Page 73 of 276

71
Ergonomie en comfort
3werking van de elektrische systemen van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Sjorogen
Berline
SWDe bagageruimte heeft vier sjorogen om de
bagage met verschillende typen bagagenetten
op zijn plaats te houden.
Bij de SW zijn twee van de sjorogen op een
vaste positie bevestigd en zijn de twee andere
sjorogen verplaatsbaar in rails.
Neem voor meer informatie over de diverse
netten contact op met het PEUGEOT-netwerk.
Verplaatsen van een van de verplaatsbare
sjorogen:
►
Houd de knop ingedrukt en verschuif het
sjoroog in de rail.
►
Laat de knop los om het sjoroog te
vergrendelen wanneer dit zich in de gewenste
positie bevindt.
V
erwijderen of aanbrengen van een van de
verplaatsbare sjorogen:
►
V
erplaats het sjoroog naar een langwerpige
uitsparing van de rail.
►
Neem de montagerichting in acht: het sjoroog
moet verticaal naar de buitenzijde van de auto
zijn gericht.
Verwar de sjorogen niet met de
tassenhaken of de Top
Tether-bevestigingen.
Opbergbak
Berline
SW
► T il de vloerplaat van de bagageruimte
helemaal op voor toegang tot de opbergbak.
Page 74 of 276
72
Ergonomie en comfort
Afhankelijk van de uitvoering bevat de
opbergbak:
–
Een bandenreparatieset met
gereedschapsset.
–
Een reservewiel met gereedschapsset.
–
De laadkabel voor de tractiebatterij (hybride).
Verlichting bagageruimte
De verlichting gaat automatisch branden
zodra de achterklep wordt geopend en gaat
automatisch uit zodra deze wordt gesloten.
De tijd dat de bagageruimteverlichting brandt,
hangt af van de situatie:
–
bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.
–
in de eco-mode: ongeveer 30 seconden.
–
bij draaiende motor: onbeperkt.
Page 75 of 276

73
Verlichting en zicht
4Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Automatische verlichting/dagrijverlichting
Alleen parkeerlicht
Dimlicht of grootlicht
"Highway-functie"
Bij de uitvoeringen voorzien van
koplampen met Full LED-technologie
wordt het bereik van de lichtbundel van
de dimlichten automatisch vergroot bij een
rijsnelheid van 110
km/u en hoger.
"Peugeot Adaptive LED Technology"
Met de Full LED 3D-achterlichten wordt
de lichtsterkte automatisch aangepast zodat u
dag en nacht optimaal zichtbaar bent.
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te
schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
In de stand "AUTO" en de stand voor de
parkeerlichten kunt u een lichtsignaal met het
grootlicht geven door de hendel naar u toe te
trekken.
Displays
Een controlelampje op het instrumentenpaneel
geeft aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld.
Wanneer een lamp defect is, dan gaat dit
lampje permanent branden, wordt er een
melding weergegeven en klinkt er een
geluidssignaal.
Mistlampen achter
Deze functie werkt alleen als het dimlicht
of het grootlicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren om de
mistachterlampen in te schakelen en naar
achteren om ze uit te schakelen.
W
anneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (stand " AUTO"), blijven de
mistlampen en het dimlicht branden.
Het inschakelen van de mistverlichting is
verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag
alleen worden ingeschakeld bij mist of
sneeuwval (de regels kunnen per land
verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te
schakelen zodra deze niet meer nodig is.
De verlichting uitschakelen na het
afzetten van het contact
Als het contact wordt afzet, worden alle
lichten automatisch uitgeschakeld, behalve
het dimlicht als de automatische "follow me
home"-verlichting is geactiveerd.
Page 76 of 276

74
Verlichting en zicht
Hoogteverstelling van de
koplampen
Handmatige verstelling van
de halogeenkoplampen
Verstel de koplampen afhankelijk van de
lading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0 (Basisinstelling) Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1 5 personen
2 5 personen + lading in de bagageruimte
3 Alleen bestuurder + lading in de
bagageruimte
4 5 6 Niet gebruikt
Inschakelen van de verlichting na het
afzetten van het contact
Zet de ring in de stand "AUTO" en vervolgens
op de gewenste stand om de lichtschakelaar
weer te activeren.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er tijdelijk een geluidssignaal om de
bestuurder te waarschuwen dat de verlichting
nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
energiebesparingsmodus (eco-mode)).
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel
van de Full LED-koplampen. U kunt
daarbij ernstig oogletsel oplopen!
Reizen naar het buitenland
Auto's met halogeenkoplampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere kant
van de weg rijdt, moet de afstelling van de
dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen
dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting /
Parkeerlichten
Deze ledlampen aan de voor- en achterzijde van
de auto gaan automatisch branden wanneer de
motor wordt gestart.
Ze hebben de volgende functies:
–
Dagrijverlichting (lichtschakelaar in stand
"
AUTO" bij voldoende omgevingslicht).
–
Parkeerlicht (lichtschakelaar in stand
"
AUTO" bij weinig omgevingslicht of in stand
"Parkeerlicht" of "Dim-/groot licht").
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of
omhoog, voorbij het zware punt.
Wanneer de richtingaanwijzers na meer
dan 20 seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, neemt het knippergeluid bij
een snelheid van meer dan 80 km/h
automatisch toe.
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag,
zonder deze door de weerstand te drukken. De
desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie
keer knipperen.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
►
Afhankelijk van de uitvoering: zet de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag om
de parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van de
weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.
►
Zet de lichtschakelaar in de middelste stand
om de parkeerlichten uit te schakelen.
Page 77 of 276

75
Verlichting en zicht
4Hoogteverstelling van de
koplampen
Handmatige verstelling van
de halogeenkoplampen
Verstel de koplampen afhankelijk van de
lading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0 (Basisinstelling) Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1 5 personen
2 5 personen + lading in de bagageruimte
3 Alleen bestuurder + lading in de
bagageruimte
4 5 6 Niet gebruikt
Automatische verstelling
van de koplampen met Full
LED-technologie
Dit systeem past automatisch de hoogte van de
koplampen aan de lading van de auto aan.
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in de
laagste stand.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raak koplampen met Full LED-
technologie niet aan - gevaar van
elektrocutie!
Automatisch inschakelen van de verlichting
Wanneer de ring in de stand " AUTO" staat en
de regen-/lichtsensor weinig omgevingslicht
detecteert, worden de kentekenplaatverlichting,
de parkeerlichten en het dimlicht automatisch
ingeschakeld. De verlichting kan ook, in geval
van neerslag, gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Storing
Bij een storing in de regen-/lichtsensor
gaat de verlichting branden en gaat dit
lampje branden op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regen-/lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de
voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet
af. De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer aangestuurd.
Bij mist of sneeuw kan de regen-/
lichtsensor ten onrechte voldoende licht
waarnemen. De verlichting wordt dan niet
automatisch ingeschakeld.
Page 78 of 276

76
Verlichting en zicht
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact is
afgezet opgeslagen in het geheugen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of als
de verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht
niet toelaat:
– De dimlichten blijven branden.
Deze lampjes gaan op het
instrumentenpaneel branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
– Het grootlicht gaat automatisch
branden. Deze lampjes gaan op
het instrumentenpaneel branden.
De functie wordt uitgeschakeld als de
mistverlichting wordt ingeschakeld of als het
systeem dichte mist detecteert.
De functie wordt automatisch en direct weer
ingeschakeld als de mistverlichting wordt
uitgeschakeld of de auto niet meer in dichte mist
rijdt.
Dit lampje gaat uit als de functie wordt
uitgeschakeld.
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
Follow me home- en
instapverlichting
Follow me home-verlichting
Automatisch
Met de ring in de stand " AUTO" en bij weinig
licht gaat het dimlicht automatisch branden als
het contact wordt afgezet.
U kunt deze functie in- en uitschakelen en
de duur van de "follow me home-
verlichting" instellen in het menu Rijverlichting /
Auto van het touchscreen.
Handmatig
► Trek bij afgezet contact de lichtschakelaar
naar u toe (lichtsignaal) om de functie in en uit te
schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Instapverlichting
Als de auto wordt ontgrendeld bij een geringe
lichtsterkte en de functies Automatisch
inschakelen van de koplampen is geactiveerd,
schakelt dit systeem automatisch het volgende
in:
–
Buiten: parkeerlichten, dimlichten en
instapverlichting buitenspiegels.
–
Binnen: plafonniers en verlichting beenruimte.
U kunt deze functie in- en uitschakelen en
de duur van de instapverlichting instellen
in het menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
Instapverlichting
buitenspiegels
Deze lampen verlichten de grond bij de
voorportieren zodat u gemakkelijker kunt
instappen.
De instapverlichting wordt automatisch
ingeschakeld:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
–
als een van de portieren wordt geopend.
–
als er een verzoek van de afstandsbediening
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de
auto.
Deze gaan ook branden in combinatie
met de instapverlichting en de follow me
home-verlichting.
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Grootlichtassistent
Als de ring in de stand " AUTO” staat,
schakelt dit systeem automatisch tussen
dimlicht en grootlicht op basis van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera aan de bovenkant van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt actief bij een
rijsnelheid hoger dan 25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt,
werkt deze functie niet meer.
Page 79 of 276

77
Verlichting en zicht
4Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact is
afgezet opgeslagen in het geheugen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of als
de verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht
niet toelaat:
– De dimlichten blijven branden.
Deze lampjes gaan op het
instrumentenpaneel branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
– Het grootlicht gaat automatisch
branden. Deze lampjes gaan op
het instrumentenpaneel branden.
De functie wordt uitgeschakeld als de
mistverlichting wordt ingeschakeld of als het
systeem dichte mist detecteert.
De functie wordt automatisch en direct weer
ingeschakeld als de mistverlichting wordt
uitgeschakeld of de auto niet meer in dichte mist
rijdt.
Dit lampje gaat uit als de functie wordt
uitgeschakeld.
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
► Door het geven van een "lichtsignaal" wordt
de werking van de functie onderbroken: •
als de verklikkerlampjes "AUT
O" en
"Dimlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het grootlicht,
•
als de verklikkerlampjes "AUT
O" en
"Grootlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
–
bij slecht zicht (sneeuw
, zware regenval
enz.),
–
als het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of afgedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker
, enz.),
–
als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
–
weggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers,
–
voertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail
op de snelweg),
–
voertuigen die zich aan de top of de voet
van een steile helling, in een bocht of op een
zijweg bevinden.
Reinig de voorruit, met name het
gedeelte vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor
kan worden afgedekt.
Statische bochtverlichting
Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld,
zorgt deze functie ervoor dat de binnenkant van
de bocht met leds wordt verlicht.
De snelheid van de auto moet lager zijn dan 90
km/h.
Deze functie is alleen beschikbaar bij koplampen
met "Full LED"-technologie.
Page 80 of 276

78
Verlichting en zicht
Wanneer voetgangers of dieren worden
waargenomen, verschijnen deze in gele kaders.
Wanneer het systeem de kans op
een aanrijding met een voetganger
of een dier waarneemt, geeft het een
waarschuwing: op het instrumentenpaneel wordt
een van deze symbolen weergegeven. Het
betreffende silhouet wordt rood omkaderd.
Als de functie "Nachtzicht" niet is geselecteerd,
verschijnt de waarschuwing in een tijdelijk
venster.
In het geval van een waarschuwing kan
de bestuurder direct ingrijpen via een
uitwijkmanoeuvre of door te remmen.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden ingesteld in het
menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
Werkingslimieten
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
– als het zicht slecht is (bij sneeuwval, zware
regenval of dichte mist),
– als de camera wordt bedekt door sneeuw,
modder of stof,
– als de camera bekrast is door het herhaaldelijk
wassen van de auto in een wasstraat met
roterende borstels,
– bij een zeer hoge buitentemperatuur,
– aan de top of de voet van een steile helling.
– op zeer bochtige wegen,
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Inschakelen / uitschakelen
Deze functie wordt geactiveerd vanaf een
bepaalde stuuruitslag.
De verlichting werkt in de volgende gevallen niet:
–
bij een geringe stuuruitslag.
–
bij snelheden boven 90
km/h,
–
als de achteruit is ingeschakeld.
Night Vision
Bij weinig licht maakt het systeem gebruik van
de infraroodcamera aan de voorzijde van de
auto om de aanwezigheid van voetgangers en
dieren in het gezichtsveld van de bestuurder vast
te stellen en te signaleren.
Om het beeld van de infraroodcamera
permanent weer te geven in het
instrumentenpaneel, selecteert u de functie
"Nachtzicht" door aan de draaiknop links van het
stuur te draaien. W
anneer aan de voorwaarden
wordt voldaan, wordt er een waarschuwing
gegeven bij een kans op een aanrijding.
De permanente weergave verdwijnt nadat het
contract wordt afgezet of als er niet aan de
voorwaarden wordt voldaan.
Night Vision is een rijhulpsysteem voor
de bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Onder sommige omstandigheden zijn de
temperatuurcontrasten onvoldoende en kan
het systeem niet alle gevaren detecteren of,
omgekeerd, onjuiste waarschuwingen geven
(bijv. door warme motoren van langs de weg
geparkeerde vrachtwagens).
Werkingsvoorwaarden
– Bij draaiende motor en in de Stop-stand van
het Stop & Start-systeem.
–
Bij weinig licht met naar behoren werkend
dimlicht ingeschakeld.
–
T
emperatuur tussen -30 °C en +28 °C.
–
Snelheid lager dan 160
km/u.
–
Detectie van dieren groter dan 0,5 meter
.
Werking
Als de functie is geselecteerd, maar het display op het instrumentenpaneel en de
waarschuwingen zijn niet beschikbaar (functie
"Nachtzicht” actief), gaat het verklikkerlampje
grijs branden.
Als aan alle werkingsvoorwaarden is voldaan, gaat het verklikkerlampje groen
branden: de weergave op het
instrumentenpaneel (indien de functie
"Nachtzicht" is geselecteerd) en de activering
van waarschuwingen zijn beschikbaar.
Als aan bepaalde werkingsvoorwaarden (snelheid of temperatuur) niet wordt voldaan, gaat het verklikkerlampje oranje
branden: alleen de weergave op het
instrumentenpaneel is beschikbaar (functie
"Nachtzicht" actief).
Zolang het omgevingslicht te sterk is of de
dimlichten niet zijn ingeschakeld, zijn de
waarschuwingen niet beschikbaar.
Het detectiebereik van de camera ligt tussen
15 m (voor voetgangers) en 200 m, afhankelijk
van het zicht.
Het camerabeeld wordt in grijstinten op het
instrumentenpaneel weergegeven, waarbij
warme objecten lichter zijn dan koude objecten.