Page 161 of 276

159
Rijden
6
Starten van de parkeerhulp bij het naderen
van een parkeergebied
►
V
erlaag de snelheid van de auto tot maximaal
30
km/h.
► Druk op de toets op de selectiehendel of
selecteer Rijverlichting / Auto >
Full Park
Assist op het touchscreen.
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, wordt de
dodehoekbewaking uitgeschakeld.
Volgorde
Zodra het systeem is ingeschakeld, worden de
volgende stappen achtereenvolgend uitgevoerd:
–
Selecteren van het type manoeuvre op het
touchscreen.
–
Zoeken naar een beschikbare plek.
–
V
oorbereiden op de manoeuvre.
–
Uitvoeren van de manoeuvre.
–
V
oltooien van de manoeuvre.
Het systeem kan op elk moment tot het
starten van de manoeuvre worden
uitgeschakeld door op de rode pijl linksboven
in de hoek van het scherm te drukken.
De Full Park Assist is vanwege de
limieten die inherent zijn aan het systeem
niet altijd in staat om automatisch op de juiste
wijze te reageren.
De manoeuvre blijft altijd de
verantwoordelijkheid van de bestuurder, die
de rijpositie niet mag verlaten en nooit mag
proberen de bedieningstoets van het systeem
te blokkeren.
De veiligheidsgordel van de bestuurder moet
tijdens de manoeuvre vastgemaakt blijven.
Het selecteren van het type
manoeuvre en het zoeken
naar een parkeerplek
Afhankelijk van of de auto na het aanzetten
van het contact in beweging is geweest of niet,
stelt de functie op het touchscreen het in- of
uitparkeren voor.
►
Selecteer het type en de zijde van de
manoeuvre om het zoeken naar een parkeerplek
in te schakelen.
Het branden van dit lampje bevestigt het
inschakelen.
U kunt het type manoeuvre op ieder gewenst
moment wijzigen, ook tijdens het zoeken naar
een parkeerplek.
►
Rijd op een afstand van 0,50 tot 1,50
m van
de geparkeerde voertuigen en rijd niet harder
dan 30
km/h tot het systeem een beschikbare
parkeerplek heeft gevonden (aangegeven door
OK op het scherm en een geluidssignaal).
Voor “fileparkeren” moet de parkeerplek
minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw
auto plus 1
m.
Bij haaks inparkeren moet de parkeerruimte
minimaal gelijk zijn aan de breedte van uw
auto plus 0,70
m.
Page 162 of 276

160
Rijden
Voorbereiden op de
manoeuvre
► Rijd heel langzaam totdat het verzoek om de
auto tot stilstand te brengen en het ST
OP-bord
worden weergegeven, in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de auto is gestopt, wordt er een
instructiepagina op het scherm weergegeven.
►
V
olg alle instructies om de manoeuvre voor
te bereiden.
Dit symbool verschijnt automatisch als de
instructie is gevolgd.
Als alle instructies zijn bevestigd, wordt er een
nieuw scherm weergegeven waarop wordt
aangegeven dat u de manoeuvre kunt uitvoeren.
► Druk op deze toets om de manoeuvre
uit te voeren.
►
Houd de toets ingedrukt en laat het
rempedaal geleidelijk los.
De toets moet ingedrukt blijven
tijdens de manoeuvre.
De start van de manoeuvre wordt aangeduid
door de weergave van een scherm met de
melding “ Manoeuvre wordt uitgevoerd “ in
combinatie met een geluidssignaal.
Visiopark 1 of Visiopark 2 en de parkeerhulp
worden automatisch ingeschakeld, zodat u
de directe omgeving van de auto tijdens de
manoeuvre in de gaten kunt houden.
Uitvoeren van de
manoeuvre
Op het moment dat de bestuurder het rempedaal
loslaat, neemt het systeem automatisch de
controle over voor het kiezen van de rijrichting
(vooruit of achteruit), het accelereren, het
remmen en de stuurrichting.
De status van de manoeuvre wordt aangegeven
door deze symbolen:
Manoeuvre bezig.
Manoeuvre onderbroken.
Manoeuvre voltooid of geannuleerd (witte
pijlen geven aan dat de bestuurder de
controle over de auto moet overnemen).
De manoeuvreerrichting wordt aangegeven door
deze symbolen:
Vooruit.
Achteruit.
De middelste pijl is groen als de auto rijdt of wit
om de volgende manoeuvreerrichting aan te
geven.
Tijdens de gehele manoeuvre, aangegeven door het groene pictogram
"AUTO", moet de bestuurder de toets op de
selectiehendel ingedrukt houden.
Tijdens de manoeuvres draait het stuurwiel snel rond: houd daarom het
stuurwiel niet tegen en steek uw handen niet
tussen de spaken van het stuurwiel. Let op
voorwerpen die het draaien van het stuurwiel
kunnen hinderen (wijde kleding, sjaal, das,
enz.). Kans op letsel!
Als de auto aanzienlijk wordt afgeremd, gaan de remlichten wellicht branden.
Onderbreken/hervatten van de manoeuvre
De manoeuvre kan te allen tijde tijdelijk
worden onderbroken (automatisch door het
systeem als een obstakel is gedetecteerd of
door tussenkomst van de bestuurder). Als
de bestuurder een gevaarlijke situatie ziet
aankomen, moet hij de manoeuvre annuleren.
Om de manoeuvre te onderbreken kan de
bestuurder:
–
De toets van de functie loslaten.
–
Het rempedaal intrappen.
–
De controle over de auto overnemen.
–
De transmissie in een andere stand zetten
(behalve P
).
De auto staat meteen stil als de manoeuvre
wordt onderbroken.
Dit wordt bevestigd door de weergave van
dit symbool in combinatie met de melding
"Manoeuvre geannuleerd".
Page 163 of 276

161
Rijden
6Als u de manoeuvre wilt hervatten wanneer
de reden voor het onderbreken niet meer
bestaat:
►
Laat alle bedieningselementen los
(rempedaal, toets van de functie, stuurwiel,
enz.).
►
Druk opnieuw op de toets van de functie.
Definitief onderbreken na annuleren van de
manoeuvre:
►
T
rap het rempedaal in en selecteer een
versnelling.
Permanent annuleren van de manoeuvre
De manoeuvre wordt in de volgende situaties
geannuleerd:
–
De bestuurder onderneemt geen actie
binnen 30 seconden nadat de manoeuvre is
geannuleerd.
–
De parkeerrem wordt handmatig
aangetrokken.
–
De bestuurder schakelt stand P
van de
transmissie in.
–
De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt.
–
Een van de portieren of de achterklep wordt
geopend.
–
De richtingaanwijzers aan de
tegenovergestelde zijde van die van de
manoeuvre worden ingeschakeld.
–
In bepaalde gevallen, wanneer een wiel van
de auto een stoeprand of een laag voorwerp
raakt. –
De antispinregeling grijpt in op een glad
wegdek.
–
De motor slaat af.
–
Er verschijnt plotseling een obstakel in de
baan van de manoeuvre dat niet is gedetecteerd
door het systeem voordat de manoeuvre is
begonnen en het obstakel blijft langer dan 30
seconden aanwezig.
–
Na 10 in- of uitparkeermanoeuvres bij
fileparkeren en na 7 manoeuvres bij haaks
inparkeren.
–
Bij een storing in het systeem tijdens het
manoeuvreren.
Door het annuleren van de manoeuvre worden
de remmen onmiddellijk geactiveerd en wordt de
functie automatisch uitgeschakeld.
Dit symbool wordt weergegeven in
combinatie met de melding “ Manoeuvre
geannuleerd” op het touchscreen.
Een melding verzoekt de bestuurder om de
controle over de auto over te nemen.
De functie wordt na een paar seconden
uitgeschakeld; dit lampje gaat uit en de
functie keert terug naar de oorspronkelijke
weergave.
Het systeem schakelt na 4 seconden
automatisch stand P van de transmissie in.
Einde van manoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.Dit symbool wordt weergegeven in
combinatie met de melding “ Manoeuvre
voltooid ” op het touchscreen.
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld,
gaat dit lampje uit en gaat het systeem
terug naar de oorspronkelijke weergave.
–
Bij het inparkeren is het mogelijk dat de
bestuurder de manoeuvre moet voltooien.
De transmissie schakelt 4 seconden na het
voltooien van de manoeuvre naar stand P
.
–
W
anneer u een parkeerplek verlaat, schakelt
de transmissie naar stand
N
als de manoeuvre
is voltooid. Met een melding en symbolen wordt
de bestuurder aangespoord de controle over de
auto over te nemen.
De transmissie schakelt automatisch naar stand
P als de bestuurder binnen 30 seconden geen
actie onderneemt.
Werkingslimieten
– Het systeem kan een ongeschikte
parkeerplaats voorstellen (parkeerverbod,
wegwerkzaamheden met beschadigd wegdek,
parkeerplaats naast een greppel, enz.).
–
Het system kan aangeven dat een plaats is
gevonden, maar biedt deze niet als mogelijkheid
aan omdat door een vast obstakel aan de
tegenoverliggende zijde van de manoeuvre de
auto de voor de parkeermanoeuvre vereiste
koers niet kan volgen.
–
Het systeem kan aangeven dat een plaats is
gevonden, maar activeert de manoeuvre niet,
omdat de breedte van de rijbaan onvoldoende is.
–
Het systeem is niet ontworpen voor het
uitvoeren van parkeermanoeuvres op een steile
helling of in een scherpe bocht.
Page 164 of 276

162
Rijden
– Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
die veel groter zijn dan de auto zelf of die
begrensd worden door obstakels die te laag
(trottoirbanden, drempels enz.) of te dun
(bomen, palen, draadhekken enz.) zijn.
–
De werking van het systeem kan negatief
worden beïnvloed door een onjuiste
bandenspanning.
–
Als de auto zwaar beladen is, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de
volgende omgevingsomstandigheden:
–
Langs een zachte berm (greppel), kade of
een rand van een afgrond.
–
Bij een glad wegdek (ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de
volgende situaties zich voordoet:
–
Als de bandenspanning van een band te
laag is.
–
Als een van de bumpers is beschadigd.
–
Als een van de camera's defect is.
–
Als de remlichten niet werken.
Gebruik de functie niet wanneer de auto
is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
–
W
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
– Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is.
–
Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
–
Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
–
Als wielen met een andere diameter dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht.
–
Na aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
–
Als de sensoren opnieuw gespoten zijn
buiten het PEUGEOT
-dealernetwerk,
–
Bij gebruik van sensoren die niet voor de
auto zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert dit waarschuwingslampje tijdelijk
en klinkt er een geluidssignaal om een storing in
de Full Park Assist
aan te geven.
Als de storing zich voordoet terwijl het systeem
wordt gebruikt, gaat het waarschuwingslampje
uit.
Als er zich tijdens het gebruik van de Full Park Assist een storing in een van de
parkeersensoren voordoet (dit
waarschuwingslampje gaat branden), dan wordt
de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging
wordt dit waarschuwingslampje
weergegeven op het instrumentenpaneel in
combinatie met een melding. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Page 165 of 276
Al meer dan 20 jaar heeft het PEUGEOT TOTAL-partnerschap nieuwe
prestatienormen gesteld bij het bereiken van successen onder de zwaarste
omstandigheden, met overwinningen in de 24 uur van Le Mans, het
Wereldkampioenschap Rally en de Dakar-rally. Voor deze uitzonderlijke
prestaties kozen de teams van Peugeot Sport voor TOTAL QUARTZ, een
hoogwaardig smeermiddel dat de motor onder de meest extreme omstandigheden
beschermt.
T QU A
des tijds
TOTAL QUARTZ INEO FIRST is een zeer hoogwaardig smeermiddel dat
door de R&D-teams van Peugeot en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De
innovatieve technologie van deze motorolie die speciaal voor auto's van het
merk Peugeot is ontwikkeld draagt in grote mate bij tot het terugdringen van
de CO2 -emissies en zorgt voor een schone motor.
PEUGEO & T
P ARTNERS IN PERF
Page 166 of 276

164
Praktische informatie
Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of
B715000 (diesel) zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te
tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om
de auto binnen te parkeren (verwarmde garage)
om problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van
uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 62 liter
(benzine), 55 liter (diesel) of 42 liter (hybride).
Reservevolume: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
Als de brandstoftank bijna leeg is, gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal. Als het
lampje gaat branden, bevat de tank nog
ongeveer 6 liter brandstof.
Zolang er nog niet voldoende brandstof is
getankt, gaat dit lampje steeds bij het aanzetten
van het contact branden in combinatie
met de weergave van een melding en een
geluidssignaal. Tijdens het rijden worden deze
melding en dit geluidssignaal steeds vaker
herhaald naarmate het niveau steeds dichter bij
0 komt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat
u met een lege tank strandt.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over een lege brandstoftank
(diesel).
Stop & Start
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Tanken
Als er minder dan 10 liter brandstof wordt
getankt, wordt deze stijging van het
brandstofniveau niet weergegeven op de
brandstofniveaumeter.
Bij het openen van de brandstofvulklep kan een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is
volkomen normaal en wordt veroorzaakt door de
onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
Page 167 of 276

165
Praktische informatie
7Veilig tanken:
► Zet altijd eerst de motor af.
► Als de auto is ontgrendeld, drukt u op de
achterzijde van de tankklep om deze te openen
(de tankdop is in de klep ingebouwd).
►
Kies de juiste brandstof bij het tankstation
(deze staat vermeld op de sticker aan de
binnenzijde van de brandstofvulklep van de
auto).
►
Steek het vulpistool tot de aanslag in de
vulopening voordat u het vulpistool inknijpt (om
spatten te voorkomen).
►
V
ul de brandstoftank.
Laat het vulpistool maximaal een 3
de keer
afslaan, aangezien er anders storingen
kunnen optreden.
►
Druk de brandstofvulklep dicht.
Uw auto is voorzien van een katalysator die
de hoeveelheid schadelijke stoffen in de
uitlaatgassen vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije
benzine worden gebruikt.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen loodvrije
benzine worden getankt.
Als u per ongeluk verkeerde brandstof
voor de auto tankt, moet de tank eerst
worden afgetapt en weer gevuld voordat
de motor kan worden gestart.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanische systeem voorkomt dat er
benzine in de tank van een dieselauto getankt
kan worden.
Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstofvuldop verwijdert.
Werking
Wanneer u bij een auto met dieselmotor een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er
dus niet worden getankt.
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken,
maar kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Reizen naar het buitenland
De tankpistolen voor het tanken van
diesel kunnen per land verschillen, waardoor
kan een tankbeveiliging op de auto ervoor
kan zorgen dat tanken niet mogelijk is.
Wanneer u naar het buitenland reist, raden
wij u aan om bij een PEUGEOT-dealer na
te vragen of de auto geschikt is voor de
apparatuur in de landen die u bezoekt.
Page 168 of 276

166
Praktische informatie
In geval van beschadiging van de
batterij
Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Als er vloeistof uit de batterij komt, raak deze
dan nooit aan. Als dit toch gebeurt, spoel de
huid dan grondig af met water en raadpleeg
zo snel mogelijk een arts.
Klep van de laadaansluiting
De klep van de laadaansluiting bevindt zich aan
de zijkant linksachter van de auto.
1. Toets voor inschakelen van geprogrammeerd
laden
2. Verklikkerlampje vergrendeling laadstekker
Rood: laadstekker is juist geplaatst en
vergrendeld.
3. Laadaansluiting
4. Lampjes
Hybridesysteem
Elektrisch systeem
Het elektrische systeem van het hybridesysteem
is te herkennen aan de oranje kabels. De
elementen ervan zijn gemarkeerd met het
volgende symbool:
De hybride motor gebruikt een spanning
tussen 240 V en 400 V. Dit systeem kan
heet zijn tijdens en na het afzetten van het
contact. Let op de waarschuwingen op de
labels in de auto, met name op de klep.
Alle werkzaamheden of aanpassingen
aan het elektrische systeem van de auto
(batterij, stekkers, oranje kabels en andere
componenten die aan de binnen- of
buitenkant zichtbaar zijn) zijn ten strengste
verboden vanwege kans op ernstige
brandwonden of een mogelijk dodelijke
elektrische schok.
Neem bij problemen altijd contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dit label is alleen bedoeld voor
brandweerlieden die na een ongeval van
de auto hulp bieden, en voor
onderhoudstechnici.
Bij een aanrijding of schok
Het elektrische systeem of de
tractiebatterij kan ernstig beschadigd raken
bij een ongeval of een schok tegen de
onderzijde van de auto.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij brand
Stap onmiddellijk uit de auto en laat ook
alle passagiers uit de auto stappen. Probeer
de brand nooit zelf te blussen - kans op
elektrocutie!
U moet onmiddellijk contact opnemen met de
nooddiensten en daarbij melden dat het om
een hybrideauto gaat.
Bij het wassen van de auto
Als u de auto gaat wassen, controleer
dan altijd eerst of de laadklep goed is
gesloten.
Was de auto niet tijdens het opladen van de
tractiebatterij.
Wassen met hogedrukspuit
Vermijd schade aan elektrische
componenten door nooit een hogedrukspuit
te gebruiken om de motorruimte of de
onderzijde van de auto te wassen.
Gebruik geen hogere druk dan 80 bar
wanneer u de carrosserie wast.
Zorg dat er geen water of stof in de
laadaansluiting of laadstekker komt
- kans op elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met
natte handen aansluiten of loskoppelen - kans
op elektrocutie!
Tractiebatterij
In de Li-ion (Lithium-ion) tractiebatterij wordt de
elektrische energie van de auto opgeslagen.
Deze bevindt zich onder de achterbank.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk
van de rijstijl, de route, het gebruik van de
verwarmings- en airconditioningssystemen en
de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
De veroudering van de batterij is
afhankelijk van verschillende factoren,
zoals klimatologische omstandigheden,
kilometrage en laadfrequentie.