137
Rijden
6(oranje)
Storing in het systeem.
Als de bestuurder het systeem langere tijd niet
wil gebruiken, kan hij het systeem uitschakelen
door nogmaals op de toets te drukken.
Het lampje in de toets gaat uit en het symbool op
het instrumentenpaneel verdwijnt.
De status van het systeem wordt
opgeslagen bij het uitzetten van het
contact.
Snelheidsregelaar
De bestuurder moet het stuurwiel goed
vasthouden.
Als de snelheidsregelaar is geactiveerd, wordt
het symbool groen weergegeven: het systeem
maakt kleine stuurbewegingen om de auto in
de door de bestuurder gekozen positie op de
rijstrook te houden. Deze positie hoeft niet het
midden van de rijstrook te zijn.
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door aan
het stuurwiel te draaien, waardoor de functie
wordt gepauzeerd. De bestuurder stuurt de
auto naar de gewenste positie op de rijstrook.
Wanneer de bestuurder vindt dat de auto een
geschikte positie heeft, behoudt hij deze totdat
de functie opnieuw wordt geactiveerd. Het
systeem neemt de controle weer over door
regulering vanuit de nieuwe positie.
Het systeem pauzeren/
onderbreken
De bestuurder moet meteen actie
ondernemen als hij denkt dat de
verkeerssituatie of het wegoppervlak ingrijpen
vereist, door het stuurwiel te bewegen om de
werking van het systeem tijdelijk te
onderbreken. Wanneer het rempedaal wordt
ingetrapt, wordt de snelheidsregeling
onderbroken en wordt ook het systeem
onderbroken.
Als het systeem vaststelt dat de bestuurder het stuurwiel niet stevig
genoeg vast houdt, dan geeft het systeem
een aantal waarschuwingen die steeds
dringender worden. Als de bestuurder niet
reageert, wordt het systeem uitgeschakeld.
Als de werking wordt onderbroken omdat het stuurwiel langere tijd niet stevig
genoeg wordt vastgehouden, moet u het
systeem weer inschakelen door opnieuw op
de toets te drukken.
Automatische pauzering
– Ingrijpen van het ESP .
– Langere tijd geen detectie van een van
de rijstrookmarkeringen. In dit geval kan de
functie
Active Lane Departure Warning de
controle overnemen totdat er weer aan de
werkingsvoorwaarden van het systeem wordt
voldaan.
In reactie op de acties van de bestuurder:
onderbreking
– Inschakelen van de richtingaanwijzers.
– Overschrijden van de rijstrookmarkeringen.
–
T
e stevig vasthouden van het stuurwiel of
dynamische stuurmanoeuvre.
–
Intrappen van het rempedaal (met een
pauze tot gevolg totdat de snelheidsregelaar
weer wordt ingeschakeld) of het gaspedaal
(onderbreking zolang het pedaal wordt
ingetrapt).
–
Pauzeren van de snelheidsregelaar
.
–
Uitschakelen van het
ASR-systeem.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren b\
ij de belangrijkste rijsituaties. Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.
142
Rijden
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld via het
touchscreenmenu Rijverlichting/Auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Driver Attention Warning
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met een
snelheid van meer dan 65 km/h zonder dat deze
een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die
de bestuurder adviseert een pauze te nemen, en
een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto
wordt stilgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
– De auto staat langer dan 15 minuten stil met
draaiende motor.
– Het contact is enkele minuten afgezet
geweest.
– De veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de
snelheid hoger is dan 65 km/h.
Active Safety Brake
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, treedt in werking
wanneer de bestuurder, na de waarschuwingen,
niet snel genoeg reageert en niet remt.
De functie is bedoeld om de snelheid van
de aanrijding te beperken of de aanrijding te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
–
De rijsnelheid is niet hoger dan 60 km/h
wanneer een voetganger wordt gedetecteerd.
– De rijsnelheid is niet hoger dan 80 km/h
wanneer een stilstaand voertuig of een fietser
wordt gedetecteerd.
–
De rijsnelheid is hoger dan 10
km/h
(uitvoeringen met camera en radar) of ligt tussen
10 km/h en 85 km/h (uitvoeringen met uitsluitend
een camera) wanneer een bewegend voertuig
wordt gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert
(gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie reageert op het remmen van de auto.
Bij een auto met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat deze door
het automatische noodremsysteem tot stilstand
is gebracht. Houd het rempedaal ingetrapt als u
dit wilt voorkomen.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de
auto door het automatische noodremsysteem tot
stilstand wordt gebracht.
De bestuurder kan op elk gewenst
moment de controle over de auto weer
overnemen door een ferme stuurbeweging te
maken en/of het gaspedaal snel in te trappen.
Als de functie in werking is, kunnen er lichte trillingen voelbaar zijn in het
rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2
seconden geactiveerd.
Storing
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door een permanent
brandend lampje, in combinatie met een melding
en een geluidssignaal.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is
afgezet en weer gestart, neem dan contact op
met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Systeem voor detecteren
van onoplettendheid
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Neem een pauze wanneer u moe bent en in elk
geval elke 2 uur.
De functie omvat het systeem “Driver Attention
Warning” en het systeem “Driver Attention Alert”.
Deze systemen zijn absoluut niet
bedoeld om de bestuurder wakker te
houden of te voorkomen dat de bestuurder
achter het stuur in slaap valt.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto aan de kant te zetten
als hij/zij vermoeid is.
143
Rijden
6Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld via het
touchscreenmenu Rijverlichting/Auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Driver Attention Warning
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met een
snelheid van meer dan 65
km/h zonder dat deze
een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die
de bestuurder adviseert een pauze te nemen, en
een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto
wordt stilgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
–
De auto staat langer dan 15 minuten stil met
draaiende motor
.
–
Het contact is enkele minuten afgezet
geweest.
–
De veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de
snelheid hoger is dan 65
km/h.
Driver Attention Alert
Met behulp van een boven aan de
voorruit geplaatste camera beoordeelt het
systeem de waakzaamheid, vermoeidheid of
afleidingen van de bestuurder door afwijkingen in
de koers van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden hoger dan 65
km/h).
In eerste instantie wordt de bestuurder
gewaarschuwd door de melding “ Voorzichtig!”,
samen met een geluidssignaal.
Als het systeem drie waarschuwingen heeft
gegeven, geeft het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding " Doorrijden
gevaarlijk: Las een rustpauze in!", en wordt
het geluidssignaal harder.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder dat
er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
–
wegmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar (door sneeuw of modder), of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.);
–
geringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen);
–
smalle of bochtige weg.
Lane Keeping Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Het systeem detecteert met behulp van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit
rijstrookmarkeringen en bermranden (afhankelijk
van de uitvoering), corrigeert de koers van
de auto en waarschuwt de bestuurder zodra
overschrijding van de rijstrookmarkering of
bermrand dreigt (afhankelijk van de uitvoering).
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
266
Trefwoordenregister
Kinderbeveiliging 103
Kinderen
90, 98–102
Kinderen (veiligheid)
103
Kinderzitjes
90, 94–95, 97–98
Kinderzitjes (conventioneel)
97–98
Kinderzitjes i-Size
102
Klep van de laadaansluiting
167, 170–171
Kleurcode lak
220
Klokje (instellen)
233, 259
Koelvloeistof
179
Koelvloeistoftemperatuur
19
Koelvloeistoftemperatuurmeter
19
Kofferdeksel sluiten
30, 37
Koplampverstelling
75
Krik
188–189, 192
L
Laadkabel 167, 169–170
Laadstekker
167, 170–171
Laadtoestand van de tractiebatterij
24, 166
Laden accu ~ Accu laden
205, 208–209
Laden via een normaal stopcontact
169, 171
Lader voor versneld laden (wallbox)
167
Lak
185, 220
Lampen
197
Lampen (vervangen)
195–196, 198
Lampen vervangen
195–196, 198
Lane Departure Warning System
143, 147
Lane Keeping System
132, 136–137, 140
Leder (onderhoud)
186
LED-verlichting 74, 196–198
Lekke band
189–190, 192
Lendensteun
48
Lendensteun, verstelling
48
Lichtschakelaar
73–74
Lokaliseren van de auto
28
Luchtfilter
181
Luchtfilter (vervangen)
181
Luchtrecirculatie
57–58
Luidsprekers
63
M
Make-upspiegel 62
Massagefunctie
50
Massages op meerdere punten
50
Matten
65, 123
Mat verwijderen
65
Meldingen
257
Menu
229
Menu's (audio)
223–224, 238–239
Menustructuren display
229
Milieu
7, 33, 60
Mistachterlicht
73, 198
Monteren allesdragers ~ Allesdragers
monteren
174–175
Motor
182
Motoren
213–215, 217
Motorkap
176–177
Motorolie
178
Motorolieniveaumeter
18
N
Navigatiesysteem 243–245
Neerklappen stoelen achter
53–54
Netaansluiting (standaardstekker)
167, 170–171
Night Vision
78
Niveau AdBlue®
180
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
180–181
Niveau koelvloeistof ~
Koelvloeistofniveau
19, 179
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau
179
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
80, 180
Niveaus controleren
178–180
Niveaus en controles
178–181
Noodbediening achterklep
38
Noodbediening portieren
31–32
Noodoproep ~ Urgence-oproep
84–85
Noodprocedure afzetten van de motor
108
Noodprocedure starten
108, 205
Noodremassistentie ~ Brake Assist
System (BAS)
87, 141
Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist
System (BAS)
87
O
Oliefilter 181
Oliefilter (vervangen)
181
Olieniveau
18, 178