Page 129 of 312

127
De stand N kunt u gebruiken in een file
of bij het wassen van de auto in een
wasstraat.
Schakelflippers aan de stuurkolom
F Trek de rechter flipper "+" of linker flipper " -"
naar u toe om op of terug te schakelen.
Met de flippers kunt u de neutraalstand
niet selecteren en de achteruitversnelling
niet in- en uitschakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de stand van de keuzeschakelaar
verandert of op de toets M drukt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P. Parking (parkeerstand)
R. Reverse (achteruitversnelling)
N. Neutral (neutraalstand)
D. Drive (automatisch schakelen)
M. Manual (handmatig schakelen)
1 tot 8. Ingeschakelde versnelling
- Ongeldige waarde
F
A
ls op het instrumentenpaneel de
melding " Trap het rempedaal in"
wordt weergegeven, moet u het
rempedaal stevig intrappen.
Starten van de auto
F Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
S
electeer de stand R , N of D.
F
T
rap het rempedaal in en selecteer
de stand P .
Wanneer u met een zwaar beladen auto
moet wegrijden op een steile helling, houd
dan het rempedaal ingetrapt , selecteer
de stand D , zet de parkeerrem vrij en laat
vervolgens het rempedaal los. F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Als P wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel terwijl de keuzeschakelaar
in een andere stand staat, dient u de
keuzeschakelaar in de stand P te zetten om te
kunnen starten.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt
geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken
tot stationair toerental, zet de keuzeschakelaar in
de stand D en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R ,
D of M is geselecteerd, rijdt de auto ook
zonder dat het gaspedaal wordt ingetrapt.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in de
auto achter.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder
de sleutel of afstandsbediening mee te
nemen.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
6
Rijden
Page 130 of 312

128
Automatische werking
F Selecteer de stand D om automatisch te laten schakelen
tussen de zes versnellingen.
Zet de keuzeschakelaar nooit in de stand
N als de auto rijdt.
Zet de keuzeschakelaar nooit in de stand
P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Tijdelijk handmatig
schakelen
U kunt tijdelijk het schakelen van de
transmissie overnemen met de flippers "+"
en "-" aan de stuurkolom. Als het toerental
dit toestaat, wordt de door u geselecteerde
versnelling ingeschakeld.
Met deze functie kunt u anticiperen op
bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een
voorligger of het naderen van een bocht.
Als de flippers enige tijd niet meer zijn
gebruikt, gaat de transmissie weer over op de
automatische stand.
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, file rijden enz.).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet
en de stand D , M of R is geselecteerd, zet de
auto zich langzaam in beweging zodra u
het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
Laat om veiligheidsredenen (kinderen in
de auto) de auto nooit afgesloten achter
met draaiende motor.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen.
De transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder
de stand van de keuzeschakelaar
te wijzigen, dient u het gaspedaal
volledig in te trappen (kickdown). De
transmissie schakelt automatisch
terug of handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug voor een betere
motorremwerking.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Handmatig schakelen
F Druk, ter wijl de keuzeschakelaar in stand D staat, op de toets M om sequentieel te
schakelen tussen de versnellingen.
Het lampje van de toets gaat uit.
Bij handmatig schakelen is het niet
noodzakelijk om bij het schakelen het
gaspedaal los te laten.
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de snelheid van
de auto en het toerental van de motor dit
toestaan.
Het lampje van de toets gaat branden.
F
B
edien de flipper "
+" of " -" aan de
stuurkolom.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding M en verschijnen
achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.
F
U k
unt op elk moment terugkeren
naar de automatische werking
door nogmaals op de toets M te
drukken.
Rijden
Page 131 of 312

129
Bij een te laag of te hoog toerental
knippert de geselecteerde versnelling
enkele seconden waarna de werkelijk
ingeschakelde versnelling wordt
weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest
de transmissie automatisch de stand M1.
In een steile en/of lange afdaling is het om
de remmen te ontzien raadzaam om af te
remmen op de motor (schakel terug of blijf
in een lage versnelling rijden).
Voortdurend remmen kan leiden tot
over verhitting van de remmen waardoor
het remsysteem beschadigd of buiten
werking kan raken.
Rem alleen als dit noodzakelijk is om
snelheid te minderen of te stoppen.
Op wegen met steile hellingen
(bijvoorbeeld een bergweg) is het
raadzaam handmatig te schakelen.
Het automatische schakelprogramma
werkt onder zulke omstandigheden niet
optimaal en biedt geen mogelijkheid om
op de motor af te remmen.Ongeldige waarde bij
handmatig schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de keuzeschakelaar bevindt zich
tussen twee standen in).
F
Z
et de keuzeschakelaar "goed" in de
gewenste stand.
Stilzetten van de auto
Selecteer voordat u de motor afzet de stand P
en trek ver volgens de parkeerrem aan om de
auto op zijn plaats te houden.
U kunt bij het selecteren van de stand P
een zwaar punt voelen.
Als de keuzeschakelaar niet in de
stand P staat, klinkt bij het openen van
het bestuurdersportier of na ongeveer
45
seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de keuzeschakelaar in de stand P ;
het geluidssignaal stopt en de melding
verdwijnt.
Wanneer de auto zwaar beladen is en u
deze op een steile helling parkeert, houd
dan het rempedaal ingetrapt , selecteer
de stand P , trek de parkeerrem aan en laat
vervolgens het rempedaal weer los. Controleer voordat u uitstapt altijd of de
keuzeschakelaar in de stand P staat.
Storing
Bij aangezet contact wordt een melding op het
display van het instrumentenpaneel weergegeven
die aangeeft dat er sprake is van een storing in
de transmissie.
De transmissie werkt dan met een
noodprogramma en de 3
e versnelling blijft
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van stand R vanuit stand
P of N . Dit is niet schadelijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt (bedien deze pedalen
uitsluitend met uw rechtervoet),
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de keuzeschakelaar vanuit de
stand P geforceerd naar een andere
stand schakelt.
6
Rijden
Page 132 of 312

130
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende
motor (file, enz...) te beperken, de
keuzeschakelaar in de stand N en trek
de parkeerrem aan.
Schakelindicator
(Afhankelijk van de motoruitvoering.)
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te verminderen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen over te
slaan. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.Bij auto's met een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in de
handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van een pijl
omhoog of omlaag op het instrumentenpaneel
weergegeven. Daarnaast kan de aanbevolen
versnelling worden weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto enz.) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen nodig,
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen.
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch opnieuw gestart (START-stand)
als u weer weg wilt rijden.
Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
Overgang naar de STOP-
stand
Voor uw gebruiksgemak tijdens
parkeermanoeuvres zal het systeem
enkele seconden na het schakelen uit de
achteruitversnelling niet werken.
Het Stop & Start-systeem heeft geen
invloed op andere componenten, zoals de
remmen en de stuurbekrachtiging; deze
blijven normaal functioneren.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het een ogenblik duren voordat de
motor wordt afgezet.
Tank nooit als de motor in de STOP-stand
is gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Wanneer de rijsnelheid lager is dan
3 km/h of wanneer de auto stilstaat
(afhankelijk van de motor), gaat dit
lampje op het instrumentenpaneel
branden en wordt de motor
automatisch afgezet:
- Als u bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
-
A
ls u bij een automatische transmissie
het rempedaal intrapt of de keuzeschakelaar
in de stand N zet.
Rijden
Page 133 of 312

131
Bijzonderheden: STOP-
stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd onder
bepaalde bijzondere omstandigheden (met
betrekking tot bijvoorbeeld de laadtoestand
van de accu, de koelvloeistoftemperatuur,
de werking van de rembekrachtiging of de
buitentemperatuur) en in de volgende gevallen:
-
d
e auto staat op een steile helling
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
he
t bestuurderportier is geopend,
-
e
en schuifdeur is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
niet vastgemaakt,
-
d
e auto heeft sinds de laatste start door
de bestuurder niet sneller dan 10
km/h
gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
h
et draaien van de motor nodig is om het
interieur op een aangename temperatuur te
houden, In dat geval knippert dit lampje een
paar seconden, waarna het uitgaat.
Overgang naar de START-
stand
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak
dooft dit
Stop & Start-lampje op het
instrumentenpaneel en wordt de motor
automatisch opnieuw gestart als u het
koppelingspedaal volledig intrapt.
Bij een auto met een automatische
transmissie dooft dit Stop & Start-lampje op
het instrumentenpaneel en wordt de motor
automatisch opnieuw gestart als:
-
u h
et rempedaal loslaat ter wijl de
keuzeschakelaar in de stand D of M staat,
-
u
, met de keuzeschakelaar in de stand
N en het rempedaal niet ingetrapt, de
keuzeschakelaar in de stand D of M zet,
-
u
de achteruitversnelling inschakelt.
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
d
e buitentemperatuur is lager is dan
ongeveer 0°C of hoger dan ongeveer 35°C.
Dit is volkomen normaal.
Teller Stop & Start-systeem
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop & Start,
registreert een teller hoelang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Bijzonderheden:
Automatische activering
van de START-stand
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd onder bepaalde tijdelijke
omstandigheden (bijv. laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging of
instelling airconditioning) om een goede
werking van het systeem te garanderen en in
de volgende gevallen:
-
he
t bestuurdersportier wordt geopend,
-
e
en schuifdeur wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
d
e rijsnelheid van de auto hoger is dan
3
km/h (afhankelijk van de motor).In dat geval knippert dit lampje een
paar seconden, waarna het uitgaat.
Dit is volkomen normaal.
6
Rijden
Page 134 of 312

132
Uitschakelen/inschakelen
Met toets
Met audiosysteem/touchscreen
De functie kan worden in-
en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct opnieuw gestart. Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u de motor opnieuw
start.
Motorkap openen
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
Bij een storing in het systeem gaat
dit lampje op het instrumentenpaneel
knipperen.
Het lampje van deze knop knippert en
er wordt een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
F
U k
unt het systeem uit- of inschakelen door
op deze toets te drukken.
Het lampje brandt als het systeem is
uitgeschakeld .
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen, met name over het
rijden op overstroomde wegen.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing optreedt, kan
de auto afslaan.
Alle lampjes op het instrumentenpaneel gaan
branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast
een waarschuwingsmelding verschijnen, waarbij
verzocht wordt om de keuzeschakelaar in de stand
N te zetten en opnieuw het rempedaal in te trappen.
U moet, bij stilstaande auto, het contact uitzetten
en de motor opnieuw starten.
Rijden
Page 135 of 312

133
Verkeersbordherkenningssysteem
Deze functie is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen en de verkeersregels moet naleven.
De snelheidslimietborden langs of boven de
weg hebben altijd prioriteit boven de door het
systeem voorgestelde snelheidslimieten.
De borden moeten voldoen aan de regels
van het Verdrag van Wenen betreffende
verkeersborden.
Met dit systeem kan de maximaal toegestane
snelheid op het instrumentenpaneel worden
weergegeven, in overeenstemming met de
snelheidslimieten in het land waarin wordt
gereden, beginnend bij:-
D
oor de camera gedetecteerde
verkeersborden met een snelheidslimiet.
-
I
nformatie over snelheidslimieten uit de
kaartgegevens van het navigatiesysteem.Om er zeker van te zijn dat de informatie
over snelheidslimieten afkomstig van het
navigatiesysteem actueel is, dienen de
kaartgegevens geregeld te worden geüpdatet.
- Bepaalde door de camera gedetecteerde verkeersborden (bijv. een kombord). Herkend bord
Voorgestelde
snelheid (berekend)
Bebouwde kom
Voorbeeld: Zonder PEUGEOT
Connect Nav
50 km/h of 30 mph
(afhankelijk van de
eenheden van het
instrumentenpaneel)
Met PEUGEOT
Connect Nav
Weergave van de
snelheidslimiet die
geldt in het land waar u
zich bevindt.
Woonerf
Voorbeeld: Zonder PEUGEOT
Connect Nav
20 km/h of 10 mph
(afhankelijk van de
eenheden van het
instrumentenpaneel)
Met PEUGEOT
Connect Nav
Weergave van de
snelheidslimiet die
geldt in het land waar u
zich bevindt.
6
Rijden
Page 136 of 312

134
- Bepaalde door de camera gedetecteerde onderborden (bijv. de snelheidslimiet bij het trekken van een aanhanger).
Gedetecteerd onderbord Weergave van de snelheidslimiet die
hoort bij een onderbord
Snelheidslimiet bij regen
Voorbeeld: Als de hendel van de
ruitenwisserschakelaar in de stand
"inter val" of "automatisch wissen" staat
(zodat de regensensor is geactiveerd):
110
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij het trekken van een
aanhanger Als de auto is voorzien van een
goedgekeurde trekhaak:
90
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor een bepaalde afstand
Voorbeeld: 70
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor auto's met een maximaal
toelaatbaar voertuiggewicht of maximaal
toelaatbaar treingewicht van maximaal 3,5 ton 90
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij sneeuw
Voorbeeld: Bij een buitentemperatuur lager dan 3°C:
30
km/h (bijvoorbeeld)
met een "sneeuwvlok" symbool
Snelheidslimiet op bepaalde tijdstippen
Voorbeeld: 30
km/h (bijvoorbeeld)
met een "klok" symbool De eenheden voor de snelheidslimieten
(mph of km/h) hangen af van het land
waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen
dat u de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u in een ander land bent, moet
de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven
gelden voor het land waarin u rijdt; anders
werkt het systeem niet correct.
Het snelheidslimietherkenningssysteem
is een hulpsysteem; het geeft niet altijd de
juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven
de weg hebben altijd prioriteit boven
de door het systeem weergegeven
snelheidslimieten.
Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
De bestuurder moet zich houden aan de
verkeersregels en de snelheid van de auto
aanpassen aan het weer en het verkeer.
Het is mogelijk dat het systeem de
snelheidslimiet niet weergeeft wanneer
binnen een vooraf ingestelde periode
geen snelheidslimietbord wordt
gedetecteerd.
Het systeem is ontworpen voor het
detecteren van borden die voldoen aan
de regels van het Verdrag van Wenen
betreffende verkeersborden.
Rijden