Page 9 of 320

7
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenredig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker in de deuropening van het
bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oorafgaand aan een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet het reser vewiel en de banden van
een aanhanger of caravan. Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, lucht- en interieurfilter
ver vangen enz.) en houd u daarbij aan het
in het onderhoudsschema van de fabrikant
voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof
uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert. Als bij een BlueHDi-dieselmotor het SCR-
systeem uitvalt, dan is er sprake van
ver vuiling. Bezoek in dat geval z.s.m. het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om er voor te zorgen dat de uitstoot
van stikstofoxiden van uw auto weer aan de
norm voldoet.
.
Eco-rijden
Page 10 of 320

8
Digitaal head-up
instrumentenpaneel
Te personaliseren digitaal instrumentenpaneel.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus
kan bepaalde informatie zijn gemaskeerd of op
een andere wijze worden weergegeven.
De onderstaande afbeelding komt overeen met
de weergavemodus "METERS".6.
Toerenteller (x 1000 t /min).
7. Koelvloeistoftemperatuurmeter (°C).
8. Geselecteerde rijmodus (anders dan de
stand " Normaal ").
9. Kilometerteller (km of mijl).
Weergave
Sommige lampjes hebben een vaste positie, de
positie van de andere lampjes is variabel.
Voor bepaalde functies die zowel een
verklikkerlampje hebben voor de ingeschakelde
status als voor de uitgeschakelde status, is
slechts één specifieke positie beschikbaar.
Permanent weergegeven
informatie
Ongeacht de geselecteerde weergavemodus
toont het instrumentenpaneel:
-
o
p vaste posities:
•
d
e informatie over de versnellingsbak en
de schakelindicator,
•
d
e brandstofniveaumeter,
•
de
koelvloeistoftemperatuurmeter,
•
d
e rijmodus,
•
d
e kilometerteller.
-
op
variabele posities:
•
d
e digitale snelheidsmeter,
•
s
tatus- resp. waarschuwingsmeldingen
die kortstondig worden weergegeven.
Optioneel weergegeven informatie
Afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de ingeschakelde functies
kan de volgende aanvullende informatie
worden weergegeven:
-
d
e toerenteller,
-
de
boordcomputer,
-
d
e rijhulpsystemen,
-
de
snelheidsbegrenzer of -regelaar,
-
d
e ingeschakelde audiobron,
-
d
e aanwijzingen van het navigatiesysteem,
-
d
e motorinformatie (in de Sport-modus),
-
h
et Night Vision-scherm, ...
Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel
U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel
aanpassen door te kiezen uit:
-
d
e kleuren voor de weergave op het
instrumentenpaneel (met de functie
i-Cockpit
® A mplif y),
- d
e weergavemodi.
Taal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de configuratie
van het touchscreen. Wanneer u reist naar
een land met andere officiële eenheden
voor de afstand en snelheid (km of miles,
km/h of mph), dient u de configuratie van
de eenheden te wijzigen.
1.
Brandstofniveaumeter.
2. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
3. Schakelindicator.
Schakelen bij een automatische
transmissie.
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
5. Instellingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer, weergave van
verkeersborden met een snelheidslimiet.
Instrumentenpaneel
Page 11 of 320

9
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Keuze van de schermkleur
Deze is afhankelijk van de sfeer die is
geactiveerd met de functie i- Cockpit® A m p l i f y.
Afhankelijk van de uitvoering kan deze
geselecteerd worden in de profielconfiguratie
via het menu Instellingen van het touchscreen.
U kunt kiezen uit de volgende sferen:
F
" Relax ": grijs,
F
" Boost ": rood,
F
" Normaal " (geen sfeer geactiveerd): blauw.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie i-Cockpit
®
Amplify .
Keuze van de weergavemodus
Wijzigen van de weergavemodus van het
instrumentenpaneel:
F
D
raai aan de knop links op het stuur wiel
om de verschillende weergavemodi op het
rechtergedeelte van het instrumentenpaneel
weer te geven en erdoorheen te scrollen.
F
D
ruk zodra de gewenste weergavemodus
verschijnt op de knop om te bevestigen.
Als de knop niet wordt bediend, wordt de
geselecteerde weergavemodus na enkele
momenten automatisch toegepast.
Elke modus is gekoppeld aan een type
informatie dat wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
-
"
METERS": standaardweergave van de
analoge en digitale snelheidsmeter, de
toerenteller, de brandstofniveaumeter,
de koelvloeistoftemperatuurmeter en de
kilometerteller.
-
"
NAVIGATIE": standaardweergave
aangevuld met de informatie over de
huidige routebegeleiding (kaartgegevens en
navigatie-aanwijzingen).
-
"
RIJDEN": standaardweergave aangevuld
met de informatie van de actieve
rijhulpsystemen.
-
"
NIGHT VISION": standaardweergave
en weergave van de infraroodcamera
(gekoppeld aan de functie Night Vision). -
" MINIMA AL": beperkte weergave met
alleen de digitale snelheidsmeter,
de kilometerteller en, uitsluitend
bij een waarschuwingssituatie,
de brandstofniveaumeter en de
koelvloeistoftemperatuurmeter.
-
"
PERSOONLIJK": beperkte weergave
en mogelijkheid tot het selecteren van
optionele informatie voor weergave in de te
personaliseren gedeelten links en rechts.
Configureren van de weergavemodus
"PERSOONLIJK" en selecteren van de weer
te geven gegevens in de te personaliseren
gedeelten van het instrumentenpaneel:
Met 8 inch touchscreen F
D
ruk op Instellingen in de
bovenste menubalk van het
touchscreen.
F
Sel
ecteer "Configuratie ".
F
Sel
ecteer "Persoonlijke
instellingen voor het
instrumentenpaneel ".
1
Instrumentenpaneel
Page 12 of 320

10
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
Bijbehorende waarschuwingen
Een waarschuwings- of verklikkerlampje kan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten
doven als de motor draait.
Blijven branden van een
waarschuwingslampje
Bij een draaiende motor of tijdens het rijden,
wijst het branden van een rood of oranje
waarschuwingslampje op een storing die nader
onderzocht moet worden aan de hand van de
bijbehorende melding en de beschrijving van
het waarschuwingslampje in de documentatie.
Wanneer een lampje blijft
branden
De aanduidingen (1) (2) en (3) in de
beschrijving van de lampjes geven aan of
u naast de onmiddellijk aanbevolen acties
contact met een gekwalificeerde professional
moet opnemen.
(1) : zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
(2): neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
(3) : ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Voer deze handelingen om veiligheidsredenen
uitsluitend uit bij stilstaande auto.
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren
de bestuurder over een storing
(waarschuwingslampjes) of de werking van een
systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde of
uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes kunnen
op twee manieren (permanent of knipperend) en/
of in verschillende kleuren branden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over uitrusting of een functie.
F
Sel
ecteer "
Persoonlijke
instellingen voor het
instrumentenpaneel ".
F
Sel
ecteer voor elk configureerbaar
gedeelte, links en rechts, het type weer te
geven gegevens met de desbetreffende
scrolpijlen op het touchscreen:
•
"
Rijhulpsystemen ".
•
"
Leeg "
•
"
Informatie over de motor " (stand
Spor t),
•
"
G-meters " (stand Sport),
•
"
Temperaturen " (motorolie).
•
"
Media ".
•
"
Navigatie ".
•
"
Boordcomputer ",
•
"
Toerenteller ".
•
"
Night Vision "
F
B
evestig om de instelling op te slaan en het
menu af te sluiten.
Als de weergavemodus is ingesteld op
"PERSOONLIJK", wordt de nieuwe selectie
direct weergegeven. Met 10 inch HD-touchscreen
F
D
ruk op Instellingen
in de
zijbalk van het touchscreen.
F
Sel
ecteer "
OPTIES ".
Instrumentenpaneel
Page 13 of 320

11
Lijst met waarschuwings- en verklikkerlampjes
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Rode lampjes
STOPBrandt permanent, in
combinatie met een ander
waarschuwingslampje,
de weergave van
een melding en een
geluidssignaal.Geeft een ernstige storing van
de motor, het remsysteem, de
stuurbekrachtiging, de automatische
transmissie of een ernstige
elektrische storing aan.Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Te hoge
koelvloeistof-
temperatuur Brandt permanent.
De temperatuur van de koelvloeistof
is te hoog. Voer (1) uit en wacht met het eventueel bijvullen van
de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld. Voer (2) uit
als het probleem blijft bestaan.
Motoroliedruk Brandt permanent. Er is een probleem met de
motorsmering. Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Laadtoestand
accu Brandt permanent.
Er is een storing in het
laadstroomcircuit van de accu
(vervuilde accuklemmen,
aandrijfriem dynamo niet correct
gespannen of gebroken enz.).
Voer (1) uit.
Als de elektrische parkeerrem niet werkt, beveilig de auto dan op
de volgende manier tegen wegrollen:
F
B
ij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak: schakel
een versnelling in.
F
B
ij auto's met een automatische transmissie: plaats de
meegeleverde wielblokken voor en achter een van de wielen.
Reinig de accuklemmen en sluit de accukabels weer aan. Als het
waarschuwingslampje niet uitgaat wanneer de motor is gestart,
voer dan (2) uit.
1
Instrumentenpaneel
Page 14 of 320

12
Portier(en)
geopendBrandt permanent, in combinatie met
een melding die het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft.Als een van de portieren of de
achterklep niet goed is gesloten
(snelheid lager dan 10 km/h).
Brandt permanent, in combinatie
met een melding die het
desbetreffende carrosseriedeel
aangeeft en een geluidssignaal.Als een van de portieren of de
achterklep niet goed is gesloten
(snelheid hoger dan 10 km/h).
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Veiligheidsgordels
losgemaakt of niet
vastgemaakt Brandt permanent of
knippert in combinatie
met een geluidssignaal. Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
Elektrische
parkeerrem Brandt permanent.
De elektrische parkeerrem is
aangetrokken.
Knippert. De elektrische parkeerrem wordt niet
automatisch aangetrokken.
Het aantrekken/vrijzetten werkt niet. Voer (1) uit: parkeer op een vlakke (horizontale)
ondergrond.
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak:
schakel een versnelling in.
Bij auto's met een automatische transmissie: zet de
selectiehendel in de stand P
.
Zet het contact af en voer (2) uit.
Remsysteem Brandt permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Voer (1) uit en vul het remvloeistofreser voir bij met de
door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof. Voer
(2) uit als het probleem blijft bestaan.
+ Brandt permanent.
De elektronische remdrukregelaar
(EBD) is defect. Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Instrumentenpaneel
Page 15 of 320

13
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Oranje lampjes
ServiceBrandt tijdelijk in
combinatie met de
weergave van een
melding. Er zijn één of meer kleine storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
lampje gaat branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het instrumentenpaneel.
Bepaalde storingen kunt u zelf verhelpen, zoals een
geopend portier of het begin van verzadiging van het
r o e t f i l t e r.
Voer bij andere problemen, zoals een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem, (3) uit.
Brandt permanent,
in combinatie met de
weergave van een melding.Er zijn één of meer ernstige storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
lampje gaat branden.Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het instrumentenpaneel en voer dan
(3) uit.
+ Lampje Service
brandt permanent en
onderhoudssleutel
knippert en brandt
vervolgens permanent.Het onderhoudsinterval is
overschreden.
Alleen bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor.
Laat de onderhoudswerkzaamheden aan uw auto zo
snel mogelijk uitvoeren.
Brandt permanent,
in combinatie met
de melding "Storing
parkeerrem".
De elektrische parkeerrem wordt niet
automatisch vrijgezet.
Voer (2) uit.
(1) : zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af. (2): neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats. (3)
: ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
1
Instrumentenpaneel
Page 16 of 320

14
Voorgloeien
dieselmotorBrandt tijdelijk.
(tot ongeveer 30
seconden bij slechte
weersomstandigheden) Wanneer het contact wordt aangezet,
als de weersomstandigheden en de
motortemperatuur dit noodzakelijk
maken.Wacht met starten tot het lampje uitgaat.
Wanneer het lampje uitgaat, wordt het starten onmiddellijk
uitgevoerd wanneer u:
-
b
ij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal ingetrapt houdt,
-
b
ij een auto met een automatische transmissie het
rempedaal ingetrapt houdt.
Als de motor niet wordt gestart, druk dan nogmaals op
de knop "START/STOP" ter wijl u het rempedaal ingetrapt
houdt.
Laag
brandstofniveau Brandt permanent,
waarbij de resterende
hoeveelheid brandstof
in het rood wordt
weergegeven, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding. Als het lampje gaat branden zit er nog
ongeveer 6 liter brandstof in de tank
(reservevoorraad).
er niet voldoende brandstof is
getankt, wordt deze waarschuwing
iedere keer herhaald wanneer het
contact wordt aangezet, en vaker
naar mate het brandstofniveau verder
zakt en de nul nadert. Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is
,
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Zelfdiagnose-
systeem motor Knippert.
Er is een storing in het
motormanagementsysteem. De katalysator kan onherstelbaar beschadigd raken.
Voer verplicht
(2) uit.
Brandt permanent. Er is een storing in de
emissieregeling. Het lampje moet na het starten van de motor uitgaan.
Voer snel (3) uit.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Instrumentenpaneel