Page 193 of 276

191
In geval van pech
8De sticker met de snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar te
herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is
gerepareerd.
Op deze sticker staat de
bandenspanning aangegeven.
► Zet het contact aan.
► Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand I te zetten, totdat de bandenspanning
2 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder
druk in de band gespoten; maak de slang
gedurende deze handeling niet los van de
aansluiting (kans op spatten).
Als de bandenspanning van 2 bar na ongeveer 7 minuten nog niet is bereikt,
kan de band niet met de bandenreparatieset
worden gerepareerd; neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
► Zet de schakelaar in de stand " O ”.
► Haal de stekker van de compressor uit de 12
V
-aansluiting in de auto.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
►
V
erwijder de set.
►
V
erwijder de flacon met afdichtmiddel en berg
deze op.
Het afdichtmiddel is schadelijk bij inname
en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
staat op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een PEUGEOT-dealer of een
officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.
► Zet de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Rijd niet sneller dan 80 km/h met een
band die met dit type kit is gerepareerd
en rijd niet meer dan 200
km.
PEUGEOTNeem contact op met een dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om de
band te laten verwisselen.
Controleren / aanpassen
bandenspanning
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
bandenspanning te controleren en zo nodig
te corrigeren.
►
V
erwijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze
stevig vast.
►
Controleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O
" staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12
V-aansluiting in de auto.
►
Zet het contact aan.
Page 194 of 276

192
In geval van pech
► Draai de centrale moer los.
► Verwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
► Til het reservewiel in de richting van de
achterzijde van de bagageruimte.
► Neem het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel terugplaatsen
Het wiel met de lekke band kan niet
onder de vloer van de bagageruimte
geplaatst worden.
► Leg het reservewiel terug in de
reservewielbak.
► Draai de moer op de bout een aantal
omwentelingen los.
► Plaats het bevestigingssysteem (moer en
bout) op het midden van het wiel.
Alleen de 12V-aansluitingen voorin en
in de bagageruimte mogen worden
gebruikt om de compressor aan te sluiten.
De 12 V-aansluiting aan de achterzijde van
de middenconsole is niet geschikt voor dit
gebruik.
Op deze sticker staat de
bandenspanning aangegeven.
► Schakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I
" te zetten en breng
de band op de spanning die staat aangegeven
op de bandenspanningssticker van de auto. De
bandenspanning verlagen: druk op de zwarte
toets op de slang van de compressor, bij de
aansluiting op het ventiel.
Als de bandenspanning van 2 bar na 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band
niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in de stand O
zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.
►
V
erwijder de set en berg deze op.
Als de spanning van één of meer banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
Toegang tot het reservewiel
Berline
SW
Het reservewiel ligt onder de vloer van de
bagageruimte.
Als u het reservewiel nodig hebt, raadpleeg dan
eerst het hoofdstuk Gereedschapsset .
Het reservewiel is een "noodreservewiel".
Het reservewiel monteren
Page 195 of 276

193
In geval van pech
8► Draai de centrale moer los.
► V erwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
►
T
il het reservewiel in de richting van de
achterzijde van de bagageruimte.
►
Neem het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel terugplaatsen
Het wiel met de lekke band kan niet
onder de vloer van de bagageruimte
geplaatst worden.
► Leg het reservewiel terug in de
reservewielbak.
►
Draai de moer op de bout een aantal
omwentelingen los.
►
Plaats het bevestigingssysteem (moer en
bout) op het midden van het wiel.
Berline
SW
► Draai de centrale moer voldoende vast om
het wiel goed te bevestigen.
►
Berg de gereedschapskist in het midden van
het wiel op en klik de kist vast.
Verwijderen van het wiel
Stilzetten van de auto
Parkeer de auto op een plaats waar u
het verkeer niet hindert en zorg ervoor dat
deze op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel de eerste
versnelling in om de wielen te blokkeren,
trek de parkeerrem aan, tenzij deze in de
automatische stand staat, en zet het contact
af.
Auto met een automatische transmissie:
selecteer stand
P
om de wielen te blokkeren,
trek de parkeerrem aan, tenzij deze in de
automatische stand staat, en zet het contact
af.
Controleer of de lampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel blijven branden.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Plaats indien nodig een wielblok achter het
wiel kruislings tegenover het te verwisselen
wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
Wiel met wieldop
Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
Page 196 of 276

194
In geval van pech
Monteren van een wiel
Stalen reservewiel of noodreservewiel
monteren
Indien de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, raken de ringen de stalen velg of
het noodreservewiel niet. Als de bouten
volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische
draagvlak van de bouten dat het reservewiel
stevig vastzit.
► Plaats het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
► Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5) en de
dop (2) handvast.
bij de ventielopening los te wippen en
vervolgens los te trekken.
Monteren: breng de wieldop aan; plaats
daartoe de opening in lijn met het ventiel en
druk de wieldop vervolgens rondom vast met
de palm van uw hand.
► Verwijder de sierdop van de wielbouten met
het gereedschap ( 7) (lichtmetalen velgen).
►
Bevestig dop ( 2
) op de wielsleutel ( 5) en
draai de slotbout een omwenteling los.
►
Draai de overige wielbouten iets los met
alleen de wielsleutel ( 5
).
► Plaats het voetstuk van de krik ( 6) op de
grond, recht onder een van de twee krikpunten
aan de voorzijde ( A) of achterzijde (B). Gebruik
het krikpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt.
► Draai de krik ( 6 ) uit totdat de kop van de krik
het krikpunt (A of B) raakt; het contactvlak van
het krikpunt (A of B) moet goed in het middelste
deel van de kop van de krik steken.
►
Krik de auto op totdat er voldoende
ruimte tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of zachte ondergrond kan de
krik wegschuiven of wegzakken - Kans op
letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
krikpunten ( A of B) onder de auto en
controleer of de kop van de krik goed
tegen het midden van het contactvlak van
het krikpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en/of de krik inklappen -
Kans op letsel!
► Verwijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats.
►
V
erwijder het wiel.
Page 197 of 276

195
In geval van pech
8Monteren van een wiel
Stalen reservewiel of noodreservewiel
monteren
Indien de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, raken de ringen de stalen velg of
het noodreservewiel niet. Als de bouten
volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische
draagvlak van de bouten dat het reservewiel
stevig vastzit.
► Plaats het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5
) en de
dop (2) handvast. ►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel ( 5
) handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw de krik (6) op en verwijder deze.
► Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5 ) en de
dop (2) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel ( 5
) vast.
►
Bevestig de doppen op de de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
►
Berg het gereedschap op.
Na het verwisselen van een wiel
Met een noodreservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen
uit (Active Safety Brake, Adaptieve
snelheidsregelaar enz.).
Rijd niet sneller dan 80
km/h.
Het is verboden om met meer dan één
noodreservewiel te rijden.
Laat het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning van
het reservewiel zo snel mogelijk door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie
kan de monteur u vertellen of de band
kan worden gerepareerd of moet worden
vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
Page 198 of 276

196
In geval van pech
Uitvoering met halogeenlampen
1.Dagrijverlichting / parkeerlichten (leds)
2. Grootlicht (H7)
3. Dimlicht (H7)
4. Richtingaanwijzers (PWY24W).
De motorkap openen / Toegang tot de
lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor -
kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de bladen van de koelventilator kunnen
komen - kans op verstikking!
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Vervang de lampen per paar om onbalans in
de verlichting te voorkomen.
Terugplaatsen van de lampunits
Voer de handelingen voor het
terugplaatsen in de omgekeerde volgorde van
het verwijderen uit.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
–
Koplampen met Full LED-technologie.
–
Offset dagrijverlichting.
–
Zijrichtingaanwijzers.
–
V
erlichting zijkant.
–
3D-achterlichten.
–
Derde remlicht.
–
Kentekenplaatverlichting.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om dit
type lampen te laten vervangen.
Raak de "Full LED"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Verlichting vóór
Uitvoering met koplampen met "Full
LED"-technologie
1. Dagrijverlichting/Parkeerlichten /
Richtingaanwijzers
2. Dimlicht
3. Groot licht
4. Statische bochtverlichting
Page 199 of 276

197
In geval van pech
8Uitvoering met halogeenlampen
1.Dagrijverlichting / parkeerlichten (leds)
2. Grootlicht (H7)
3. Dimlicht (H7)
4. Richtingaanwijzers (PWY24W).
De motorkap openen / Toegang tot de
lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor -
kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de bladen van de koelventilator kunnen
komen - kans op verstikking!
Halogeenlampen (Hx)
Controleer om verzekerd te zijn van een
goede verlichtingskwaliteit of de lamp op de
juiste wijze in de behuizing is geplaatst.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van een
controlelampje voor een richtingaanwijzer
(links of rechts) betekent dat één van de
lampen aan die zijde defect is.
► Draai de stekker een kwartslag linksom.
► T rek de lamphouder los.
►
V
ervang de lamp.
De oranjekleurige lampen moeten
worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen.
Grootlicht
► Trek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
►
T
rek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
►
T
rek de lamp naar achteren om deze te
verwijderen.
►
V
ervang de lamp.
Dimlicht
Page 200 of 276

198
In geval van pech
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het paneel van de
zekeringkast.
Afhankelijk van de uitvoering:
► Trek het paneel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
► Verwijder het paneel volledig.
► Haal de tang uit de houder.
► Trek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
►
T
rek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
►
Duw de veer naar voren en dan naar rechts
om de lamp te verwijderen.
►
V
ervang de lamp.
Achterlichten
Uitvoering met led-achterlichten
Uitvoering met adaptieve 3D Full
LED-achterlichten
1.Richtingaanwijzers (led)
2. Remlichten (led)
3. Parkeerlicht / dagrijverlichting (led)
4. Achteruitrijlicht (P21W)
5. Mistachterlicht (P21W)
Achteruitrijlichten / mistachterlichten.
Achteruitrijlichten
Mistachterlichten
Deze lampen zijn te vervangen vanaf de
buitenkant van de achterbumper.
►
Steek uw hand onder de bumper
.
►
Draai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
►
Draai de lamp een kwartslag en vervang de
lamp.
Raak de uitlaat niet aan als u de lamp
kort na het afzetten van het contact
vervangt - kans op brandwonden!