Page 89 of 320

87
Uitschakelen van de verlichting bij het
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
onmiddellijk uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting
is geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het
afzetten van het contact
Zet de ring op "AUTO" en ver volgens op
de gewenste stand om de lichtschakelaar
weer te activeren.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
e c o - m o d e).
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het inschakelen van de koplampen.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstraal van
de "Full LED"-koplampen. U kunt daarbij
ernstig oogletsel oplopen. Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting/
Parkeerlicht
De verlichting voor en achter wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
-
D
agrijverlichting (lichtschakelaar in de stand
" AUTO " als er voldoende licht in de omgeving
i s).
-
P
arkeerlicht (lichtschakelaar in de stand
" AUTO " bij weinig omgevingslicht of in de stand
"Parkeerlichten" of in de stand "Dim-/grootlicht").
Bij de dagrijverlichting hebben de leds een
grotere lichtsterkte.
Richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel omlaag, voorbij het zware punt.
F
R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Wanneer de richtingaanwijzers na
meer dan 20 seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, wordt bij een snelheid
van meer dan 60 km/h automatisch het
knippergeluid versterkt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.
4
Verlichting en zicht
Page 90 of 320

88
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F
A
fhankelijk van de uitvoering: duw de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag
om de parkeerlichten aan de kant van het
verkeer in te schakelen (voorbeeld: rechts
van de weg parkeren: lichtschakelaar
omlaag duwen; parkeerlichten links gaan
branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het lampje
van de desbetreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
Koplampen verstellen
Handmatige verstelling van
de halogeen koplampen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0 Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier.
1 5 personen.
2 5 personen + belading in de bagageruimte.
3 Bestuurder + belading in de bagageruimte.
4 5 6 Niet gebruikt.
Stand 0 : basisinstelling.
Automatische verstelling
van de koplampen met
"Full
L
ED"-technologie
In het geval van een storing
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Om verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen, corrigeert dit systeem automatisch de
hoogte van de lichtbundel van dit type koplampen
overeenkomstig de belading van de auto.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in
de laagste stand.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.Raak de "Full LED"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Verlichting en zicht
Page 91 of 320

89
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de achterlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld wanneer
de ring in de stand "AUTO" staat en de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de
verlichting branden, wordt dit pictogram
weergegeven op het instrumentenpaneel
in combinatie met een geluidssignaal en/of
een melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend. Bij mist of sneeuw kan de zonlichtsensor
ten onrechte voldoende licht waarnemen.
De verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Follow me home-
verlichting
Automatisch
Als de ring in de stand "
AUTO" staat, wordt bij
gering omgevingslicht het dimlicht automatisch
ingeschakeld zodra u het contact uitschakelt.
Handmatig
Inschakelen/uitschakelen
F G eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar om de functie in/uit
te schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische
instapverlichting buitenzijde
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaan bij een geringe lichtsterkte
van de omgeving na het vergrendelen van
de auto de parkeerlichten, het dimlicht en de
instapverlichting in de buitenspiegels branden.
U kunt de functie in- en
uitschakelen en de tijdsduur van
de instapverlichting instellen via
het menu Rijden /Auto van het
touchscreen.
U kunt de functie in- en uitschakelen
en de tijdsduur van de follow me
home-verlichting instellen via
het menu Rijden
/Auto van het
touchscreen.
4
Verlichting en zicht
Page 92 of 320

90
Instapverlichting
buitenspiegels
Inschakelen
De instapverlichting wordt automatisch
ingeschakeld:
-
bij
het ontgrendelen,
-
a
ls er een portier geopend wordt,
-
a
ls een verzoek wordt ontvangen van de
afstandsbediening voor het lokaliseren van
de auto.
De instapverlichting in de buitenspiegels
wordt ook ingeschakeld in combinatie met de
instapverlichting buitenzijde en de follow me
home-verlichting.
Uitschakelen
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Om de toegang tot de auto te vergemakkelijken,
worden de volgende delen verlicht:
-
h
et opper vlak naast het bestuurders- en het
passagiersportier,
-
h
et opper vlak voor de spiegel en achter de
voorportieren.
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijomstandigheden, met
behulp van een camera aan de bovenzijde van
de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto en de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer en voor
het naleven van de verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25
km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
Verlichting en zicht
Page 93 of 320

91
Inschakelen/uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand "AUTO" .
U kunt het systeem in- en uitschakelen
via het menu Rijden/Auto van het
touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact
is afgezet opgeslagen in het geheugen.
Werking Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
F
D
oor het geven van een "lichtsignaal" wordt
de werking van de functie onderbroken:
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Dimlicht" groen branden, zal het
systeem overschakelen op het grootlicht,
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Grootlicht" blauw branden, zal het
systeem overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren. Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
b
ij slecht zicht (sneeuw, zware
regenval enz.),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit
als het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
v
oertuigen waar van de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
- v oertuigen die zich aan de top of de
voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden.
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat: -
d
e dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden. In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
-
h
et grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden.
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Zodra de auto de mistbank uit rijdt, wordt de
functie automatisch weer ingeschakeld.
Dit verklikkerlampje gaat uit als de
functie wordt uitgeschakeld.
4
Verlichting en zicht
Page 94 of 320

92
Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan
ook rondom de camera beslagen
raken. Bij vochtige en koude
weersomstandigheden moet u de voorruit
regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op
het dak liggen, omdat de detectiecamera
erdoor kan worden afgedekt.
Statische bochtverlichting
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan geactiveerd en
gedeactiveerd worden via het menu
Rijden/Auto van het touchscreen.
Activering
Deze functie wordt geactiveerd vanaf een
bepaalde stuuruitslag.
Uitschakelen
De verlichting werkt in de volgende gevallen niet:
-
b ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 90 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Night Vision
Met behulp van een infraroodcamera aan
de voorzijde van de auto kan het systeem bij
weinig omgevingslicht de aanwezigheid van
voetgangers en dieren in het gezichtsveld van
de bestuurder vaststellen en signaleren.
Voor een permanente beeldweergave van de
infraroodcamera op het instrumentenpaneel,
selecteert u de weergavemodus "Night Vision"
door aan de rolknop links van het stuur wiel te
draaien. Wanneer aan de voor waarden wordt
voldaan, wordt er een waarschuwing gegeven
bij een kans op een aanrijding. Night Vision is een rijhulpsysteem voor
de bestuurder die echter te allen tijde
zijn aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Onder sommige omstandigheden zijn
de temperatuurcontrasten onvoldoende
en kan het systeem niet alle gevaren
detecteren of, omgekeerd, onjuiste
waarschuwingen geven (bijv. door warme
motoren van langs de weg geparkeerde
vrachtwagens).
Werkingsvoorwaarden
Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld,
zorgt deze functie er voor dat de binnenkant van
de bocht met leds wordt verlicht.
De snelheid van de auto moet lager zijn dan
90 km/h.
Deze functie is alleen beschikbaar met het
"Full
LED"-verlichtingssysteem. Als de functie "Night Vision" niet is geselecteerd,
wordt de waarschuwing via een pop-upvenster
in het instrumentenpaneel weergegeven.
De functie is beschikbaar als de motor draait en
in de Stop-stand van het Stop & Start-systeem.
De omgeving moet zeer donker zijn. Het dimlicht
moet zijn ingeschakeld en goed werken.
Het temperatuurbereik voor de detectie ligt
tussen -30°C en +30°C.
De snelheid van de auto moet lager zijn dan
160
km/h.
Het detectiebereik van de camera ligt tussen
15
m (voor voetgangers) en 200 m, afhankelijk
van het zicht.
Dieren kleiner dan 0,50
m worden niet
gedetecteerd.
Verlichting en zicht
Page 95 of 320

93
De modus "Night Vision" van het
instrumentenpaneel moet geactiveerd zijn om
het beeld van de infraroodcamera permanent te
kunnen weergeven.
De permanente weergave verdwijnt nadat het
contract wordt afgezet of als er niet aan de
voorwaarden wordt voldaan.
Werking
De functie kan worden geactiveerd/
gedeactiveerd in het menu Rijden/
Auto van het touchscreen.
Als aan alle werkingsvoorwaarden
is voldaan, gaat dit lampje groen
branden: de weergave op het
instrumentenpaneel (indien de
modus "Night Vision" is geselecteerd)
en de activering van waarschuwingen
zijn beschikbaar.
Als aan bepaalde werkingsvoorwaarden
(snelheid of temperatuur) niet wordt
voldaan, gaat het lampje oranje
branden: alleen de weergave op het
instrumentenpaneel is beschikbaar
(in
de modus "Night Vision").
Zolang het omgevingslicht te sterk is of
het dimlicht niet is ingeschakeld, zijn de
waarschuwingen niet beschikbaar.
Het camerabeeld wordt in grijstinten op het
instrumentenpaneel weergegeven, waarbij
warme objecten lichter zijn dan koude objecten.
Wanneer voetgangers of dieren worden
gedetecteerd, worden ze in een geel kader
weergegeven.
Wanneer het systeem de kans op
een aanrijding met een voetganger
of een dier detecteert, geeft
het een waarschuwing: op het
instrumentenpaneel wordt een van
deze symbolen weergegeven. Het
betreffende silhouet wordt rood
omkaderd.
Als de modus "Night Vision" niet is geselecteerd,
verschijnt de waarschuwing in een pop-upvenster.
In het geval van een waarschuwing kan
de bestuurder direct ingrijpen via een
uitwijkmanoeuvre of door te remmen.
Werkingslimieten
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
a
ls het zicht slecht is (bij sneeuwval, zware
regenval of dichte mist),
-
a
ls de camera wordt bedekt door sneeuw,
modder of stof,
-
a
ls de camera bekrast is door het
herhaaldelijk wassen van de auto in een
wasstraat met roterende borstels,
-
b
ij een zeer hoge buitentemperatuur,
-
a
an de top of de voet van een steile helling.
-
o
p zeer bochtige wegen,
-
i
n een bocht,
-
n
a een aanrijding, waardoor de instellingen
van de camera verstoord zijn of de camera
beschadigd is.
-
a
ls de grille opnieuw gespoten is, maar
niet door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
4
Verlichting en zicht
Page 96 of 320

94
Onderhoudstips
De infraroodcamera beschikt over een
sproeierkop die is aangesloten op het
ruitensproeiersysteem vóór van de auto.
Deze sproeierkop werkt bij elk 5e gebruik van
de ruitensproeiers.
Controleer regelmatig of de camera schoon is.
Zorg er bij slecht of winters weer voor dat de
camera niet bedekt raakt met modder, ijs of
sneeuw.
Storing
Als het oranje verklikkerlampje brandt
in combinatie met de weergave
van een melding terwijl aan alle
werkingsvoorwaarden is voldaan, is er
sprake van een storing in het systeem.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Ruitenwisserschakelaar
Instellen
U kunt de automatische werking van de
ruitenwissers vóór instellen.
Bij de SW kunt u ook het automatisch
inschakelen van de ruitenwisser achter bij het
inschakelen van de achteruitversnelling instellen.Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen en
-bladen en van de voorruitrand alvorens
de ruitenwissers in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Ruitenwissers vóór
Na het afzetten van het contact kunnen de
ruitenwissers nog een kleine beweging maken
waarmee ze onder de motorkap worden opgeborgen.
Elke keer dat het contact langer dan
één minuut is afgezet, moet u de
functie opnieuw inschakelen door de
ruitenwisserschakelaar te bedienen,
ongeacht de voorgaande stand hiervan.
Automatisch (wissnelheid
aangepast aan de intensiteit
van
de regen).
Selecteren van de wissnelheid: zet de hendel in
de gewenste stand.
Eén keer wissen
F Trek de hendel kort naar u toe.
Ruitensproeiers voorruit
F Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken. Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Uit.
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Verlichting en zicht