Page 145 of 329

Verlichting143Afbeelding toont leeslampje achter.
Verlichting zonneklep Brandt wanneer u het klepje opent.Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole De spot in de binnenverlichting gaat
aan wanneer de koplampen worden
ingeschakeld.
Instapverlichting
Welkomstverlichting
De volgende verlichting wordt korte
tijd ingeschakeld door de auto te
ontgrendelen met de handzender:
● dimlicht of groot licht
● bodemverlichting in beide buiten‐
spiegels
● kentekenplaatverlichting
● instrumentenverlichting
● binnenverlichting
Sommige functies werken alleen als
het buiten donker is om de auto
gemakkelijker te kunnen vinden.
De verlichting wordt meteen uitge‐
schakeld zodra het contactslot wordt
ingeschakeld.
Wegrijden 3 17.Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐ ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 127.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 25.
De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Driver Information Center
● portiervakverlichting
Uitstapverlichting De volgende verlichtingsfuncties
worden ingeschakeld bij uitschake‐
ling van het contact:
● binnenverlichting
● instrumentenverlichting
● bodemverlichting in beide buiten‐
spiegels
Page 162 of 329

160Rijden en bedieningde dieselmotor gloeit voor. De contro‐lelampjes branden en de meeste
elektrische functies werken.Motor starten
Druk kort op Engine Start/Stop
tijdens:
● handgeschakelde versnellings‐ bak: het bedienen van het koppe‐
lingspedaal,
● automatische versnellingsbak: het bedienen van het rempedaalmet de schakelhendel in stand
P of N.
Motor starten 3 161.Contact uit
Druk in elke modus kort op Engine Start/Stop wanneer Autostop
is geactiveerd of wanneer de motor draait en de auto stilstaat. Automati‐
sche versnellingsbak: schakel de
parkeerrem in en schakel P in.
Druk kort op Engine Start/Stop
zonder het koppelingspedaal of
rempedaal te bedienen in de contact‐ stand aan.
Sommige functies blijven actief tot het
bestuurdersportier wordt geopend,
mits het contact van tevoren aan was.Motor noodgedwongen uitschakelen
tijdens het rijden
Druk meer dan 2 seconden lang op
Engine Start/Stop of druk binnen
5 seconden twee keer kort op deze
knop 3 161.
Stuurslot Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
● Het bestuurdersportier open‐ staat.
Het het stuurslot op door het bestuur‐
dersportier te openen en de sluiten en
de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Bij een storing in de elektronischesleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Open de afdekking van de midden‐
console voor de schakelhendel. Leg
de elektronische sleutel overdwars
Page 177 of 329

Rijden en bediening175Oververhittingsbeveiliging
Wanneer de transmissie oververhit
door hoge buitentemperaturen of een sportieve rijstijl, worden het koppel en
de maximale snelheid van de auto
tijdelijk beperkt.
Storing
Bij een storing verschijnt er boordin‐
formatie op het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 126.
Automatische versnellingsbak met 6 versnellingen: elektronische schakel‐
regeling staat alleen vierde versnel‐
ling toe; automatische versnellings‐
bak met 8 versnellingen: elektroni‐
sche schakelregeling staat alleen
derde versnelling toe. De versnel‐
lingsbak schakelt niet langer automa‐
tisch.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Stroomonderbreking
Bij een stroomonderbreking kan de
schakelhendel niet uit stand P
worden gehaald.
U kunt de contactsleutel niet uit de contactschakelaar verwijderen.
Bij een lege accu hulpstartkabels
gebruiken 3 281.
Is de accu niet de oorzaak van de
storing, ontgrendel dan de schakel‐
hendel.
1. Schakel de parkeerrem in.
2. Maak de hoes van de schakelhen‐
del los van de middenconsole.
Steek een vinger in de leren hoes
naast de schakelhendel en trek de
hoes voorzichtig omhoog. Er is
een kabel aan bevestigd. Schuif
de hoes iets naar voren omdat
deze aan de achterzijde vastzit.
Kantel de losse hoes naar links
om te voorkomen dat u de kabel
spant.
3. Steek een klein, dun voorwerp (bijv. een pen of een schroeven‐
draaier) in de opening bij de scha‐
kelhendel. Duw het dunne voor‐
werp recht omlaag en haal de
schakelhendel uit P. Een
volgende keer dat de stand wordt
gekozen, wordt de schakelhendel
weer geblokkeerd. Laat de