Page 89 of 329
Opbergen87Verbanddoos
Grand Sport
Berg de verbanddoos aan de rechter‐
kant van de bagageruimte op en zet
deze vast met de band.
Sports Tourer, Country Tourer
Berg de verbanddoos op het binnen‐
paneel van de achterklep op en zet
deze vast met de banden.
Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ ding van dakschade adviseren wij het voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken. Neem
contact op met uw werkplaats voor
meer informatie.
Dakdrager monteren
Grand Sport
Open alle portieren.
De bevestigingspunten zitten aan weerskanten in de portieropeningen.
Page 90 of 329

88OpbergenZet de dakdrager volgens de
montage-instructies vast.
Dakdrager wegnemen als deze niet
wordt gebruikt.
Sports Tourer, Country Tourer
De bevestigingspunten zitten in beide dakrails.
Zet de dakdrager volgens de bij de
dakdrager geleverde montage-
instructies vast.
Dakdrager wegnemen als deze niet
wordt gebruikt.
Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Zorg dat de rugleuningen
goed vastklikken. D.w.z. dat de
rode merktekens achter de
ontgrendelingshendels mogen
niet meer zichtbaar mogen zijn.
Bij stapelbare voorwerpen de
zwaarste voorwerpen onderop
leggen.
● Voorkom dat losse voorwerpen gaan schuiven door ze met
banden vast te zetten aan de
sjorogen 3 83.
● Bagage niet boven de rugleunin‐
gen laten uitsteken.
● Leg niets op de bagageruimte- afdekking of op het instrumenten‐
paneel en dek de sensor boven
op het instrumentenpaneel niet
af.
● De bagage mag de bediening van pedalen, parkeerrem, scha‐
kelhendel en de bewegingsvrij‐
heid van de bestuurder niet
belemmeren. Geen losse voor‐
werpen in het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de
Page 91 of 329
Opbergen89auto (zie typeplaatje 3 293) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttige draagver‐
mogen door de gegevens van uw auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires
verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag
door het hogere zwaartepunt.
Lading gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐
ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toegestane daklast is 100 kg.
De dakbelasting is de som van
het gewicht van het dakdrager‐
systeem en de lading.
Page 92 of 329

90Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................91
Stuurwielverstelling ...................91
Stuurbedieningsknoppen ...........91
Verwarmd stuurwiel ...................91
Claxon ....................................... 92
Wis- en wasinstallatie voorruit ...92
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 94
Buitentemperatuur .....................95
Klok ........................................... 95
Elektrische aansluitingen ...........96
Inductief opladen .......................97
Asbakken ................................... 98
Waarschuwingslampen, meters en controlelampen .......................99
Instrumentengroep ....................99
Snelheidsmeter .......................103
Kilometerteller ......................... 104
Dagteller .................................. 104
Toerenteller ............................. 105
Brandstofmeter ........................105
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 105
Service-display ........................ 106Controlelampen .......................107
Richtingaanwijzers ..................107
Gordelverklikker ......................107
Airbag en gordelspanners .......108
Airbag-deactivering .................108
Laadsysteem ........................... 108
Storingsindicatielamp ..............109
Rem- en koppelingssysteem ...109
Elektrische handrem ................109
Elektrische handrem defect .....109
Antiblokkeersysteem (ABS) .....110
Schakelen ................................ 110
Afstand tot voorligger ..............110
Lane keep assist .....................110
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............110
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..110
Traction Control-systeem UIT . 111
Koelvloeistoftemperatuur .........111
Voorverwarming ......................111
AdBlue ..................................... 111
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 111
Motoroliedruk ........................... 111
Te laag brandstofpeil ...............112
Startbeveiliging ........................112
Rijverlichting ............................ 112
Groot licht ................................ 112
Grootlichtassistentie ................112Led-koplampen ........................112
Mistlampen voor ......................113
Mistachterlicht ......................... 113
Cruise control .......................... 113
Adaptieve cruise control ..........113
Voorligger gedetecteerd ..........113
Voetgangersdetectie ...............113
Snelheidsbegrenzer ................113
Verkeersbordherkenning .........114
Portier open ............................. 114
Displays ..................................... 114
Driver Information Center ........114
Info-Display ............................. 120
Head-updisplay .......................122
Boordinformatie ......................... 126
Geluidssignalen .......................126
Persoonlijke instellingen ............127
Telematicaservice ......................132
Noodoproep ............................. 132
Page 93 of 329
Instrumenten en bedieningsorganen91Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en snelheidsbegren‐
zer zijn te bedienen via de knoppen
links op het stuurwiel.
De frontaanrijdingswaarschuwing is
ook in te stellen met de knoppen links op het stuurwiel.
Het Infotainmentsysteem is te bedie‐
nen via de knoppen rechts op het
stuurwiel.
Rijhulpsystemen 3 185.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
Driver Information Center 3 114.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop/Start-systeem 3 163.
Page 94 of 329
92Instrumenten en bedieningsorganenClaxon
j indrukken.
Wis- en wasinstallatie
voorruit
Voorruitwissers met verstelbaar
wisintervalHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissenOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om de wisfre‐ quentie in te stellen.
Page 95 of 329
Instrumenten en bedieningsorganen93Voorruitwisser met regensensorHI:snelLO:langzaamAUTO:Automatische wisfunctie
met regensensorOFF:uit
In de stand AUTO registreert de
regensensor de hoeveelheid neer‐
slag op de voorruit en stuurt automa‐
tisch de wissnelheid van de voorrui‐
twisser aan.
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Wisserhendel in stand AUTO.
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐ ligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Regensensorfunctie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd in de
Persoonlijke instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Page 96 of 329
94Instrumenten en bedieningsorganenVoorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 244.
Wis- en wasinstallatie
achterruit
AchterruitwisserOFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt een paar slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 244.