Page 41 of 329
Sleutels, portieren en ruiten39Beweeg daarna de knop om de spie‐
gel te verstellen.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Elektrisch inklappen
Druk op n. Beide buitenspiegels
klappen nu in.
Druk nogmaals op n om de buiten‐
spiegels weer in hun oorspronkelijke
stand te zetten.
Als u een elektrisch ingeklapte spie‐
gel met de hand uitklapt, wordt door
het indrukken van n alleen de andere
spiegel elektrisch uitgeklapt.
Inklapbare spiegels met
handzender of elektronische
sleutel
Druk na vergrendeling nogmaals
1 seconde lang op e om de spiegels
in te klappen.
Druk na ontgrendeling nogmaals 1 seconde lang op c om de spiegels
uit te klappen.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Page 42 of 329

40Sleutels, portieren en ruitenDe instellingen worden automatisch
opgeslagen voor de sleutel die wordt
gebruikt 3 25.
Verwarmde spiegels
De verwarming van de achterruit en
de buitenspiegels werkt door indruk‐
ken van b. De LED in de toets licht
op.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Automatische dimfunctie
Verblinding door achterliggers in het
donker wordt automatisch vermin‐
derd door de buitenspiegel aan
bestuurderskant te dimmen.
Parkeerhulp
Bij spiegels met een standgeheugen worden de buitenspiegels als hulp‐
middel bij het parkeren automatisch
op de achterbanden gericht zodra u
de achteruitversnelling inschakelt,
behalve wanneer een aanhanger is
aangekoppeld.
Geheugenplaats 3 51.
In- of uitschakeling van deze functie
kunt u wijzigen in Persoonlijke instel‐
lingen.
Persoonlijke instellingen 3 127.Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing verstellen.
Page 43 of 329

Sleutels, portieren en ruiten41Automatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Voorruitstickers Plak geen stickers, zoals bijvoorbeeld
tolvignetten, rondom de binnenspie‐
gel op de voorruit. Anders kunnen de detectiezone van de sensor en het
zichtveld van de camera in de spie‐
gelbehuizing kleiner worden.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en/of berich‐
ten van deze systemen.
Voorzichtig
Als de auto is uitgerust met een
head-updisplay, is het van groot belang dat de voorruit precies
conform de Opel specificaties
wordt vervangen. Anders werkt
het systeem mogelijk niet goed en is het beeld mogelijk onscherp.
Elektrisch bediende ruiten
9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Page 44 of 329

42Sleutels, portieren en ruitenSchakel het contact in om de elek‐
trisch bediende ruiten te bedienen.
Behouden stroom uit 3 161.
Druk # van de desbetreffende ruit
in om de ruit te openen of trek eraan
om de ruit te sluiten.
Toets een beetje indrukken of uittrek‐
ken: ruit gaat omhoog of omlaag
zolang u de schakelaar bedient.
Knop zover mogelijk indrukken of
uittrekken en loslaten: ruit gaat auto‐
matisch omhoog of omlaag met geac‐
tiveerde beveiligingsfunctie. U stopt
de ruit door de schakelaar nogmaals
in dezelfde richting te bedienen.
Beveiligingsfunctie
Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten
onmiddellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren In geval van problemen bij het sluiten
vanwege vorst o.i.d. schakelt u het
contact in, trekt u de schakelaar
vervolgens tot de eerste klik en houdt u hem daar. De ruit gaat omhoog
zonder geactiveerde beveiligings‐
functie. Om de beweging te stoppen,
laat u de schakelaar los.Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk V in om de achterste elektri‐
sche portierruiten te deactiveren; het
led-lampje licht op. Druk voor het acti‐ veren nogmaals op V.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
U kunt de ruiten op afstand van
buitenaf bedienen.
Page 45 of 329

Sleutels, portieren en ruiten43
Houd c meer dan 2 seconden lang
ingedrukt om de ruiten te openen.
Houd e meer dan 2 seconden lang
ingedrukt om de ruiten te sluiten.
Laat de toets los om de ruit te stop‐
pen.
Als de ruiten volledig geopend of
gesloten zijn, lichten de alarmknip‐
perlichten tweemaal op.
Overbelasting Worden de ruiten in korte tijd meer‐maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als u de ruiten niet automatisch kunt
sluiten (bijv. na het loskoppelen van
de accu), verschijnt er een waarschu‐ wingstekst op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 126.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Portieren sluiten.
2. Schakel het contact in.
3. Trek aan de schakelaar tot de ruit
dichtstaat en blijf er nog
2 seconden aan trekken.
4. Duw tegen de schakelaar tot de ruit helemaal openstaat en blijf
nog 2 seconden duwen.
5. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.Achterruitverwarming
De verwarming van de achterruit en
de buitenspiegels werkt door indruk‐
ken van b. De LED in de toets licht
op.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Page 46 of 329
44Sleutels, portieren en ruitenVoorruitverwarming
Werkt door op , te drukken. De LED
in de toets licht op.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Als u tijdens dezelfde contactcyclus
nogmaals op , drukt, werkt de
verwarming nog drie minuten.
ZonnekleppenOm verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Onderweg moeten de spiegelkappen
gesloten zijn.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.Dak
Zonnedak9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van het zonnedak. Er bestaat
verwondingsgevaar, met name voor kinderen.
Bewegende onderdelen tijdens de
bediening goed in de gaten
houden. Ervoor zorgen dat niets of
niemand bekneld raakt.
Schakel het contact in om het zonne‐
dak te bedienen.
Page 47 of 329

Sleutels, portieren en ruiten45Openen of sluiten
Druk * of r tot aan de eerste klik
in: zonnedak wordt geopend of geslo‐ ten zolang u de schakelaar bedient.
Druk * of r stevig tot de tweede
klik in en laat hem los: het zonne‐
scherm gaat automatisch omhoog of
omlaag. Tijdens het sluiten is de
veiligheidsfunctie ingeschakeld. Om
de beweging te stoppen, drukt u
nogmaals op de schakelaar.
Omhoog of sluiten Druk op + of r : het zonnedak wordt
automatisch geopend of gesloten.
Tijdens het sluiten is de veiligheids‐
functie ingeschakeld.
Zonnescherm Het zonnescherm wordt handmatig
bediend.
Schuif het zonnescherm open of
dicht. Wanneer het zonnedak open‐
staat, is het zonnescherm altijd open.Algemene tips
Beveiligingsfunctie
Stuit het zonnedak tijdens het auto‐
matisch sluiten op een obstakel, dan
stopt het meteen en gaat het weer
open.
Beveiligingsfunctie negeren
Wanneer het sluiten moeilijk gaat,
bijv. vanwege ijs, dan moet u de scha‐
kelaar r zover mogelijk indrukken
en vasthouden. Het zonnedak sluit
met gedeactiveerde beveiligingsfunc‐
tie. Om de beweging te stoppen, laat
u de schakelaar los.
Zonnedak van buitenaf sluiten
U kunt het zonnedak op afstand van
buitenaf sluiten.
Houd e meer dan 2 seconden lang
ingedrukt om het zonnedak te sluiten.
Laat de toets los om de beweging te
stoppen.
Initialiseren na uitvallen van stroom
Na een stroomonderbreking kan het
zonnedak slechts beperkt bediend
worden. Laat het systeem door de
werkplaats initialiseren.
Page 48 of 329

46Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 46
Voorstoelen .................................. 48
Stoelpositie ................................ 48
Handmatige stoelverstelling ......49
Elektrische stoelverstelling ........51
Armsteun ................................... 54
Verwarming ............................... 55
Ventilatie .................................... 55
Massage .................................... 56
Achterbank ................................... 56
Armsteun ................................... 56
Verwarming ............................... 57
Veiligheidsgordels .......................57
Driepuntsgordel ......................... 58
Airbagsysteem ............................. 60
Frontaal airbagsysteem .............63
Zijdelings airbagsysteem ...........64
Gordijnairbagsysteem ...............64
Airbag deactiveren ....................65Kinderveiligheidssystemen ..........66
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 69
Voetgangersbeschermingssys‐
teem ............................................. 73
Actieve motorkap .......................73Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste