Page 241 of 329

Verzorging van de auto239Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................240
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 240
Auto stallen .............................. 240
Verwerking van sloopauto .......241
Controle van de auto .................241
Werkzaamheden uitvoeren .....241
Motorkap ................................. 241
Motorolie .................................. 242
Koelvloeistof ............................ 243
Sproeiervloeistof ......................244
Remmen .................................. 245
Remvloeistof ............................ 245
Accu ........................................ 245
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 247
Wisserblad vervangen .............248
Gloeilamp vervangen .................249
Halogeenkoplampen ...............249
Led-koplampen ........................251
Mistlampen voor ......................251
Achterlichten ............................ 253
Zijrichtingaanwijzers ................258Kentekenverlichting .................258
Binnenverlichting .....................258
Elektrisch systeem .....................259
Zekeringen .............................. 259
Zekeringenkast in motorruimte 260
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................262
Boordgereedschap ....................264
Gereedschap ........................... 264
Velgen en banden .....................265
Winterbanden .......................... 265
Aanduidingen op banden ........265
Bandenspanning .....................266
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 267
Profieldiepte ............................ 270
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 270
Wieldoppen ............................. 271
Sneeuwkettingen .....................271
Bandenreparatieset .................271
Wiel verwisselen ......................276
Reservewiel ............................. 277
Starthulp gebruiken ...................281
Trekken ...................................... 282
Auto slepen ............................. 282
Andere auto slepen .................283Verzorging van uiterlijk ..............284
Verzorging exterieur ................284
Verzorging interieur .................287
Vloermatten ............................. 287
Page 242 of 329

240Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Dergelijke aanpassingen kunnen
bovendien van invloed zijn op de
rijhulpsystemen, het brandstofver‐
bruik, de CO 2-uitstoot en andere
emissies van de auto. Ook kan dan de typegoedkeuring komen te vervallen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of scha‐
kelhendel in stand P zetten.
Voorkomen dat auto kan wegrol‐
len.
● Parkeerrem niet inschakelen.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten datgeen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektrisch
bediende ruiten initialiseren
3 41.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
Page 243 of 329
Verzorging van de auto241● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekkenen in de uitgangspositie terugduwen.
Page 244 of 329

242Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch
omhoog gehouden.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor automatisch herstart omwille van
veiligheidsredenen.
Stop/Start-systeem 3 163.
Sluiten Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Actieve motorkap 3 73.
Motorolie Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te voorkomen. Gebruik olie met de juiste
specificatie.
Aanbevolen vloeistoffen en smeer‐
middelen 3 290.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Trek de oliepeilstok eruit, maak deze
schoon, steek deze weer in de buis,
trek deze weer eruit en lees het olie‐
peil af.
Page 245 of 329

Verzorging van de auto243Afhankelijk van de motor worden erverschillende oliepeilstokken
gebruikt.Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan
motorolie bijvullen.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.
Wij raden u aan dezelfde soort olie te nemen als voor de laatste olieverver‐
sing is gebruikt.Voorzichtig
Veeg eventueel gemorste motor‐
olie onmiddellijk weg.
Voorzichtig
Tap of zuig overmatig bijgevulde
olie af. Start als het oliepeil boven
maximaal is de auto niet en neem
contact op met een werkplaats.
Inhouden 3 302.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof
De af-fabriek bijgevulde koelvloeistof
biedt vorstbescherming tot ca.
-28 °C. In koude streken met zeer
lage temperaturen biedt de af-fabriek
bijgevulde koelvloeistof vorstbe‐
scherming tot ca. -37 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en antivries 3 290.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Page 246 of 329

244Verzorging van de auto
Bij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven de vulstreep staan. Bijvullen als het peil te laag is.
Afhankelijk van de motor kan de posi‐ tie van het koelvloeistofreservoir
verschillen.9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1 : 1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water bijvullen, vermengd
met een passende hoeveelheid goed‐ gekeurde sproeiervloeistof die anti‐
vries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Sproeiervloeistof 3 290.
Page 247 of 329
Verzorging van de auto245Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de
remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Roep de hulp in van een werkplaats
als het vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 290.
Accu
De accu zit in de motorruimte.
Er zijn aansluitpunten voor starthulp
3 281.
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen.
Door korte ritten en vaak starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Page 248 of 329

246Verzorging van de auto
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 144.
De accu ontkoppelen
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐
ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening openstaat,
moet deze met een afdekkap worden afgesloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 163.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 281.
Ontlaadbeveiliging
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
1. Schakel alle elektrische verbrui‐ kers uit die niet nodig zijn voor eenveilige rit, bijv. de stoelverwar‐
ming, achterruitverwarming of
andere hoofdverbruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht verdwijnt
nadat de motor twee keer is gestart
zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.