► Geef een lichtsignaal om de werking van
de functie te onderbreken; het
verlichtingssysteem schakelt over op de stand
"automatische verlichting":
–
Als de controlelampjes "AUT
O" en "Dimlicht"
branden, schakelt het systeem over op het
grootlicht.
–
Als de controlelampjes "AUT
O" en "Grootlicht"
branden, schakelt het systeem over op het dimlicht.
►
U kunt de functie weer inschakelen door weer
handmatig tussen het dimlicht en grootlicht te
schakelen.
Bij het geven van een lichtsignaal wordt het systeem niet uitgeschakeld.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
In de volgende gevallen kan het systeem tijdelijk worden uitgeschakeld of niet goed
werken:
–
Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij sneeuw of
zware regen).
–
Als de voorruit voor de camera vuil of beslagen
is, of wordt afgedekt (bijvoorbeeld door een
sticker).
–
Als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als het
dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
–
W
eggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers.
–
V
oertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail op
de snelweg).
–
V
oertuigen die zich aan de top of de voet van
een steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Reinig de voorruit, met name het gedeelte vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook beslaan
ter hoogte van de camera. Bij vochtige en
koude weersomstandigheden moet u de voorruit
regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor kan
worden afgedekt.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Verstel de halogeenkoplampen op basis van
de belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0 Leeg (eerste instelling)
1 Gedeeltelijke belading
2 Gemiddelde belading
3 Maximaal toegestane belading
4 5 6 Niet gebruikt
01 of 2 personen voorin (eerste instelling)
1 5 personen
2 6 - 9 personen
3 Bestuurder + maximaal toegestane belading
4 5 6 Niet gebruikt
Page 98 of 324

96
Verlichting en zicht
Sfeerverlichting
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht
in de auto als de auto zich in een donkere omgeving
bevindt.
Inschakelen
Als het buiten donker is, gaat de verlichting
van de plafonnier vóór en het panoramadak
(indien aanwezig) automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
U kunt de sfeerverlichting in- en uitschakelen en de helderheid ervan
instellen via het configuratiemenu van de auto.
Ruitenwisserschakelaar
Voordat u de ruitenwissers onder winterse omstandigheden gaat gebruiken, moet u
sneeuw en ijs van de voorruit en rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen verwijderen.
Schakel de ruitenwissers niet in op een droge voorruit. Bij zeer hoge of lage
temperaturen moet u controleren of de
ruitenwissers niet aan de voorruit vastzitten
voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Wanneer u de auto in een wasstraat was, kunt u tijdelijk vreemde geluiden of
verminderde werking van de ruitenwissers
opmerken.
U hoeft de ruitenwissers niet te
vervangen.
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige
neerslag)
Intervalstand (in verhouding tot de rijsnelheid)
Uitschakelen
Eén keer wissen (duw de hendel even
omlaag).
of
Automatische ruitenwissers
Zie het betreffende hoofdstuk.
Als het contact is afgezet, kunnen de ruitenwissers iets bewegen aan de
onderkant van de voorruit.
Als het contact is afgezet terwijl de ruitenwissers ingeschakeld zijn, dan moet u
Page 99 of 324

97
Verlichting en zicht
4de ruitenwisserschakelaar opnieuw bedienen om
de ruitenwissers in te schakelen nadat het
contact is aangezet (tenzij het contact minder
dan een minuut was afgezet).
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
De ruitensproeiers treden in werking en na enige
tijd worden ook de ruitenwissers voor een bepaalde
duur ingeschakeld.
Bij een automatische airconditioning zorgt elke beweging van de
ruitensproeierbediening dat de luchtinlaat tijdelijk
wordt gesloten om te voorkomen dat er geurtjes
in het interieur komen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het reservoir van de ruitensproeiervloeistof leeg
is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op de
voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk kunnen
afnemen. Gebruik tijdens de winter producten die
geschikt zijn voor zeer lage temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Laag ruitensproeiervloeistofniveau
Als het niveau in het reservoir laag is, gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Zolang het reservoir niet gevuld wordt, gaat het
lampje branden telkens wanneer u het contact
aanzet of de ruitenwisserschakelaar bedient.
Vul het reservoir van de ruitensproeiervloeistof (of
laat het vullen) bij de volgende stop.
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werken de ruitenwissers van
de voorruit automatisch en passen ze zich aan de
intensiteit van de regenval aan.
Er wordt een regen- / lichtsensor gebruikt, die
middenboven tegen de voorruit is geplaatst, achter
de binnenspiegel.
Inschakelen
► Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding.
Afzetten
► Duw de hendel nog een keer kort omlaag of zet
de hendel in een andere stand (Int., 1 of 2 ).
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel
gaat uit en er verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet u de automatische
ruitenwissers opnieuw activeren door de hendel
één keer omlaag te duwen.
Storing
Bij een storing in de automatische werking van de
ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Dek de regen-/lichtsensor niet af. Schakel de automatische ruitenwissers uit
en zet het contact af als de auto wordt gewassen
in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Page 100 of 324

98
Verlichting en zicht
Wissen en sproeien (gedurende enige tijd).
Achteruitversnelling
Wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld en
de ruitenwissers van de voorruit in werking zijn, dan
gaat de ruitenwisser achter automatisch ook werken
(standaard geactiveerd).
Inschakelen / uitschakelen
Met audiosysteem of touchscreen
De instellingen van het systeem
kunnen via het configuratiemenu van
de auto worden aangepast.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Wanneer er sneeuw of ijs op de achterruit
ligt of er een fietsendrager op de achterklep
is gemonteerd, schakel de automatische
achterruitenwisser dan uit via het
configuratiemenu van de auto.
Ruitensproeier achter
► Draai de ring zo ver mogelijk en houd de ring in
deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang aan
de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt er nog een laatste
wisbeweging gemaakt.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt voor het
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De
stand kan ook bij winters weer (ijs en sneeuw)
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los van
de voorruit te zetten.
Voor een goede werking van de ruitenwissers raden wij u het volgende aan:
–
Ga er voorzichtig mee om.
–
Reinig ze regelmatig met zeepsop.
–
Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk
karton tegen de voorruit te houden.
–
V
ervang ze zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Voordat u een wisserblad van de voorruit
demonteert
Wanneer u de wisserhendel direct na het
uitschakelen van het contact bedient, gaan de
wisserbladen in een verticale positie staan.
►
U kunt vervolgens de gewenste procedure
uitvoeren of de ruitenwisserbladen vervangen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad
voor de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers weer in
de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen
vervangen
Aan de voorzijde verwijderen / monteren
► Voer de vervangingsprocedures voor de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
►
Begin met het ruitenwisserblad het verst van u
af en houd elke arm vast bij het starre gedeelte en
beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.
Page 101 of 324

99
Verlichting en zicht
4Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans op onherstelbare vervorming.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het
verplaatsen. Kans op beschadiging van de
voorruit!
►
Reinig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten.
Gebruik geen waterafstotende producten van het type "Rain X".
►
Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u
los en verwijder het.
►
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
de ruitenwisserarm.
►
Herhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
►
Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u;
houd nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen
ruitenwisserblad achter
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en
beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.
►
Reinig de achterruit met reinigingsmiddel voor
autoruiten.
►
Maak het versleten wisserblad los en verwijder
het.
►
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
de ruitenwisserarm. ►
Houd nogmaals de arm vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
achterruit.
Page 102 of 324

100
Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over de
identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste technische
informatie, vakkennis en apparatuur. De
PEUGEOT-dealer is in staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde
van de auto enz.
Montage van elektrische accessoires: – Bij montage van elektrische apparatuur
of accessoires die niet door PEUGEOT zijn
goedgekeurd, kan het stroomverbruik te hoog
worden en kunnen er storingen en defecten aan
het elektrische systeem van uw auto voordoen.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
voor meer informatie over het aanbod van
goedgekeurde accessoires.
–
Uit veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld
aan de elektronische systemen in de auto,
uitsluitend voorbehouden aan PEUGEOT-
dealers of gekwalificeerde werkplaatsen waar de
beschikking is over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische systemen die
kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen).
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld als deze aanwijzing niet wordt opgevolgd.
–
Wijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of die
niet volgens de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen
van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
een PEUGEOT-dealer de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke
installatievoorschriften) van de voor montage
geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/
EG).
Conformiteitsverklaring voor radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op de
website Website van het merk:
http://public.servicebox.peugeot.com/APddb/
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op deze rode toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
Ze werken ook als het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de mate
van remvertraging. Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
Ze kunnen ook worden uitgeschakeld door op de
toets te drukken.
Page 103 of 324

101
Veiligheid
5Noodoproep of
pechhulpoproep
1. Peugeot Connect SOS
2. Peugeot Connect Assistance
eCall (SOS)
Uw auto kan standaard of optioneel zijn voorzien
van het systeem eCall (SOS).
Het systeem eCall (SOS) biedt direct contact met de
hulpdiensten en is volledig in de auto geïntegreerd.
Afhankelijk van het land van verkoop komt het
systeem eCall
(SOS) overeen met de systemen
PE112, ERAGLONASS, 999 etc.
Het systeem eCall
(SOS) is standaard geactiveerd.
►
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden
op toets 1 .
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst, di\
e u bij een dealer kunt opvragen en afhankelijk van de technische beperkingen van het
systeem.
**
Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en "ASSISTANCE".
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.
Het brandende controlelampje en een spraakbericht
bevestigen dat de oproep naar de hulpdiensten is
verstuurd*.
Het systeem eCall (SOS) zoekt onmiddellijk uw auto
en brengt u in contact met de juiste hulpdiensten.**.
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw indrukt,
wordt de oproep geannuleerd.
Het controlelampje knippert wanneer de
autogegevens worden verzonden en blijft branden
wanneer de communicatie tot stand is gebracht.
Als de airbagregeleenheid onafhankelijk van de activering van de airbags een aanrijding
detecteert, wordt er automatisch een noodoproep
verzonden.
Dit systeem is een gratis openbare dienst.
Werking van het systeem
– Het systeem werkt goed als het controlelampje
bij het inschakelen van het contact rood en daarna
groen brandt, en vervolgens uitgaat.
–
Het lampje knippert rood: de noodbatterij moet
worden vervangen.
– Het controlelampje brandt permanent rood:
er is een storing in het systeem. De nood- en
pechhulpdiensten werken mogelijk niet.
–
Als het controlelampje niet gaat branden als het
contact wordt aangezet, dan is er sprake van een
systeemstoring.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem zich
blijft voordoen.
Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.
GegevensverwerkingDe verwerking van persoonsgegevens
door het "Peugeot Connect SOS"-systeem
(PE112) voldoet aan het kader voor bescherming
van persoonsgegevens volgens Verordening
2016/679 (GDPR) en Richtlijn 2002/58/EC van
het Europese parlement en de Europese Raad,
en is specifiek bedoeld om de belangen van het
onderwerp van de gegevens te beschermen, in
overeenstemming met Artikel 6.1, paragraaf d)
van Verordening 2016/679.
De verwerking van persoonsgegevens is
uitsluitend beperkt tot het beheer van het
Page 104 of 324

102
Veiligheid
"Peugeot Connect SOS"-systeem in combinatie
met het noodnummer 112 voor Europa.
Het "Peugeot Connect SOS"-systeem is in
staat om alleen de volgende gegevens met
betrekking tot de auto te verzamelen en te
verwerken: chassisnummer, type (personenauto
of bedrijfsauto), type brandstof of voedingsbron,
de drie meest recente locaties en de rijrichting,
en een logbestand met tijdstempel dat de
automatische inschakeling van het systeem
aangeeft.
De verwerkte gegevens worden ontvangen
door noodoproepcentra die door de relevante
nationale autoriteiten zijn aangewezen in het
gebied waarin zij zich bevinden, met ontvangst
op prioriteit en verwerking van oproepen naar het
noodnummer 112.
GegevensopslagGegevens in het geheugen van het systeem
zijn alleen buiten het systeem toegankelijk als er
een oproep wordt gemaakt. Het systeem is niet
traceerbaar en wordt bij normaal gebruik niet
continu in de gaten gehouden.
De gegevens in het interne geheugen van het
systeem worden automatisch en continu gewist.
Alleen de drie meest recente locaties van de auto
worden opgeslagen.
* Afhankelijk van de geografische dekking van ‘Peugeot Connect SOS’, ‘Peugeot Connect Assistance’ en van de officiële landstaal die door de eigenaar van de auto is
gekozen.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.
Wanneer er een noodoproep wordt gedaan,
wordt het gegevenslogbestand maximaal 13 uur
opgeslagen.
Toegang tot gegevens U hebt het recht van toegang tot
de gegevens en kunt waar nodig een
verzoek indienen om de verwerking van
persoonsgegevens die niet zijn verwerkt in
overeenstemming met de voorschriften van
verordening 2016/679 (GDPR) te corrigeren,
te wissen of te beperken. Derden die deze
gegevens hebben ontvangen, moeten op de
hoogte worden gesteld van het corrigeren,
wissen of beperken in overeenstemming met
de hierboven genoemde Richtlijn, tenzij dit
onmogelijk is of onredelijke inspanningen vereist.
U hebt ook het recht om een klacht in te dienen
bij de relevante gegevensbeschermingsautoriteit.
Peugeot Connect Assistance
► Houd bij pech toets 2 langer dan 2 seconden
ingedrukt om hulp in te roepen (dit wordt bevestigd
met een spraakbericht*).
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw indrukt,
wordt de oproep geannuleerd.
In de privacymodus kunt u instellen hoeveel er wordt gedeeld (gegevens en/of locatie)
tussen uw auto en PEUGEOT.
Dit kunt u instellen in het menu Instellingen
van
het touchscreen.
Standaard (afhankelijk van de uitrusting) kunt
u de geolocalisatie uitschakelen / inschakelen
door gelijktijdig op de 2 toetsen te drukken en
vervolgens op de toets "ASSISTANCE" om te
bevestigen.
Wanneer u uw auto niet bij een PEUGEOT- dealer hebt gekocht, raden wij u aan om de
aanwezigheid van deze diensten bij een dealer te
laten controleren en eventueel configureren. In
een meertalig land kunt u het systeem laten
configureren in de officiële landstaal van uw
voorkeur.
Om technische redenen, zoals het verbeteren van de kwaliteit van
telematicadiensten voor klanten, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig
moment het telematicasysteem in de auto te
wijzigen.