Page 145 of 320

143
- Bepaalde door de camera gedetecteerde verkeersborden (bijv. de snelheidslimiet bij het trekken van een aanhanger).
Gedetecteerd uitzonderingsbord Weergave van de snelheidslimiet die
hoort bij een uitzonderingsbord
Snelheidslimiet bij regen
Voorbeelden: Als de hendel van de ruitenwisserschakelaar
in de stand "inter val" of "automatisch wissen"
staat (voor activering van de regensensor):
110
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij het trekken van een
aanhanger Als de auto is voorzien van een
goedgekeurde trekhaak:
90
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor een bepaalde afstand
Voorbeeld: 70
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor auto's met een maximaal
toelaatbaar voertuiggewicht of maximaal
toelaatbaar treingewicht van maximaal 3,5 ton 90
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij sneeuw
Voorbeeld: Bij een buitentemperatuur lager dan 3°C:
30
km/h (bijvoorbeeld) met een
"sneeuwvlok" symbool
Snelheidslimiet op bepaalde tijdstippen
Voorbeeld: 30
km/h (bijvoorbeeld)
met een "klok" symbool De eenheden voor de snelheidslimieten
(mph of km/h) hangen af van het land
waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen
dat u de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u in een ander land bent, moet
de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven
gelden voor het land waarin u rijdt; anders
werkt het systeem niet correct.
Het snelheidslimietherkenningssysteem
is een hulpsysteem; het geeft niet altijd de
juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven de
weg hebben altijd prioriteit boven de door het
systeem weergegeven snelheidslimieten.
Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven.
De bestuurder moet zich houden aan de
verkeersregels en de snelheid van de auto
aanpassen aan het weer en het verkeer.
Het is mogelijk dat het systeem de
snelheidslimiet niet weergeeft wanneer
binnen een vooraf ingestelde periode geen
snelheidslimietbord wordt gedetecteerd.
Het systeem is ontworpen voor het
detecteren van borden die voldoen aan
de regels van het Verdrag van Wenen
betreffende verkeersborden.
6
Rijden
Page 146 of 320

144
Voor een correcte werking van het
systeem: reinig regelmatig het gebied vóór
de camera.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor
vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De weergave van de snelheidslimiet in het
instrumentenpaneel wordt bijgewerkt als
u een snelheidslimietbord bedoeld voor
auto's (lichte voertuigen) passeert.
Inschakelen/uitschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.Deze functie kan geactiveerd en
gedeactiveerd worden via het menu
Auto/Rijden van het touchscreen.
Weergave op het instrumentenpaneel
1.Weergave van de gedetecteerde
snelheidslimiet.
of
2. Weergave van het einde van de
snelheidslimiet.
Het systeem is ingeschakeld maar heeft geen
snelheidslimiet gedetecteerd.
Zodra er een snelheidslimiet wordt gedetecteerd,
geeft het systeem de waarde weer.
Werkingslimieten
De regelgeving met betrekking tot
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen
van kracht kunnen zijn:
-
luchtvervuiling,
-
h
et trekken van een aanhanger,
-
r
ijden met een noodreser vewiel of
sneeuwkettingen,
-
r
ijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
-
b
eginnende bestuurders enz.
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, regen, mist),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
-
s
toring van de camera,
-
v
erouderde of onjuiste kaartgegevens,
-
a
fgeschermde of onleesbare borden (door
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
-
s
nelheidslimietborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of ver vormd zijn.
95
km/h) knippert de snelheid gedurende
10
seconden.
De eerste keer dat bij een aanbevolen
maximale snelheid de snelheid met meer dan
5
km/h wordt overschreden (bijvoorbeeld:
Rijden
Page 147 of 320

145
Advies
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie
over de snelheidsbegrenzer,
de
snelheidsregelaar of de adaptieve
snelheidsregelaar .
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar.
2. Opslaan van de ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
3.Weergave van de snelheidslimiet.
4. Voorstel om de snelheid op te slaan.
5. Actuele ingestelde snelheid.
Opslaan van de snelheid
Aanvullend op de werking van het
snelheidslimietherkenningssysteem kan
de bestuurder de weergegeven snelheid
als snelheidsinstelling aanhouden voor de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar met
behulp van de toets voor het opslaan op de hendel
van de snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
Bij de detectie van een verkeersbord met
een andere snelheidslimiet geeft het systeem
de waarde aan en knippert MEM een paar
seconden om u voor te stellen deze nieuwe
snelheid als ingestelde snelheid op te slaan.
Bij een verschil van minder dan 9 km/h
t ussen de ingestelde snelheid en de door het
snelheidslimietherkenningssysteem weergegeven
snelheid wordt het symbool " MEM" niet weergegeven.
F Schakel de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt weergegeven.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
verschillende snelheden worden weergegeven. F
Druk
eenmaal op toets 2 om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Er wordt een melding weergegeven om het
verzoek te bevestigen.
Uitgebreide
verkeersbordherkenning
F Druk nogmaals op toets 2 om te bevestigen
en deze snelheid als nieuwe ingestelde
snelheid op te slaan.
Het display keert na enige tijd terug naar de
vorige weergave.
Dit hulpsysteem detecteert met behulp van een
boven aan de voorruit geplaatste camera de
volgende verkeersborden en geeft ze op het
instrumentenpaneel weer.
Eenrichtingsverkeer: als u een eenrichtingsweg
vanaf de verkeerde kant inrijdt, verschijnt
een waarschuwingsmelding, inclusief een
symbool van het verkeersbord, op het
instrumentenpaneel (verzoek om de rijrichting
te verifiëren).
Overige verkeersborden: wanneer u
een van deze borden nadert, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
6
Rijden
Page 148 of 320

146
Deze functie is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen en de verkeersregels moet naleven.
De snelheidslimietborden langs of boven de
weg hebben altijd prioriteit boven de door het
systeem weergegeven snelheidslimieten.
De borden moeten voldoen aan de regels
van het Verdrag van Wenen betreffende
verkeersborden.
Snelheidsbegrenzer
Dit systeem voorkomt dat de auto
de door de bestuurder ingestelde
snelheid overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig
worden ingeschakeld .
De ingestelde snelheid moet minimaal 30 km/h
bedragen. De ingestelde snelheidswaarde blijft
na het afzetten van het contact opgeslagen in
het geheugen.
De snelheidsbegrenzer is niet meer dan een
hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de snelheidslimiet
altijd gerespecteerd moet worden en dat de
bestuurder altijd waakzaam moet blijven.
Stuurkolomschakelaars
Raadpleeg de desbetreffende
rubrieken voor meer informatie over het
opslaan van snelheden of over het
snelheidslimietherkenningssysteem .
Weergave op het instrumentenpaneel
6.Snelheidsbegrenzer A AN/UIT.
7. Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
9. De door de snelheidslimietherkenning
weergegeven snelheid (afhankelijk van de
uitvoering).
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde snelheid.
4. Inschakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzer.
5. Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de in het geheugen van
de programmeerbare snelheidsbegrenzer
opgeslagen snelheden
of
Gebruiken van de door het
snelheidslimietherkenningssysteem
weergegeven snelheid.
Inschakelen/onderbreken
F Draai de rolknop 1 in de stand LIMIT :
de snelheidsbegrenzer is geselecteerd,
maar nog niet ingeschakeld (Pause).
F
A
ls de ingestelde snelheid (laatste in het
systeem opgeslagen snelheid) de door u
gewenste snelheidslimiet is, druk dan op
de toets 4 om de snelheidsbegrenzer in te
schakelen.
Inschakelen/uitschakelen
U kunt het systeem in- en
uitschakelen via het menu
Rijden /Auto van het touchscreen.
Rijden
Page 149 of 320

147
F Druk nogmaals op de toets 4 om de werking van de functie tijdelijk te onderbreken
(Pause).
Instellen van de snelheidslimiet
(ingestelde snelheid)
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Wijzigen van de ingestelde snelheidslimiet,
uitgaande van de actuele wagensnelheid:
F
i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2 of 3 ,
F
c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd de
toets 2 of 3 ingedrukt.
Wijzigen van de ingestelde snelheid met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt de nieuwe ingestelde
snelheid.
Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid op
basis van de door de snelheidslimietherkenning
weergegeven snelheid:
F
d
e door het systeem gedetecteerde snelheid
wordt weergegeven op het instrumentenpaneel,
F
d
ruk één keer op de toets 5 ; er verschijnt een
melding ter bevestiging van het verzoek om de
snelheid op te slaan,
F
d
ruk nogmaals op de toets 5 om de
weergegeven snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe ingestelde
snelheid op het instrumentenpaneel.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
F Als u de ingestelde snelheid tijdelijk wilt overschrijden, trap dan het gaspedaal stevig
in, tot voorbij het zware punt .Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
U moet dan mogelijk het rempedaal
intrappen om de rijsnelheid te beperken.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk uitgeschakeld
en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
Als deze een langere periode wordt
overschreden, wordt een hoorbare
waarschuwing geactiveerd.
Het loslaten van het gaspedaal is voldoende om
weer terug te keren naar de ingestelde snelheid. Als het overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet niet wordt veroorzaakt door de
bestuurder (bijvoorbeeld op een steile helling),
klinkt er onmiddellijk een geluidssignaal.
Als de ingestelde snelheid langere tijd
lager dan de rijsnelheid blijft, klinkt er een
waarschuwingssignaal.
Uitschakelen
F Draai de knop 1 in de stand " OFF": de
informatie over de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
Zodra de rijsnelheid de ingestelde
snelheid weer heeft bereikt, wordt de
snelheidsbegrenzer ingeschakeld: de
weergegeven ingestelde snelheid knippert
niet
meer.
6
Rijden
Page 150 of 320

148
Het gebruik van matten die niet door
PEUGEOT zijn goedgekeurd, kan de werking
van de snelheidsbegrenzer hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
-
l
eg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Programmeerbare
snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar
kan de bestuurder met een
ingestelde constante snelheid rijden
zonder gas te hoeven geven. De snelheidsregelaar blijft na het
schakelen actief ongeacht het
versnellingsbaktype bij auto's met
Stop
& Start-systeem.
De werking van de snelheidsregelaar kan
tijdelijk worden onderbroken (pauze):
-
d
oor op de toets 4 te drukken of door het
rempedaal in te trappen,
-
a
utomatisch, als de dynamische
stabiliteitscontrole in werking treedt.
Bij het afzetten van het contact worden
alle geprogrammeerde snelheden gewist.
De snelheidsregelaar is een
rijhulpsysteem; de bestuurder moet te
allen tijde de snelheidslimieten in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen.
Houd om veiligheidsredenen uw voeten
altijd in de buurt van de pedalen.
Daar voor moet de auto met een snelheid van
minstens 40
km/h rijden.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde
versnelling zijn ingeschakeld.
Bij auto's met een automatische transmissie
moet de stand D zijn geselecteerd of moet, in
de stand M , minimaal de tweede versnelling
zijn ingeschakeld.
Stuurkolomschakelaars
Raadpleeg de desbetreffende
rubrieken voor meer informatie over het
opslaan van snelheden of over het
snelheidslimietherkenningssysteem .
1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. De actuele rijsnelheid instellen als de
aan te houden snelheid/Verlagen van
de
ingestelde rijsnelheid.
3. De actuele rijsnelheid instellen als de
aan te houden snelheid/Verhogen van
de
ingestelde rijsnelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregeling.
5. Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de in het geheugen van
de programmeerbare snelheidsbegrenzer
opgeslagen snelheden
of
Gebruiken van de door het
snelheidslimietherkenningssysteem
weergegeven snelheid.
Storing
Het knipperen van de streepjes wijst op een
storing in de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
De snelheidsregelaar moet handmatig worden
ingeschakeld .
Rijden
Page 151 of 320

149
Weergave op het instrumentenpaneel
Inschakelen/onderbreken
F Druk nogmaals op de toets 4 om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen (ON).
6.
Snelheidsregelaar onderbroken/hervat.
7. Snelheidsregelaar geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
9. De door de snelheidslimietherkenning
weergegeven snelheid (afhankelijk van de
uitvoering).
F
D
raai de knop 1 in de stand CRUISE : de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause). F
D
ruk, wanneer de gewenste snelheid
is bereikt, op de toets 2 of 3 om de
snelheidsregelaar te activeren en een
ingestelde snelheid op te slaan. De actuele
wagensnelheid wordt de ingestelde
snelheid.
U kunt het gaspedaal nu loslaten.
F
D
ruk op de toets 4 om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken (Pause).
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid:
F
i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2 of 3 ,
F
c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd de
toets 2 of 3 ingedrukt. Let op: tijdens het ingedrukt houden van
de toets 2 of 3 kan de rijsnelheid zeer snel
veranderen.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid
in die niet al te veel afwijkt van de actuele
wagensnelheid. Zo voorkomt u dat de
auto onver wacht gaat accelereren of vaart
minderen.
De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde
snelheid.
Wijzigen van de actuele ingestelde
snelheid op basis van de door het
snelheidslimietherkenningssysteem
voorgestelde snelheid:
F D e gedetecteerde snelheidslimiet wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.
F
D
ruk één keer op de toets 5; er verschijnt
een melding ter bevestiging van het verzoek
om de snelheid op te slaan.
F
D
ruk nogmaals op de toets 5 om de
weergegeven snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
6
Rijden
Page 152 of 320

150
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Indien noodzakelijk (inhaalmanoeuvre enz.) kan
de ingestelde snelheid worden overschreden
door het gaspedaal in te trappen.Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
U moet dan mogelijk het rempedaal
intrappen om de rijsnelheid te beperken.
De werking van de snelheidsregelaar
wordt dan automatisch onderbroken.
Druk op toets 4 om het systeem opnieuw
te activeren bij een rijsnelheid hoger dan
40 km/h.
Uitschakelen
F Draai de knop 1 in de stand "
OFF": de
informatie over de snelheidsregelaar wordt
niet meer weergegeven.
Storing
De snelheidsregelaar wordt tijdelijk uitgeschakeld
en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangehouden.
Zodra de auto de ingestelde snelheid heeft
bereikt, schakelt de snelheidsregelaar in:
de
weergegeven ingestelde snelheid knippert
niet meer.
Het knipperen van de streepjes wijst op een
storing in de snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Activeer de snelheidsregelaar uitsluitend
als de verkeerssituatie het mogelijk maakt
om gedurende een bepaalde tijd met een
constante snelheid en een veilige afstand
tot uw voorligger te blijven rijden.
Gebruik de snelheidsregelaar niet in de
stad, bij druk verkeer, op bochtige of steile
wegen, op gladde of ondergelopen wegen
of bij slecht zicht (zware regenval, mist,
sneeuw enz.).
De ingestelde snelheid kan in sommige
gevallen niet worden aangehouden of
zelfs niet worden bereikt: bij het trekken
van een aanhanger, als de auto zwaar
beladen is, op een steile helling enz.
Het gebruik van matten die niet door
PEUGEOT zijn goedgekeurd, kan de
werking van de snelheidsregelaar hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats
ligt,
-
l
eg nooit meerdere matten boven
op
elkaar.
Rijden