Page 9 of 312
7
Centraal schakelaarpaneel
AlarmknipperlichtenVergrendelen/ontgrendelen van
binnenuit
Advanced Grip Control
Starten/afzetten van de motor
Hill Assist Descent Control
Eco-modus
Elektrische parkeerrem
Elektrische kinderbeveiliging
Bedieningsfuncties op het
bestuurdersportier
Laadruimte Voorruitverwarming
.
Overzicht
Page 10 of 312

8
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in. Schakel bij het
accelereren bij voorkeur relatief snel over naar
een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op
het instrumentenpaneel weergegeven
schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een automatische transmissie
wordt de schakelindicator uitsluitend in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen opvolgt,
nemen het brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door
het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Beperk het gebruik van
elektrische voorzieningen
Als het passagierscompartiment te warm is,
ventileer dit dan voordat u gaat rijden door de
ruiten en de ventilatieopeningen te openen
voordat u de airconditioning gaat gebruiken.
Sluit bij snelheden boven 50
km/u de ruiten,
maar laat de ventilatieopeningen open staan.
Maak gebruik van alle voorzieningen die kunnen
bijdragen aan een verlaging van de temperatuur
in het interieur (zonneschermen van het schuif-/
kanteldak of de zijruiten enz.).
Schakel de verlichting en de mistlampen uit
als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij
auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk
uit.
Eco-rijden
Page 11 of 312

9
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenredig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(allesdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger enz.) van uw auto. Gebruik bij
voorkeur een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de allesdragers en het
imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker in de deuropening van het
bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oorafgaand aan een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet het reser vewiel en de banden van
een aanhanger of caravan.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter
ver vangen enz.) en houd u daarbij aan het
onderhoudsschema van de fabrikant. Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof
uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000
km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert.
Als bij een BlueHDi-dieselmotor het
SCR-systeem uitvalt, stoot uw auto meer
schadelijke stoffen uit dan toegestaan. Bezoek
in dat geval z.s.m. het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om er voor te
zorgen dat de uitstoot van stikstofoxide van
uw auto weer aan de norm voldoet.
.
Eco-rijden
Page 12 of 312

10
Inschakelen/uitschakelen
F U kunt deze modus in- of uitschakelen door op deze toets te drukken.
Het lampje brandt als de modus is
ingeschakeld.
Eco-coaching
Deze functie voorziet de bestuurder van
advies en informatie om hem te helpen
zuiniger en milieuvriendelijker te rijden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Weergave op het touchscreen
De 4 tabbladen " Traject", "Airconditioning ",
" Onderhoud " en "Rijden " voorzien u van
advies om uw rijstijl te optimaliseren.
Informatie met betrekking tot uw rijstijl kan ook
in realtime worden weergegeven.
Het tabblad " Rapport" toont een beoordeling
van uw rijstijl per dag en geeft een totaalscore
over de gehele week.
U kunt dit rapport op elk willekeurig moment
resetten door op " Reset" te drukken. Met PEUGEOT Connect Radio
F
S
electeer in het menu
" Applicaties " de optie "Eco-
coaching ".
Met PEUGEOT Connect Nav F
S
electeer het menu
" Applicaties ", ver volgens het
tabblad " Voertuigapps " en dan
" Eco-coaching ".
Door het tabblad "
Eco-coaching"
van het centrale matrixdisplay
van het instrumentenpaneel te
selecteren, kunt u uw rijstijl in
realtime in de gaten houden met de
rem- en acceleratie-indicator.
Eco-modus
Met deze modus kunt u de instellingen van de
verwarming en airconditioning optimaliseren
om het brandstofverbruik te beperken. De functie houdt hierbij rekening met
parameters zoals het optimaliseren van
het remmen, gas geven en schakelen,
de bandenspanning, het gebruik van
verwarmings-/airconditioningsfuncties, enz.
Eco-rijden
Page 13 of 312
11
Instrumentenpaneel
Snelheidsmeter
Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
Meters met
instrumentenpaneel met
LCD-tekst- of matrixdisplay
1.Brandstofniveaumeter.
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Display
Voor reizen in het buitenland kan
de eenheid van de afstand worden
aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële
eenheid van het land (km of mijl). U kunt
bij stilstaande auto de eenheid wijzigen
via het configuratiemenu van het scherm.
Met instrumentenpaneel met LCD-
pictogrammendisplay
1.Koelvloeistoftemperatuurmeter.
2. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
4. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische
transmissie.
5. Brandstofniveaumeter.
6. Motorolieniveaumeter.
7. Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl).
Deze functies worden na het aanzetten
van het contact achter elkaar
weergegeven.
8. Dagteller (km of mijl).
1
Instrumentenpaneel
Page 14 of 312

12
Met instrumentenpaneel met LCD-
tekstdisplay
1.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
2. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
3. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische
transmissie.
4 Onderhoudsindicator, vervolgens
kilometerteller (km of mijl), dagteller (km
of mijl), weergave van meldingen, enz.
Met instrumentenpaneel met matrixdisplay
1.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
2. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische
transmissie.
3. Weergavezone: waarschuwingen of
meldingen over de status van functies,
boordcomputer, digitale snelheidsmeter
(km/h of mph), enz.
4 Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl).
Deze functies worden na het aanzetten
van het contact achter elkaar
weergegeven.
5 Dagteller (km of mijl).
Toetsen
Met instrumentenpaneel met LCD-
pictogrammendisplay
A.Dimmer verlichting.
Na SET enige tijd ingedrukt te hebben
kunt u de tijd en de eenheden instellen.
B. Herinnering onderhoudsinformatie of de
actieradius van de AdBlue
®.
Op nul zetten van de geselecteerde
functie (onderhoudsindicator of dagteller).
Na enige tijd ingedrukt te hebben kunt u
de tijd en de eenheden instellen.
Instrumentenpaneel
Page 15 of 312

13
Met instrumentenpaneel met LCD-
tekstdisplay
Met instrumentenpaneel met matrixdisplay
A.Herinnering onderhoudsinformatie of de
actieradius van de AdBlue®.
Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren
naar een bovenliggend niveau of
annuleren van huidige bewerking.
B. Dimmer verlichting.
Afhankelijk van de uitvoering: navigeren
in een menu, een lijst; een waarde
wijzigen.
C. Nulstelling dagteller en traject (lang
indrukken).
Nulstelling onderhoudsindicator.
Afhankelijk van de uitvoering:
configuratiemenu openen en een keuze
bevestigen (kort indrukken).
Toerenteller
Toerenteller (x 1000 t /min of rpm).
Waarschuwings- en lampjes
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met
een geluidssignaal en/of de weergave van een
melding op een display.
De manier van oplichten van het lampje in
combinatie met de werkingsfase bepaalt of
de situatie normaal is of dat er een storing
is opgetreden, zie de beschrijving van ieder
lampje voor meer informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Bepaalde rode of oranje lampjes gaan enkele
seconden branden wanneer het contact is
aangezet. Deze lampjes gaan uit zodra de
motor wordt gestart.
Aanhoudend brandend lampje
Bij een draaiende motor of tijdens het rijden,
wijst het branden van een rood of oranje lampje
op een storing die nader onderzocht moet
worden aan de hand van de bijbehorende
melding en de beschrijving van het lampje in de
documentatie.
Wanneer een lampje blijft brandenDe aanduidingen (1) , (2) en (3) in het overzicht
van de lampjes geven aan of u naast de
onmiddellijk aanbevolen acties contact met een
gekwalificeerde professional moet opnemen.
De lampjes (weergegeven als symbolen)
informeren de bestuurder over een storing
(lampjes) of de werking van een systeem
(lampjes in- of uitgeschakelde functie).
Bepaalde lampjes kunnen op twee manieren
(permanent of knipperend) of in verschillende
kleuren branden.
(1): zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
(2): neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
(3) : ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
1
Instrumentenpaneel
Page 16 of 312

14
Lijst van lampjes
Waarschuwings- resp.
lampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Rode lampjes
STOPBrandt permanent,
in combinatie met
een ander lampje,
de weergave van
een melding en een
geluidssignaal. Geeft een ernstige storing van
de motor, het remsysteem,
de stuurbekrachtiging, de
automatische transmissie of een
ernstige elektrische storing aan.
Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Motoroliedruk Brandt permanent. Er is een storing in de
motorsmering. Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Remsysteem Brandt permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Voer (1) uit en vul het niveau van de remvloeistof bij
met een door de fabrikant aanbevolen remvloeistof.
Wanneer het probleem blijft optreden (2) uitvoeren.
+ Brandt permanent.
De elektronische
remdrukregelaar (EBD) is
defect. Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Parkeerrem Brandt permanent. De parkeerrem is aangetrokken
of niet goed vrijgezet.
(1) : zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af. (2): neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats. (3)
: ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel