Page 201 of 276

199
In geval van pech
8Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het paneel van de
zekeringkast.
Afhankelijk van de uitvoering:
► Trek het paneel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
►
V
erwijder het paneel volledig.
►
Haal de tang uit de houder
.
► Open het dashboardkastje.
► Druk op de handgreep in het midden van het
deksel van de zekeringkast.
►
Beweeg het deksel volledig omlaag.
►
Haal de tang uit de houder
.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering vervangt:
► Achterhaal de oorzaak van de storing en
verhelp de oorzaak.
►
Schakel alle stroomverbruikende
voorzieningen uit.
►
Zet de auto stil en schakel het contact uit.
►
Bepaal welke zekering defect is aan de hand
van de actuele zekeringtabellen en schema's.
Bij het vervangen van zekeringen is het
volgende zeer belangrijk:
►
Gebruik de speciale tang om de zekering uit
de zekeringkast te verwijderen en controleer of
het smeltdraadje van de zekering intact is.
►
V
ervang een defecte zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde
kleur): een afwijkende stroomsterkte kan
storingen veroorzaken - kans op brand!
Als de storing zich kort na het vervangen van
de zekering opnieuw voordoet, laat dan het
elektrische systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij een
PEUGEOT-dealer of bij een gekwalificeerde
werkplaats.
Wanneer een zekering wordt vervangen
door een zekering die niet in deze
zekeringtabellen staat, kunnen er ernstige
storingen ontstaan. Neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Goed
Defect
Tang
Page 202 of 276

200
In geval van pech
Monteren van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit
van uw auto is reeds rekening gehouden met
de montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg uw PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die door PEUGEOT noch
aanbevolen noch geleverd worden en die
bovendien niet volgens haar specificaties zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Voer voor toegang tot de zekeringen dezelfde
procedure uit als voor toegang tot het
gereedschap voor het vervangen van de
zekeringen.
Zekeringtabellen
Kast 1
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F1 10 A"Elektrochromatische" spiegels.
F3 5 AAdaptieve 3D-achterlichten.
F4 15 AClaxon.
F5 20 ARuitensproeierpomp achter (SW).
F6 20 ARuitensproeierpomp.
Page 203 of 276
201
In geval van pech
8Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F7 10 AUSB-poorten achter.
F8 20 ARuitenwisser achter (SW).
F10 30 ACentrale vergrendeling.
F 11 30 AVergrendeling/ontgrendeling achterklep.
F14 5 ANoodoproep en pechhulpoproep, elektronische eenheid alarmsysteem.
F24 5 AHifi-versterker.
F27 5 ASirene alarmsysteem.
F29 20 ATouchscreen, audiosysteem.
F31 15 A12
V-aansluiting achter.
F32 15 AAansteker / 12
V-aansluiting vóór.
Kast 2
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F2 10AVerwarmde buitenspiegels.
F3 40 AImpulsruitbediening vóór.
F4 15 ABedieningspaneel bestuurdersportier, geheugenfunctie elektrisch verstelbare stoelen.
F5 40 AImpulsruitbediening achter.
Page 204 of 276
202
In geval van pech
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Zekeringtabellen
Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F6 15 A12
V-aansluiting bagageruimte.
F7 30 AStoelverwarming.
F10 20 AInterface-eenheid aanhangwagen.
F12 25 AHifi-versterker.
Zekeringkast interieur
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F36 30 APanoramadak.
F37 30 AZonnescherm panoramisch schuif-/kanteldak.
F38 30 AElektrisch verstelbare stoelen.
F39 30 AElektrisch bedienbare achterklep.
F40 25 AExtra verwarming.
Interface-eenheid aanhangwagen
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F36 20 ARemlichten, achteruitrijlichten (aanhanger).
Page 205 of 276
203
In geval van pech
8Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F37 20 AParkeerlichten, richtingaanwijzers (aanhanger).
F38 20 AInterieurverlichting (caravan).
F40 2 AGeluidssignaal (aanhanger).
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
► Maak de twee vergrendelingen A los.
► V erwijder het deksel.
►
V
ervang de zekering.
►
Sluit het deksel na het vervangen van
de zekering zorgvuldig en zet de twee
vergrendelingen A
vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Zekeringtabellen
Page 206 of 276

204
In geval van pech
Pluspool (+).
Deze pool is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-).
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de
motor worden gestart met een hulpaccu (externe
accu of een accu van een andere auto) en
startkabels of met een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader
is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V of
hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12 V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(zoals ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F5 50 ARichtingaanwijzers rechts, parkeerlicht rechtsvoor, remlicht rechts, achteruitrijlicht links,
mistverlichting rechts.
F16 20 ADagrijverlichting.
F18 10 AGroot licht rechts.
F19 10 AGroot licht links.
F24 40 AInterface-eenheid aanhangwagen.
F27 25 ADimlicht rechts, achteruitrijlicht rechts, mistverlichting links, parkee\
rlicht linksachter, derde
remlicht.
F29 40 ARuitenwissers vóór.
F32 80 ADimlicht links, statische bochtverlichting, zijknipperlichten, richtinga\
anwijzers links,
parkeerlicht linksvoor en rechtsachter, remlicht links, kentekenplaatverlichting.
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege accu.
Loodstartaccu's
Deze accu's bevatten schadelijke
stoffen (zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen van de
afstandsbediening en accu's in bij een
speciaal inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit
in een goed geventileerde ruimte, ver van
open vuur of vonken veroorzakende bronnen,
om elk risico van brand of explosie uit te
sluiten.
Was na afloop uw handen.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de pluspool (+):
► Ontgrendel de motorkap door de
ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens
de veilighe
idshaak van de motorkap te bedienen.
►
Open de motorkap.
Page 207 of 276

205
In geval van pech
8Pluspool (+).
Deze pool is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-).
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de
motor worden gestart met een hulpaccu (externe
accu of een accu van een andere auto) en
startkabels of met een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader
is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of
hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(zoals ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu ( A
) (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de pluspool
(+) van de hulpaccu ( B) of de startbooster.
►
Sluit het ene uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op de minpool (-) van de
hulpaccu ( B
) of de startbooster (of op een
massapunt van de auto met de hulpaccu).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C
.
►
Start de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze enkele minuten draaien.
►
Start de auto met de lege accu en laat de
motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact
af en wacht even voordat u een nieuwe poging
doet.
►
W
acht totdat de motor stationair draait.
► Maak de startkabels vervolgens in
omgekeerde volgorde los.
►
Breng het kunststof kapje aan op de pluspool
(+), als uw auto hiermee is uitgerust.
►
Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende
op te laden.
Rijd de eerste 30 minuten na het starten
van de motor voorzichtig.
Het aanduwen van de auto om de motor
te starten is bij een auto met een
automatische transmissie niet toegestaan.
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
–
Als de auto vooral voor korte ritten wordt
gebruikt.
–
Als de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met een PEUGEOT
-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een
Page 208 of 276

206
In geval van pech
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
► Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic
kapje van de pluspool (+) op.
► Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om
de accupoolklem B te ontgrendelen.
► Beweeg de accupoolklem B omhoog om hem
te verwijderen.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
lader die geschikt is voor loodaccu's en die
een nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
►
Schakel het contact uit.
►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen
de lader B
uit alvorens de kabels op de accu aan
te sluiten.
►
Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader B
als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
de accu
A,
•
de zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
►
Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
24v 12v
Als deze sticker is aangebracht, mag er
uitsluitend een 12 V-lader worden
gebruikt. Anders kunnen elektrische
onderdelen van het Stop & Start-systeem
onherstelbaar beschadigd raken.
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
Een aantal functies, waaronder het Stop
& Start-systeem, is niet beschikbaar als
de laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te kunnen starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
►
Sluit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak).
►
Schakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit.
►
Zet het contact af en wacht 4 minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.